Overslaan en naar de inhoud gaan

HR 210423 voorwaarden waaronder gerechten verplicht zijn om anderen dan partijen informatie te verstrekken over civiele procedures

HR 210423 voorwaarden waaronder gerechten verplicht zijn om anderen dan partijen informatie te verstrekken over civiele procedures

g. de toepassing van het voorafgaande op deze zaak

3.8.1
Dit cassatieberoep heeft betrekking op de vraag welke informatie een gerecht desgevraagd aan derden moet verschaffen indien een informatieverzoek betrekking heeft op alle procedures waarin een bij naam genoemde natuurlijke persoon (A) partij is of was. Uit het bovenstaande volgt dat het antwoord op die vraag naar huidig recht vierledig is:
a. het gerecht dient opgave te doen van de aanhangige procedures – met uitzondering van de hiervoor in 3.6.8 bedoelde procedures – waarbij A partij is, tenzij zwaarwegende belangen als bedoeld in art. 15 lid 3 BODG zich daartegen verzetten;
b. indien A partij is in een procedure waarin een openbare zitting is bepaald, dient het gerecht aan de derde informatie te verschaffen die de derde in de gelegenheid stelt de openbare zitting bij te wonen, tenzij zwaarwegende belangen als bedoeld in art. 15 lid 3 BODG zich daartegen verzetten;
c. indien in een procedure waarin A partij is of was, een of meer uitspraken zijn gedaan, dient het gerecht, binnen de grenzen van art. 29 Rv, aan de derde afschrift daarvan te verstrekken;
d. het gerecht is niet gehouden aan de derde overige informatie te verschaffen, waaronder informatie over niet meer aanhangige procedures waarin A partij was.

3.8.2
De voorzieningenrechter heeft het verzoek de griffier te gelasten afschriften te verstrekken van alle uitspraken waarbij A partij is, toegewezen en daartegen richt de vordering tot cassatie in belang der wet zich niet. De afwijzing van het verzoek de griffier te gelasten alsnog opgave te doen van alle procedures waarin A partij is, strookt niet met het bovenstaande. In zoverre slaagt het cassatieberoep.ECLI:NL:HR:2023:658