PPS-Bulletin 2022-1 R. Meelker; De Waarheid
- Meer over dit onderwerp:
PPS-Bulletin 2022-1 R. Meelker; De Waarheid
In zijn algemeenheid kan gesteld worden dat de waarheid een groot goed is, dat bescherming verdient en ondersteuning, aangezien dat in ieders belang is. In het recht is dat op diverse plaatsen erkend. Zo zijn in het Wetboek van Strafrecht meerdere bepalingen opgenomen die tot doel hebben waarheidsschendingen tegen te gaan.
Verzekeraars hebben de ervaring dat sommigen de waarheid wat minder hoog in hun vaandel hebben staan bij het sluiten van een verzekering of erna,
om een uitkering of voorzieningen te krijgen op grond van de verzekering. De wetgever heeft onderkend dat het van belang is hiertegen een dam op te
kunnen werpen. Dat is voor de aanvraagfase van de verzekering gebeurd in art. 7:928 BW. Hierin is de mededelingsplicht van de aspirant-verzekeringnemer opgenomen. Artikel 7:930 BW vermeldt de sancties op schending van de mededelingsplicht in deze fase. Is er een verzekering afgesloten en verwezenlijkt zich het risico waarvoor de verzekering beoogt dekking te bieden, dan is artikel 7:941 BW bepalend. Artikel 7:941 lid 2 BW luidt:
“De verzekeringnemer en de tot uitkering gerechtigde zijn verplicht binnen redelijke termijn de verzekeraar alle inlichtingen en bescheiden te
verschaffen welke voor deze van belang zijn om zijn uitkeringsplicht te beoordelen.”
In artikel 7:942 lid 5 BW is de straf op schending van deze mededelingsplicht opgenomen voor het geval de waarheid geweld wordt aangedaan. Lid 5 luidt:
“Het recht op uitkering vervalt indien de verzekeringnemer of de tot uitkering gerechtigde een verplichting als bedoeld in de leden 1 en 2 niet is nagekomen met het opzet de verzekeraar te misleiden, behoudens voor zover deze misleiding het verval van het recht op uitkering niet rechtvaardigt.” PPS-Bulletin 2022-1