Overslaan en naar de inhoud gaan

RBAMS 120820 geen gebondenheid aan uitspraak Geschillencommissie Gehandicaptenzorg; bindend advies niet overeengekomen

RBAMS 120820 geen gebondenheid aan uitspraak Geschillencommissie Gehandicaptenzorg; bindend advies niet overeengekomen

Ontvankelijkheid

2.2.
In het tussenvonnis is [bewindvoerder] in de gelegenheid gesteld te reageren op het niet-ontvankelijkheidsverweer van Cordaan.

2.3.
[bewindvoerder] heeft in november 2019 een klacht tegen Cordaan ingediend bij de Geschillencommissie Gehandicaptenzorg (hierna: de Geschillencommissie). Hij heeft daartoe tweemaal, op 27 en op 29 november 2019, een vragenformulier ingediend. Op 28 januari 2020 heeft [bewindvoerder] aan de Geschillencommissie bericht de klacht in te trekken. Daarop heeft Cordaan op 10 februari 2020 aan de Geschillencommissie kenbaar gemaakt dat zij niet instemt met de intrekking. Op 26 maart 2020 heeft de Geschillencommissie aan partijen laten weten dat de behandeling van het geschil wordt afgedaan zonder mondelinge behandeling. De Geschillencommissie heeft op 2 juni 2020 een beslissing (‘tussenadvies’) genomen. Hierin overweegt de Geschillencommissie onder meer dat niet kan worden uitgegaan van de instemming van de gemachtigde ( [bewindvoerder] ) met een behandeling van de zaak buiten aanwezigheid van partijen. De gemachtigde wordt in de gelegenheid gesteld om zich binnen vier weken na de verzending van het tussenadvies uit te laten over het aanvullend verweerschrift en mee te delen of hij alsnog een mondelinge behandeling van het geschil wenst. Indien de Geschillencommissie geen bericht ontvangt binnen genoemde termijn, zal op grond van de stukken een beslissing worden genomen.

2.4.
[bewindvoerder] heeft aldus aan de Geschillencommissie kenbaar gemaakt het geschil te willen intrekken en Cordaan is daarmee niet akkoord gegaan. In artikel 16 van het Reglement Geschillencommissie Gehandicaptenzorg (hierna: het Reglement) staat dat een geschil niet verder wordt behandeld indien de cliënt het geschil intrekt met instemming van de zorgaanbieder. Volgens Cordaan is bij gebreke van haar instemming het geschil niet ingetrokken en is de Geschillencommissie bevoegd daarover te oordelen. De Geschillencommissie heeft in het tussenadvies ook in die zin geoordeeld.

2.5.
Een beslissing van de Geschillencommissie is te kwalificeren als een bindend advies. Indien partijen overeenkomen hun geschil te laten beslechten door een Geschillencommissie, wordt daarmee in beginsel de weg naar de civiele rechter afgesneden. Als een geschil in dat geval evenwel aanhangig wordt gemaakt bij de civiele rechter, wordt de eisende partij niet-ontvankelijk verklaard.

[bewindvoerder] en Cordaan hebben niet expliciet met elkaar afgesproken bindend advies te vragen aan de Geschillencommissie. Van belang is of de wil van [bewindvoerder] erop was gericht de klachten voor te leggen aan de Geschillencommissie, met uitsluiting van de civiele rechter, en in dat verband of [bewindvoerder] heeft ingestemd met het Reglement waarin staat dat de Geschillencommissie een bindend advies geeft en intrekking enkel effect heeft als de zorgaanbieder daarmee instemt. Daarvan is in dit geval niet gebleken. Op de vragenformulieren die [bewindvoerder] heeft ingevuld, staat een verwijzing naar het Reglement (‘U kunt het Reglement van de Geschillencommissie terugvinden op onze website’). Daarop staat niet dat het Reglement (en aldus ook artikel 16) van toepassing is of dat bij indiening van het vragenformulier de indiener met de toepasselijkheid daarvan akkoord gaat. Andere feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat [bewindvoerder] het geschil exclusief aan de Geschillencommissie heeft willen voorleggen, zijn gesteld noch gebleken. Dat betekent dat de weg naar de civiele rechter niet is afgesneden en [bewindvoerder] ontvankelijk is in zijn vorderingen.

2.6.
Het verweer van Cordaan dat de Geschillencommissie bij uitstek geschikt is om in de onderhavige kwesties te oordelen, kan daaraan niet afdoen. De rechtbank wil partijen wel meegeven dat het haar zinvol voorkomt dat de Geschillencommissie, in het bijzonder vanwege haar specialisme, oordeelt over het geschil van partijen. Ook geeft de rechtbank partijen, mede gezien de belangen van [betrokkene] , in overweging om in de hoofdzaak een gespecialiseerd mediator in te schakelen om te onderzoeken of partijen in der minne tot een oplossing van het geschil kunnen komen. De rechtbank gaat verder ervan uit dat partijen deze beslissing onder de aandacht brengen van de Geschillencommissie.

Voorlopige voorzieningen

2.7.
[bewindvoerder] vordert, samengevat, dat de rechtbank voor de duur van het geding voorlopige voorzieningen treft en Cordaan veroordeelt:
- om aan [bewindvoerder] binnen acht dagen een afschrift van het zorgdossier, waaronder het medisch dossier en het dossier ten aanzien van tandheelkundige zorg, te verstrekken;
- om met [bewindvoerder] binnen acht dagen een afspraak te maken binnen één maand nadien en voorts elke zes maanden voor de evaluatie van het zorgplan en in ieder geval ter gelegenheid van de eerste maal met betrekking tot het al dan niet stoppen met roken door [betrokkene] daarbij te betrekken het advies van een longarts (artikel 10 lid 3 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten) en voor wat betreft de eetstoornis een psychiater en
- om jegens [bewindvoerder] artikel 10 lid 3 van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg na te komen door de daarin bedoelde mededeling voor zover mogelijk telefonisch, maar in ieder geval ook per e-mail te doen,

alles op straffe van verbeurte van een dwangsom.

2.8.
[bewindvoerder] stelt dezelfde vorderingen ook in de hoofdzaak in.

2.9.
Als minimumvereisten voor de toewijzing van een voorziening voor de duur van het geding geldt volgens artikel 223 Rv dat de hoofdvordering aanhangig is en dat de gevorderde voorlopige voorziening samenhangt met de hoofdvordering. Niet in geschil is dat aan deze vereisten is voldaan.

2.10.
Verder geldt dat het algemene vereiste dat men belang moet hebben bij een vordering, gevoegd bij de beperkte werkingsduur van de voorziening op de voet van artikel 223 Rv, tot het vereiste leidt dat van degene die de voorziening vraagt niet kan worden gevergd dat hij de afloop van de bodemzaak afwacht. Met andere woorden: er moet sprake zijn van een zekere mate van spoedeisendheid. Daarvan kan bijvoorbeeld sprake zijn als een deel van de hoofdvordering krachtens een eindbeslissing reeds toewijsbaar is. Indien aan de minimumvereisten en het vereiste van voldoende spoedeisendheid in voormelde zin is voldaan, dient de rechter vervolgens de belangen af te wegen tegen de achtergrond van de te verwachten resterende duur van de hoofdzaak en van de proceskansen daarin.

2.11.
[bewindvoerder] stelt dat Cordaan tekortschiet in de nakoming van de zorgverleningsovereenkomst tussen [betrokkene] en Cordaan dan wel onrechtmatig handelt. Dit leidt ertoe dat de gezondheid van [betrokkene] ernstig wordt bedreigd, althans dat [bewindvoerder] niet kan vaststellen of aan haar adequate zorg wordt verleend. [bewindvoerder] heeft belang bij de voorlopige voorzieningen die hem ertoe in staat stellen zijn taken als mentor naar behoren uit te voeren, aldus [bewindvoerder] .

Cordaan betwist dat (zij in) de zorgverlening aan [betrokkene] tekortschiet. [betrokkene] heeft zich verzet tegen de afgifte van haar medisch dossier aan [bewindvoerder] . Cordaan heeft (meermaals) aan [bewindvoerder] aangeboden in gesprek te treden (met de behandelend arts en Ilana [bewindvoerder] ) teneinde te bekijken in hoeverre [bewindvoerder] het medisch dossier kan inzien. Daarop is [bewindvoerder] niet ingegaan. Verder is aan [bewindvoerder] het zorgplan verstrekt en wordt wat betreft het roken en de eetstoornis reeds een deugdelijk behandelplan uitgevoerd, zodat [bewindvoerder] geen belang heeft bij de vordering onder b, en heeft [bewindvoerder] , aldus Cordaan met betrekking tot de vordering onder c, niet aangetoond dat Cordaan haar verplichtingen uit hoofde van artikel 10 lid 3 van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg niet nakomt.

2.12.
Naar het oordeel van de rechtbank bestaat, gezien het gemotiveerde verweer van Cordaan, veel onduidelijkheid over de vraag of Cordaan tekortschiet in haar (zorg)verplichtingen jegens [betrokkene] en/of haar mentor en daarmee of [bewindvoerder] een gerechtvaardigd belang heeft bij de voorzieningen. Met zijn incidentele vordering wenst [bewindvoerder] in feite een eindbeslissing over (een deel van) zijn vorderingen in de hoofdzaak. Deze vordering kan slechts worden toegewezen indien met voldoende zekerheid vaststaat dat deze ook in de hoofdzaak toewijsbaar is. Dat kan de rechtbank nu op basis van het beperkt gevoerde debat niet vaststellen, noch kan dat op eenvoudige wijze worden vastgesteld. De gevorderde voorlopige voorzieningen worden daarom niet toegewezen.

Proceskosten

2.13.
[bewindvoerder] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Een vordering tot veroordeling in de werkelijk gemaakte proceskosten is slechts toewijsbaar indien de aangesproken partij misbruik van procesrecht maakt of onrechtmatig handelt door een procedure aan te spannen. Daarvan is pas sprake als de vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Dit is het geval indien de eiser zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. Dat geval doet zich niet voor. Volgens Cordaan is in de gegeven omstandigheden aanleiding tot veroordeling van [bewindvoerder] in de werkelijk gemaakte proceskosten, omdat hij procedeert zonder toestemming van de kantonrechter en reeds een procedure aanhangig heeft gemaakt bij de Geschillencommissie. Zoals uit het voorgaande en uit het tussenvonnis (r.o. 5.1) volgt, slagen die verweren niet. [bewindvoerder] zal daarom niet worden veroordeeld in de werkelijke proceskosten van Cordaan. De kosten in het incident worden begroot aan de hand van het liquidatietarief. Voor de antwoordakte van Cordaan worden geen proceskosten toegekend. ECLI:NL:RBAMS:2020:4218