RBGEL 180919 whiplash; tegenverzoek tzv neuropsycholgisch onderzoek tijdig nu het 7 dagen voor de zitting door de rechtbank is ontvangen
- Meer over dit onderwerp:
RBGEL 180919 whiplash, plausibiliteitstoets; Juridisch causaal verband; voorschot wegens studievertraging.
- rol regelend 1e verzekeraar en 2e verzekeraar bij twee opeenvolgende ongevallen
- tegenverzoek tzv neuropsycholgisch onderzoek tijdig nu het 7 dagen voor de zitting door de rechtbank is ontvangen
- stelling dat de studievertraging pas kan worden gerekend vanaf moment dat studie zou zijn afgerond gaat niet op
- BGK gevorderd € 23.389,13, waarvan € 13.214,40 betaald, aanvullend voorschot van € 7.000,00 toegewezen
- 15 uur voor verzoekschrift bovenmatig, 10 uur redelijk; correspondentie en overleg 1 uur; overige 8 uren redelijk, totaal 19 x € 210,00 x 121% = € 4827,90
3.5.
ASR heeft als zelfstandig verzoek de rechtbank verzocht vast te stellen dat aanleiding bestaat voor het laten verrichten van een neuropsychologisch onderzoek met validiteitstesten. ASR onderbouwt haar verzoek met de stelling dat behandelaar [naam 1] een neuropsychologisch onderzoek heeft geopperd en dat haar medisch adviseur dit vervolgens heeft geadviseerd.
3.6.
[verzoekster] verweert zich tegen dit verzoek. Zij stelt dat het verzoek niet in behandeling moet worden genomen, omdat het, in strijd met de voorschriften van de rechtbank, korter dan twee weken voorafgaand aan de mondelinge behandeling, is ingediend en niet voldoende verwant is met het verzoekschrift. Inhoudelijk betwist [verzoekster] dat [naam 1] een neuropsychologisch onderzoek heeft geadviseerd. Daarnaast stelt [verzoekster] dat ASR haar nooit heeft gevraagd of zij bereid is mee te werken aan een dergelijk onderzoek, zodat dit verzoek niet thuishoort in deze procedure.
4 De beoordeling
4.1.
Artikel 1019w Rv biedt de persoon die een ander aansprakelijk houdt voor zijn letselschade, de mogelijkheid, ook voordat de zaak ten principale aanhangig is, de rechter te verzoeken te beslissen over een geschil omtrent, of in verband met, een deel van hetgeen ter zake tussen hen rechtens geldt en waarvan de beëindiging kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst over de vordering in de hoofdzaak. Het verzoek leent zich voor beoordeling in deelgeschil, hetgeen tussen partijen ook niet in geschil is.
4.2.
Over het tegenverzoek overweegt de rechtbank dat dit als onderdeel van het verweerschrift aan de rechtbank en gelijktijdig, in afschrift, aan [verzoekster] is verzonden. Het is 8 mei 2019, een week voor de zitting, bij de rechtbank binnengekomen. Niet gesteld is dat dit pas later door [verzoekster] is ontvangen. [verzoekster] heeft daarmee voldoende tijd gehad om daarvan kennis te nemen en zich daartegen te verweren en heeft dat bij gelegenheid van de mondelinge behandeling ook gedaan. Anders dan [verzoekster] stelt is geen sprake van handelen is strijd met een procesreglement van de rechtbank. Voorts begrijpt de rechtbank dat het tegenverzoek is gedaan met het oog op de beoordeling van de klachten van [verzoekster] , de beeldvorming van ASR en het verdere beleid ten aanzien van het vergoeden van de schade als gevolg van de ongevallen. Het heeft daarmee een zodanige samenhang met het deelgeschilverzoek van [verzoekster] dat het in de zin van artikel 282 Rv hetzelfde onderwerp betreft. Het tegenverzoek is daarmee ontvankelijk. In verband met de samenhang zal de rechtbank het verzoek en het tegenverzoek hierna gezamenlijk bespreken.