RBLIM 090621 Verwijzing van kanton naar rb. vordering van onbepaalde waarde
- Meer over dit onderwerp:
RBLIM 090621 Verwijzing van kanton naar rb. vordering van onbepaalde waarde
2
De beoordeling in beide incidenten
2.1.
[eiseres in hoofdzaak, verweerster in beide incidenten] is een procedure gestart (de hoofdzaak) tegen [gedaagde in hoofdzaak, eiseres in het incident sub 1] en Tandartspraktijk Mheer omdat zij – kort gezegd – [gedaagde in hoofdzaak, eiseres in het incident sub 1] en/of Tandartspraktijk Mheer verwijt toerekenbaar tekort geschoten te zijn in de nakoming van de geneeskundige behandelingsovereenkomst. [eiseres in hoofdzaak, verweerster in beide incidenten] heeft tevens opgemerkt dat het een vordering van onbepaalde waarde betreft.
2.2.
[gedaagde in hoofdzaak, eiseres in het incident sub 1] en Tandartspraktijk Mheer hebben in de hoofdzaak allebei een incident opgeworpen. Zij vorderen ieder afzonderlijk dat de kantonrechter zich onbevoegd verklaart om van de hoofdzaak kennis te nemen. De kantonrechter begrijpt uit hun verweer dat zij van mening zijn dat de kantonrechter niet bevoegd is, nu het een vordering van onbepaalde waarde betreft en dat er ook verder niet is gebleken van een grondslag die kan leiden tot bevoegdheid van de sector kanton.
2.3.
Zaken betreffende vorderingen van onbepaalde waarde worden enkel door de kantonrechter behandeld en beslist indien duidelijke aanwijzingen bestaan dat de vordering geen hogere waarde vertegenwoordigt dan € 25.000,00. Dat is naar het oordeel van de kantonrechter niet het geval. [eiseres in hoofdzaak, verweerster in beide incidenten] stelt in haar dagvaarding dat de kantonrechter op grond van art. 93 c Rv bevoegd is van de zaak kennis te nemen. De kantonrechter is van oordeel dat onderhavige zaak niet kwalificeert als een ‘aardvordering’, die door de kantonrechter wordt behandeld, ongeacht het beloop of de waarde van de vordering, dit is ook niet nader door [eiseres in hoofdzaak, verweerster in beide incidenten] gemotiveerd.
2.4.
De kantonrechter zal dan ook de zaak in de staat en stand waarin deze zich bevindt verwijzen naar de kamer voor andere zaken dan kantonzaken van de Rechtbank Limburg, locatie Maastricht.
2.5.
Wijst partijen erop dat zij in het vervolg van de procedure alleen bij advocaat kunnen procederen.
2.6.
De kantonrechter zal de beslissing omtrent de kosten van het incident aanhouden, totdat in de hoofdzaak zal worden beslist.
3
De beslissing
De kantonrechter
in beide incidenten
3.1.
verklaart zich onbevoegd van de vordering in de hoofdzaak kennis te nemen,
3.2.
houdt de beslissing omtrent de kosten van het incident aan,
in de hoofdzaak
3.3.
verwijst de zaak in de stand waarin zij zich bevindt naar de civiele rolzitting van de kamer voor andere zaken dan kantonzaken in de Rechtbank Limburg, locatie Maastricht van woensdag 23 juni 2021 om 10.00 uur voor stellen advocaat,
3.4.
wijst [eiseres in hoofdzaak, verweerster in beide incidenten] erop dat na verwijzing een verhoogd griffierecht verschuldigd is, dat deze verhoging kan worden afgeleid uit de meest recente griffierechttabellen op www.rechtspraak.nl en dat deze verhoging binnen 4 weken na voormelde roldatum moet zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank dan wel ter griffie zijn gestort,
3.5.
wijst [gedaagde in hoofdzaak, eiseres in het incident sub 1] en Tandartspraktijk Mheer erop dat na verwijzing griffierecht verschuldigd is, dat dit griffierecht kan worden afgeleid uit de meest recente griffierechttabellen op www.rechtspraak.nl en dat het griffierecht binnen 4 weken na voormelde roldatum moet zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank dan wel ter griffie zijn gestort. ECLI:NL:RBLIM:2021:4685