Overslaan en naar de inhoud gaan

RBROT 180919 heupprotheses; benoeming van verschillende deskundigen om te rapporteren over het zogenaamde ontwikkelingsrisico

RBROT 180919 heupprotheses; benoeming van verschillende deskundigen om te rapporteren over het zogenaamde ontwikkelingsrisico;
- rb ziet in het gevoerd (bevrijdend) verweer aanleiding te bepalen dat verweerder het voorschot dient te deponeren

De verdere beoordeling

2.1.
Omdat het hier twee clusters zaken betreft, waarin niet alleen de procespartijen verschillend zijn maar ook (deels) andere geschilpunten aan de orde zijn heeft de rechtbank tot dusver separate vonnissen gewezen. Omdat de vragen die de rechtbank nu wil voorleggen aan de deskundigen (zie r.o. 2.26 e.v.) voor de beslissingen in beide clusters op gelijke wijze van belang zijn, acht de rechtbank het uit overwegingen van efficiënte en behoorlijke rechtspleging, mede om nodeloze complicaties te voorkomen, aangewezen om thans in beide clusters dit vonnis te wijzen.

2.2.
Deze zaken gaan - zeer kort samengevat - over het volgende. Bij ieder van eisers zijn Metal-on-Metalheupprotheses (hierna: MoM-heupprotheses) geplaatst die zijn geproduceerd en/of in het verkeer gebracht door Biomet. Eisers hebben Biomet aansprakelijk gesteld op grond van productaansprakelijkheid. Daartoe stellen zij, voor zover thans nog relevant, dat door frictie tussen de onderdelen van de MoM-heupprothese deeltjes (chroom en) kobalt vrijkomen die in de bloedbaan en in de weefsels terecht komen en aldus voor gezondheidsklachten zorgen. In het eerder in elk van beide clusters gewezen tussenvonnis zijn het operatiemoment en het type van de geplaatste prothese per eiser besproken.

2.3.
De rechtbank had partijen in het tussenvonnis uitgenodigd om, voor zover beschikbaar, in het geding te brengen de (concept)rapportage uit te brengen in een procedure die in Den Bosch wordt gevoerd tot het inwinnen van een voorlopig deskundigenbericht.

De rechtbank constateert dat eisers – onbetwist – hebben gesteld dat de in Den Bosch gevoerde procedure inmiddels is ingetrokken zonder dat een (concept)rapport is uitgebracht.

Dit aspect behoeft dus geen verdere bespreking.

2.4.
Eisers hebben aangevoerd dat Biomet in haar akte uitlating na tussenvonnis, door een juridische reactie te geven op enkele overwegingen in het tussenvonnis, buiten het kader van de bedoeling en de instructies van de rechtbank is getreden en de akte daarom als een (verkapte) conclusie dient te worden aangemerkt die aanstonds had moeten worden geweigerd. In de visie van eisers is sprake van misbruik van procesrecht.

2.5.
De rechtbank verwerpt dit bezwaar. Eisers zijn in de gelegenheid gesteld bij antwoordakte te reageren op (het juridische betoog in) de akte van Biomet. Nu de akte van Biomet niet was geweigerd, dienden eisers ervan uit te gaan dat de rechtbank deze in haar geheel accepteerde. De rechtbank acht in dit stadium, mede gelet op de hierna volgende overwegingen en beslissingen, geen reden aanwezig om de akte van Biomet (alsnog) te weigeren, noch om eisers in de gelegenheid te stellen om zich nog nader uit te laten.

2.6.
Partijen zijn in de gelegenheid gesteld bij akte schriftelijke bewijsstukken in het geding te brengen en zich uit te laten over de wenselijkheid van het horen van getuigen en over de modaliteiten van door de rechtbank in te winnen deskundigenberichten.

2.7.
Biomet heeft erop gewezen, in aanvulling op en ter verbetering van hetgeen onder r.o. 2.12 van het tussenvonnis in cluster I en onder r.o. 2.12 van het tussenvonnis in cluster II over de recall van de ASR door DePuy (in het tussenvonnis in beide zaken abusievelijk gespeld als DuPuy ) is overwogen, dat in mei 2010 een "Safety Alert" is afgegeven door DePuy , waarin ziekenhuizen werden geïnformeerd over een hoger revisiepercentage dan verwacht en werden geadviseerd om een patiënten-follow-up-programma te introduceren. In augustus 2010 is er een tweede "Safety Alert" door DePuy afgegeven waarin de ASR van de markt is gehaald.

2.8.
Biomet heeft erop gewezen, in aanvulling en verbetering van hetgeen onder r.o. 2.51 en 2.55 van het tussenvonnis (feiten voor [eiseres 8] ), in cluster II is overwogen, dat in r.o. 2.51 een cijfer in het LOT nummer van de Taper Adaptor ontbreekt. Het volledige LOT nummer is [LOT-nummer 1] . In r.o. 2.55 zijn de data van de metingen van de metaalwaarden omgewisseld. Op 7 februari 2011 is een chroomwaarde van "<10" gemeten en een kobaltwaarde van "250". Op 19 september 2011 is een chroomwaarde van "27" gemeten en een kobaltwaarde van "52".

2.9.
Biomet heeft erop gewezen, in aanvulling op en verbetering van hetgeen onder r.o. 2.75 van het tussenvonnis in cluster II is overwogen (feiten voor [eiseres 10] ) dat de kolom 'kobalt" ontbreekt. In het medisch advies van dr. Delport (productie B1 bij conclusie van antwoord t.a.v. [eiseres 10] ) is het navolgende overzicht opgenomen:

2.10.
Biomet heeft erop gewezen, in aanvulling en verbetering van hetgeen onder r.o. 2.79 van het tussenvonnis in cluster II is overwogen (feiten voor [eiseres 12] ), dat de productie- en leveringsdata van de kom en steel die links bij [eiseres 12] zijn geplaatst door de rechtbank weliswaar juist zijn overgenomen uit de conclusie van antwoord t.a.v. [eiseres 12] , maar Biomet daar abusievelijk een onjuist LOT en REF nummer heeft opgenomen voor de links bij [eiseres 12] geplaatste steel en kom. De correcte productdetailgegevens die op de productstickers staan vermeld luiden:
- ReCap Magnum shell: REF [REF-nummer 1] en LOT [LOT-nummer 2] ;
- Bi-Metric Steel: REF [REF-nummer 2] LOT [LOT-nummer 3] .

2.11.
Eisers hebben de juistheid van deze opmerkingen (r.o. 2.7 - 2.10) niet betwist. De rechtbank neemt deze opmerkingen over en het tussenvonnis in beide clusters wordt dienovereenkomstig verbeterd gelezen.

2.12.
Verder zijn partijen in hun aktes nader ingegaan op het normaal gebruik van de protheses. Deze stellingen en verweren en ook andere aspecten van het debat dan het hierna te bespreken deskundigenbericht zullen zo nodig in een later stadium nader worden behandeld.

Deskundigenbericht

2.13.
In het tussenvonnis in beide zaken heeft de rechtbank bewijsopdrachten aangekondigd met betrekking tot de presentatie van het product (onder 4.20.1 voor cluster I respectievelijk 4.19.1 voor cluster II), de voorlichting/informatieverschaffing door Biomet (onder 4.20.3 respectievelijk 4.19.3) en het state-of -the-art-verweer (onder 4.21 respectievelijk 4.20), waarmee de rechtbank doelt op het ontwikkelingsrisico-verweer van art. 6:185, lid 1 onder e BW.

2.14.
De rechtbank is inmiddels, mede gelet op de complexiteit van de problematiek, de loop van het debat (waaronder het debat aangaande de aan te zoeken deskundigen en wat daarmee samenhangt) en de omstandigheid dat parallelle procedures aanhangig zijn van oordeel dat het met het oog op een efficiënte rechtspleging niet wenselijk is dat partijen thans over en weer worden toegelaten tot alle aangekondigde bewijsverrichtingen, die deels ook inhouden het bevelen van deskundigenberichten. Dit oordeel berust op het volgende.

2.15.
Voor toewijzing van de vorderingen van eisers is noodzakelijk dat vast komt te staan dat zij schade hebben geleden, veroorzaakt door de gebrekkigheid van de bij hen geplaatste heupprotheses. In alle zaken heeft Biomet het verweer gevoerd dat, zelfs als de gestelde gebrekkigheid van de heupprotheses en de gestelde daardoor veroorzaakte schade vast komt te staan, het op grond van de stand van de wetenschappelijke en technische kennis op het tijdstip waarop zij het product in het verkeer bracht onmogelijk was het bestaan van het gebrek te ontdekken (het ontwikkelingsrisicoverweer als in 2.13 bedoeld).

2.16.
Een goede rechtspleging is ermee gebaat - gelet op de tijd die naar verwachting gemoeid zal zijn met de nadere bewijslevering door middel van het horen van getuigen (en het bijbrengen van stukken) en in het bijzonder de onderscheiden deskundigenonderzoeken en de te verwachten kosten van een en ander - dat eerst wordt onderzocht of dit algemene verweer kans van slagen heeft.

2.17.
Als dit verweer in zijn meest verstrekkende vorm opgaat (voor de gehele periode waarop de zaken in beide clusters zien) kan nader onderzoek geheel achterwege blijven, omdat de vorderingen van alle eisers dan in beginsel afgewezen moeten worden; indien dit verweer in een, wat de periode betreft, minder verstrekkende vorm opgaat, geldt dat voor de vorderingen van een aantal eisers.

2.18.
Ook als dat verweer niet opgaat kan de algemene deskundige voorlichting in het kader van de beoordeling van dit verweer van belang zijn voor de beoordeling van een deel van de overige geschilpunten in deze zaken. Immers, voor zover bij het in het verkeer brengen van het product gelet op de stand van de wetenschap wel bekendheid met bepaalde risico's bestond, bestaat de mogelijkheid dat op het toetsingsmoment die risico's - terecht - aanvaardbaar werden geacht wegens het ontbreken van kenbaar betere alternatieven, hetgeen tot de conclusie zou kunnen leiden, alle omstandigheden in aanmerking genomen, dat het product niet gebrekkig is in de zin van artikel 6:186 BW. De rechtbank zal met dat aspect in de te stellen vragen rekening houden.

2.19.
Voorts is de beoordeling van dit verweer van belang voor het verdere verloop van de procedure voor het gerechtshof Den Haag tussen [eiser 1] enerzijds en het Gemini Ziekenhuis en [naam arts] anderzijds (zie arrest van 13 februari 2018 onder r.o. 3.7 en 3.8), waarmee naar verwachting deze zaak in appel gevoegd zal worden behandeld. In die zaak is inmiddels bij arrest van 6 augustus 2019 iedere nadere beslissing aangehouden in afwachting van de beantwoording door het gerechtshof Arnhem op een vergelijkbaar punt gestelde prejudiciële vragen.

2.20.
Ten slotte is meegewogen dat het inwinnen van deskundigenberichten omtrent meer aspecten van het geschil grote problemen dreigt op te leveren, nu gebleken is dat slechts zeer weinig geschikte deskundigen voorhanden zijn die ook bereid zijn als deskundige in deze zaak op te treden. Wat betreft de biomechanische expertise komt daarbij dat te vrezen valt dat deze bijzonder kostbaar zal worden, tenzij deze zich kan beperken tot een literatuurstudie.

2.21.
De rechtbank zal daarom thans slechts een deskundigenonderzoek gelasten naar het onder 2.16 bedoelde onderwerp. Teneinde, tegen die achtergrond, zinvol onderzoek door deskundigen mogelijk te maken zal de rechtbank er in het kader van dit vonnis, met het oog op de te stellen vragen, van uitgaan dat het standpunt van eisers op belangrijke punten juist is. Daarmee wordt uiteraard niet vooruitgelopen op enige beslissing, nu een groot deel van de betreffende stellingen gemotiveerd is betwist.

2.22.
De deskundigen dienen er, ten behoeve van de beantwoording van de vragen, van uit te gaan dat de bij eisers geplaatste MoM-heupprotheses van Biomet bij normaal gebruik, als gevolg van wrijving en/of slijtage, leiden tot het vrijkomen van deeltjes en dat de vrijkomende deeltjes (chroom en) kobalt van de MoM-heupprothese in zodanige mate in de bloedbaan en/of de weefsels terecht komen dat zij gezondheidsklachten bij eisers veroorzaken.

De rechtbank zal de nader te noemen deskundigen benoemen om voorlichting te verschaffen omtrent de vraag of, en zo ja, vanaf welk moment, het ten tijde van het in het verkeer brengen op grond van de stand van de wetenschappelijke en technische kennis mogelijk was het bestaan van het gebrek te ontdekken. Onder "het gebrek" verstaat de rechtbank in dit verband dat dergelijke deeltjes in niet te verwaarlozen hoeveelheden vrij komen, in de bloedbaan/weefsels terecht komen en gezondheidsschade veroorzaken. De vraagstelling ziet tevens op verduidelijking op dit punt, onder handhaving van genoemde veronderstelde juistheid van de stellingen van eisers.

2.23.
Ten behoeve van de deskundigen licht de rechtbank het kader waarmee zij, zonder zich te hoeven verdiepen in de juridische details, rekening hebben te houden nader toe.

2.24.
Biomet c.s. is als fabrikant in principe, op basis van de wet, aansprakelijk voor de (gezondheids)schade die haar gebrekkige producten opleveren. Die aansprakelijkheid gaat ver, het is niet nodig dat Biomet c.s. schuld heeft of een verwijt treft. Die aansprakelijkheid is echter niet onbegrensd. Als Biomet c.s., gegeven de stand van de wetenschap en de techniek op het moment van het in het verkeer brengen van de MoM-protheses, niet kon weten dat de vrijkomende (chroom- en) kobaltdeeltjes tot gezondheidsschade zouden leiden is zij niet aansprakelijk. Het gaat er dan dus om wat in de wetenschap (neurologie, maar ook toxicologie, biomaterial engineering en andere relevante velden) aan kennis beschikbaar was, ook in het buitenland. Het is niet nodig dat Biomet c.s. die kennis op dat moment zelf ook had.

Dat moment van in het verkeer brengen verschilt van eiser tot eiser, maar ligt in elk geval tussen januari 2004 en december 2009.

2.25.
De rechtbank gaat er, gelet op het debat tot dusver, van uit dat Biomet wel wist (in elk geval kon weten) dat de wrijving tussen de samenstellende delen van de MoM-heupprothese zou kunnen leiden tot het vrijkomen van deeltjes. Onduidelijk is echter of, en zo ja vanaf wanneer men, in de wetenschappelijke wereld, tot het inzicht is gekomen dat dergelijke deeltjes in de bloedbaan en/of weefsels terecht komen. Onduidelijk is ook of, en zo ja sinds wanneer, in de wetenschappelijke wereld het inzicht is ontstaan dat dergelijke deeltjes een niet te verwaarlozen risico van gezondheidsschade (dat wil zeggen negatieve invloed op het menselijk lichaam en de gezondheid) kunnen hebben.

2.26.
De rechtbank heeft, om per eiser een verantwoorde beslissing te kunnen nemen, behoefte aan een zo gedetailleerd mogelijk beeld van de stand van wetenschap en techniek in de periode 2004-2009. Het moment waarop het hiervoor bedoelde inzicht (dat MoM-protheses wegens de vrijkomende deeltjes gezondheidsschade kunnen veroorzaken) in de opvatting van de deskundigen (op basis van het beschikbare wetenschappelijke materiaal) is ontstaan wil de rechtbank zo exact mogelijk weten, en ook waarom de deskundigen tot die visie komen. Te denken valt aan onderzoeksresultaten die bekend zijn gemaakt bij een lezing, een proefschrift of een congres. Als het zo is dat van een dergelijk inzicht volgens de deskundigen nog steeds geen sprake is wil de rechtbank dat ook toegelicht krijgen.

Van belang is daarbij ook in hoeverre de onderzoeksresultaten betrekking hebben op een techniek die gelijk is aan de door Biomet in de betreffende MoM-heupprotheses toegepaste techniek.

2.27.
Na het uitbrengen van het deskundigenbericht, en uitlating door partijen naar aanleiding daarvan, zal de rechtbank eerst beoordelen of het door Biomet gevoerde ontwikkelingsrisicoverweer (deels) opgaat. Van dit tussenvonnis zal naar alle waarschijnlijkheid de mogelijkheid van tussentijds hoger beroep worden opengesteld. Nadat is geoordeeld over het ontwikkelingsrisicoverweer zal, voor zover dan nog van belang, de overige aangekondigde bewijslevering aan de orde komen, evenals zo nodig de verdere thans onbesproken stellingen en verweren.

2.28.
Het komt de rechtbank geraden voor, zoals zij reeds bij eerder tussenvonnis heeft overwogen, dat een multidisciplinair panel van deskundigen, samengesteld uit een orthopedisch chirurg, een expert op het gebied van biomaterial science/engineering en een expert toxicologie/immunologie wordt benoemd.

2.29.
De rechtbank heeft dr. B.A. Swierstra, orthopedisch chirurg, dr. P. Bills, biomechanicus en prof. dr. M. van den Berg, toxicoloog aangezocht en bereid gevonden om in deze procedure als deskundigen op te treden. Ter terechtzitting van 19 juni 2019 hebben partijen aangegeven te kunnen instemmen met de benoeming van voornoemde personen.

2.30.
Partijen, in het bijzonder eisers, maken bezwaar tegen de hoogte van het door dr. Bills begrote voorschot van £ 100.000,00 inclusief BTW, gebaseerd op 250 te besteden uren tegen een uurloon van £ 400,00.

Partijen geven voorts aan het door deze deskundige begrote voorschot nauwkeuriger te kunnen beoordelen als duidelijk is welke vragen de rechtbank aan hem heeft voorgelegd. Eisers stellen voor om de aan de biomechanicus gerichte vragen door de orthopedisch chirurg en de toxicoloog te laten beantwoorden, al dan niet met inwinning van advies van derden, en dan te bezien of beantwoording van de aan biomechanicus gerichte vragen nog noodzakelijk is. Biomet heeft bezwaar tegen dit voorstel van eisers. Biomet acht het benoemen van een biomechanicus essentieel.

Inmiddels heeft de rechtbank dr. Bills verzocht om zijn kosten te begroten in geval hij louter een literatuurstudie behoeft te doen. Hij komt dan op £ 20.000,00- £ 32.000,00 (gebaseerd op 50 tot 80 te besteden uren). De rechtbank gaat ervanuit dat daarmee aan bedoelde bezwaren tegemoetgekomen is.

2.31.
De vragen zullen - behoudens enige vragen aan de orthopeed - niet worden toegespitst op een specifieke deskundige. De rechtbank verwacht dat de deskundigen elk, bij elke vraag, hun input leveren en zoveel mogelijk komen tot een gezamenlijke beantwoording, waarbij uiteraard de gezichtspunten van de diverse disciplines genoemd kunnen worden. De deskundigen zullen het onderzoek in die zin gezamenlijk verrichten en één deskundigenbericht uitbrengen.

2.32.
De te benoemen deskundigen hebben zich bereid verklaard als zodanig op te treden, desgevraagd te kennen gegeven geen binding met partijen te hebben en niet betrokken te zijn bij de tussen partijen in geschil zijnde problemen.

2.33.
De rechtbank heeft in het tussenvonnis vragen aan de deskundigen geformuleerd. Partijen hebben zich uitgelaten over de vraagstelling aan de deskundigen. Met inachtneming van de opmerkingen daarover van partijen en met de hiervoor genoemde nadere keuzes zullen aan deze deskundigen de in de beslissing weergegeven vragen worden voorgelegd. Biomet c.s. zal dit vonnis en de processtukken ten behoeve van dr. Bills in het Engels dienen te laten vertalen.

2.34.
Dr. Swierstra heeft het aan het onderzoek verbonden loon en de kostenvergoeding begroot op € 7.744 inclusief BTW, gebaseerd op 40 te besteden uren tegen een uurloon van € 160,00.

Prof. dr. Van den Berg heeft het aan het onderzoek verbonden loon en de kostenvergoeding begroot op € 4.646,40 inclusief BTW, gebaseerd op 24 te besteden uren tegen een uurloon van € 160,00.

2.35.
Partijen zijn in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de hoogte van het door die deskundigen begrote voorschot.

De door dr. Bills begrote kosten zijn hiervoor reeds genoemd. Nu de standpunten van partijen uit hun eerdere uitlatingen kenbaar zijn, acht de rechtbank het niet noodzakelijk hen nogmaals te raadplegen.

2.36.
De rechtbank ziet in de omstandigheid dat het onderzoek ziet op een door Biomet gevoerd (bevrijdend) verweer aanleiding om, in afwijking van de hoofdregel van artikel 195 Rv, te bepalen dat Biomet ter zake van dit loon en deze kostenvergoeding de door de deskundigen begrote bedragen als voorschot dient te deponeren.

2.37.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundigen. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht.

2.38.
Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundigen doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken.

2.39.
De rechtbank zal in afwachting van de uitkomst van het deskundigenonderzoek iedere verdere beslissing aanhouden.

De beslissing

De rechtbank

3.1.
beveelt een deskundigenonderzoek ter beantwoording van de volgende vragen:

1. Persoonlijke gegevens
( a) Waar bent u werkzaam? (indien u bij meerdere organisaties werkzaam bent gaarne alle noemen)
( b) Heeft u aan uw beroep gerelateerde nevenfuncties en zo ja, welke?
( c) Wat kwalificeert u voor het uitbrengen van een expertiserapport in de onderhavige zaak? (te noemen zijn met name opleiding en professionele ervaring, meer in het bijzonder op het gebied van het plaatsen van traditionele en/of MoM-heupprotheses, onderzoek naar wrijving, slijtage, loslating van chroom/kobaltdeeltjes, opname van chroom/kobalt in het bloed en de weefsels, gevolgen van die opname voor de gezondheid etc.)
( d) Heeft u in het verleden reeds als deskundige opgetreden en zo ja, hoe vaak en in wiens opdracht? (met "in wiens opdracht" wordt bedoeld: in opdracht van de eisende partij (met hoedanigheid, bijvoorbeeld: patiënt, fabrikant, ziekenhuis), van de aangesproken partij of van de rechter; het is niet nodig namen te noemen)

2. Wetenschappelijke opvattingen
( a) Bestaan er over het onderwerp van deze expertise wetenschappelijk uiteenlopende opvattingen?
Indien uw antwoord op vraag 2(a) bevestigend luidt:
( i) Kunt u in hoofdlijnen uiteenzetten in welk opzicht de meningen uiteenlopen (voor zover mogelijk met verwijzing naar - bij het rapport te voegen - literatuur)?
(ii) Welke is uw eigen opvatting?

Toelichting bij de volgende vragen
-Gevraagd wordt in de hierna volgende vragen naar de stand van de wetenschap en techniek. Daarmee wordt gedoeld op kennis uit de meest vooraanstaande en geavanceerde bronnen wereldwijd. Alle deskundigen wordt verzocht om eerst zelf elke vraag te beantwoorden, vanuit het eigen vakgebied om vervolgens, zo mogelijk, tot gezamenlijke beantwoording te komen. (zie ook 2.31)
-Wilt u de vragen beantwoorden uitgaande van een situatie zonder bijzonderheden, dat wil zeggen bij een patiënt zonder bijzondere persoonskenmerken of aandoeningen en een chirurgische plaatsing zonder bijzonderheden?
-bij vraag 3 en verder kunt u ervan uitgaan dat in ieder geval bekend was dat (chroom- en) kobaltdeeltjes dan wel –ionen in niet te verwaarlozen hoeveelheden konden vrijkomen.

3. Vrijkomen deeltjes- situatie in 2004
a. a) wat was in januari 2004 de stand van de wetenschap op het gebied van de kennis van het vrijkomen van (chroom- en) kobaltdeeltjes (en/of ionen) ten gevolge van wrijving en/of slijtage ten gevolge van het gebruik in MoM heupprotheses? Gaarne toelichten ten aanzien van hoeveelheid, omvang van de deeltjes etc.
b) maakte het, naar de stand van de wetenschap toen, verschil of de MoM-heupprothese was voorzien van een kleine dan wel een grote kop? Zo ja, in welk opzicht?
c) maakte het, naar de stand van de wetenschap toen, verschil of de MoM-heupprothese was voorzien van een (titanium) steel? Zo ja, in welk opzicht?
d) waren er, naar de stand van de wetenschap toen, afwijkende gegevens (ten opzichte van vergelijkbare protheses van andere fabrikanten) bekend van de door Biomet op de markt gebrachte MoM-heupprotheses? Zo ja, in welk opzicht?
e) Wat was bekend omtrent de aard van de tests (ten aanzien van kwaliteit, duurzaamheid etc.) die de producenten van de MoM-prothesen in het algemeen, en de bij eisers geplaatste typen MoM-heupprothesen in het bijzonder, ten aanzien van hun producten hebben uitgevoerd (of laten uitvoeren) voorafgaand aan de introductie daarvan op de markt? In hoeverre en vanaf welk moment waren de resultaten van deze tests bekend?
f) indien u van oordeel bent dat bepaalde bijzonderheden op het gebied van persoonskenmerken van de patiënt (zoals leeftijd, gewicht, medicijngebruik), de plaatsing door de chirurg en/of het gebruik van groot belang zijn voor de beantwoording van de vragen a tot en met d , wilt u dat dan nader, zo concreet mogelijk, toelichten?

4.Vrijkomen deeltjes- situatie in 2009
Wilt u de onder 3 a tot en met f vermelde vragen ook beantwoorden voor de situatie in december 2009?

5.Vrijkomen deeltjes- veranderde stand van de wetenschap tussen 2004 en 2009
a. Indien er verschillen zijn tussen de beantwoording van de vragen 3 a tot en met f en die van vraag 4, wilt u dan, zo nauwkeurig mogelijk, aangeven wanneer, hoe en eventueel waarom de verandering tot stand gekomen is? Graag specifieke publicaties, congressen etc. vermelden.

6. Gedrag deeltjes in het lichaam
a. a) wat was in januari 2004 de stand van de wetenschap op het gebied van de kennis van het gedrag van vrijgekomen kobaltdeeltjes (en/of ionen) als bedoeld in vraag 3 in het lichaam? Gaarne zo gedetailleerd mogelijk toelichten ten aanzien van verplaatsing van deeltjes, opname in de bloedbaan, neerslag in de weefsels etc.
b) wat was in januari 2004 de stand van de wetenschap op het gebied van de kennis van het gedrag van vrijgekomen chroomdeeltjes (en/of ionen) in het lichaam? Gaarne zo gedetailleerd mogelijk toelichten ten aanzien van verplaatsing van deeltjes, opname in de bloedbaan, neerslag in de weefsels etc.
c) maakte het, naar de stand van de wetenschap toen, verschil of in de heup ook een (titanium) steel was geplaatst? Zo ja, in welk opzicht?
d) waren er, naar de stand van de wetenschap toen, afwijkende gegevens bekend van de deeltjes afkomstig van door Biomet op de markt gebrachte MoM-heupprotheses? Zo ja, in welk opzicht?
e) indien u van oordeel bent dat bepaalde bijzonderheden op het gebied van persoonskenmerken van de patiënt (zoals leeftijd, gewicht, medicijngebruik), de plaatsing door de chirurg en/of het gebruik van groot belang zijn voor de beantwoording van de vragen a tot en met d , wilt u dat dan nader, zo concreet mogelijk, toelichten?

7.Gedrag deeltjes- situatie in 2009
Wilt u de onder 6 a tot en met e vermelde vragen ook beantwoorden voor de situatie in december 2009?

8.Gedrag deeltjes- veranderde stand van de wetenschap tussen 2004 en 2009
Indien er verschillen zijn tussen de beantwoording van de vragen 6 a tot en met e en die van de vraag 7, wilt u dan, zo nauwkeurig mogelijk, aangeven wanneer, hoe en eventueel waarom de verandering tot stand gekomen is? Graag specifieke publicaties, congressen etc. vermelden.

9.Gezondheidseffecten- situatie in 2004
a. wat was in januari 2004 de stand van de wetenschap op het gebied van de kennis van het effect op de gezondheid van vrijgekomen kobaltdeeltjes (en/of ionen) als bedoeld in vraag 3 en 6 in het lichaam? Gaarne zo gedetailleerd mogelijk toelichten ten aanzien van meetbare en/of waarneembare effecten, zoals pseudo-tumoren.
b. wat was in januari 2004 de stand van de wetenschap op het gebied van de kennis van het effect op de gezondheid van vrijgekomen chroomdeeltjes (en/of ionen) als bedoeld in vraag 3 en 6 in het lichaam? Gaarne zo gedetailleerd mogelijk toelichten ten aanzien van meetbare en/of waarneembare effecten, zoals pseudo-tumoren.
c) maakte het, naar de stand van de wetenschap toen, verschil of in de heup ook een (titanium) steel was geplaatst? Zo ja, in welk opzicht?
d) waren er, naar de stand van de wetenschap toen, afwijkende gegevens bekend van de deeltjes afkomstig van door Biomet op de markt gebrachte MoM-heupprotheses? Zo ja, in welk opzicht?
e) indien u van oordeel bent dat bepaalde bijzonderheden op het gebied van persoonskenmerken van de patiënt (zoals leeftijd, gewicht, medicijngebruik), de plaatsing door de chirurg en/of het gebruik van groot belang zijn voor de beantwoording van de vragen a tot en met d , wilt u dat dan nader, zo concreet mogelijk, toelichten?

10. Gezondheidseffecten- situatie in 2009
Wilt u de onder 9 a tot en met e vermelde vragen ook beantwoorden voor de situatie in december 2009?

11.Gezondheidseffecten- veranderde stand van de wetenschap tussen 2004 en 2009
Indien er verschillen zijn tussen de beantwoording van de vragen 9 a tot en met e en die van vraag 10, wilt u dan, zo nauwkeurig mogelijk, aangeven wanneer, hoe en eventueel waarom de verandering tot stand gekomen is? Graag specifieke publicaties, congressen etc. vermelden.

12. Specifiek voor de orthopedische deskundige:
( a) Bestond er in de periode januari 2004-december 2009 een protocol of anderszins overeenstemming binnen de orthopedische beroepsgroep omtrent het plaatsen van MoM-heupprotheses, van Biomet en/of haar concurrenten? Wat hielden die in?
( b) Wat zijn in het algemeen de gevolgen van een heupoperatie waarbij een MoM-heupprothese wordt geplaatst voor de gezondheid, wat betreft beweging, pijn, letsel, risico's en neveneffecten etc.? Waardoor worden die gevolgen veroorzaakt?
( c) Kunt u aangeven wanneer de MoM-prothese in het algemeen (met kleine respectievelijk grote kop), respectievelijk de bij eisers geplaatste MoM-typen heupprothesen, (in Nederland) zijn geïntroduceerd?
( d) In hoeverre verschilden de MoM-protheses van de heupprotheses die toen op de markt waren?
( e) Welke problemen of nadelen van de toentertijd (op de onder (c) genoemde momenten) bestaande heupprothesen zouden volgens de producenten opgelost worden met de MoM-heupprothese in het algemeen (met grote respectievelijk kleine kop) en met de bij eisers geplaatste typen MoM-heupprothesen in het bijzonder?
( f) Kunt u aangeven of, en zo ja, vanaf welk moment, het binnen de beroepsgroep van orthopedisch chirurgen (in Nederland) niet langer geaccepteerd is om een MoM-heupprothese te plaatsen? Kunt u aangeven hoe daarover door vakgenoten buiten Nederland wordt gedacht? In hoeverre en waarom worden bepaalde MoM-heupprothesen nog steeds geplaatst in Nederland dan wel in andere landen?
( g) Is het binnen de beroepsgroep van orthopedisch chirurgen gebruikelijk (geworden) om na het plaatsen van een MoM-heupprothese de gehaltes chroom en/of kobalt in het bloed respectievelijk het bloedserum, respectievelijk het weefsel van de patiënt te meten? Zo ja:
( i) vanaf welk moment werd een dergelijke controle gebruikelijk?
(ii) vanaf welk moment na het plaatsen van de heupprothese worden genoemde gehaltes gemeten, met welke frequentie en op welke manier?
(iii) Worden binnen de beroepsgroep van orthopedisch chirurgen grenswaarden gehanteerd voor het gehalte chroom en /of kobalt in het bloed, respectievelijk het bloedserum, respectievelijk het weefsel van de patiënt? Zo ja, welke en vanaf welk moment? Zijn die grenswaarden in de loop van de tijd aangepast en zo ja, op welke manier en (telkens) vanaf welk moment en door welke instantie?

13. Aanvullend:
a. a) wat was in de periode januari 2004-december 2009 bekend over het ontstaan van pseudotumoren? Wat is daarover nu bekend? Kunnen pseudotumoren ook ontstaan bij gebruik van heupprotheses van andere materialen dan MoM?
( b) Waren er in de periode 2004-2009 problemen bekend met de toen reeds bestaande alternatieven voor een MoM-heupprothese, die de MoM-heupprothese in het algemeen en de bij eisers geplaatste typen MoM-heupprothesen in het bijzonder niet kennen, en zo ja, welke?

14. Wilt u verder nog iets opmerken dat u voor een goede beoordeling door de rechtbank van de geschillen tussen partijen van belang acht?

3.2.
benoemt tot deskundigen:

Dr. B.A. Swierstra,
adres: [adres 1] [woonplaats 1] ,
telefoon: [telefoonnummer 1] ,
emailadres: [emailadres 1] ;

Dr. P. Bills,
adres: [adres 2] , [woonplaats 2] ,
telefoon: [telefoonnummer 2] ,
emailadres: [emailadres 2] ;

Prof. dr. M. van den Berg,
adres: [adres 3] , [woonplaats 3] ,
telefoon: [telefoonnummer 3] ,
emailadres: [emailadres 3] ;

het voorschot

3.3.
bepaalt dat Biomet het voorschot ad € 12.390,40 (€ 7.744 + € 4.646,40) en £ 32.000 (althans de tegenwaarde van dat bedrag in euro's) dient over te maken binnen twee weken na de datum van de nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak, ECLI:NL:RBROT:2019:7461