Overslaan en naar de inhoud gaan

Hof Amsterdam 020216 termijnoverschrijding bij verzoek ter beschikking stellen medisch advies ihkv medische aansprakelijkheid, medische analyse vormt geen persoonsgegeven

Hof Amsterdam 020216 termijnoverschrijding verzoek ter beschikking stellen medisch advies ihkv medische aansprakelijkheid; medische analyse vormt geen persoonsgegeven

vervolg op: rb-noord-holland-040914-centramed-dient-ogv-art-35-wbp-afschrift-van-advies-van-medisch-adviseur-te-verstrekken

2. Beoordeling

2.1 
Het gaat in deze zaak – voor zover voor de beoordeling van het beroep van belang – om het volgende.

2.1.1 
[Geïntimeerde] heeft het ziekenhuis aansprakelijk gesteld vanwege vermeende fouten bij de behandeling van zijn gebroken pols. Ter beoordeling van die schadeclaim heeft de verzekeraar van het ziekenhuis, Centramed, een medisch adviseur ingeschakeld. Centramed heeft (de raadsman van) [Geïntimeerde] op 17 oktober 2013 laten weten dat uit het onderzoek geen onzorgvuldig handelen van het ziekenhuis is gebleken, zodat aansprakelijkheid van het ziekenhuis ontbreekt.

2.1.2 
De raadsman van [Geïntimeerde] heeft vervolgens bij brief van 21 oktober 2013 Centramed verzocht om afgifte van het advies van haar medisch adviseur. Deze brief luidt als volgt: “In goede orde ontving ik uw brief van 17 oktober 2013 waarin u mij te kennen geeft dat u van mening bent dat uw verzekerde niet aansprakelijk is voor de gevolgen zoals ik heb omschreven. Bij uw brief ontbrak het advies van uw medisch adviseur, [Medische Adviseur Centramed]. Ik heb u in mijn brief van 31 juli op de toepasselijke jurisprudentie gewezen. Ik verzoek u vriendelijk dit advies per omgaande aan mij toe te sturen, zodat ik dit kan bespreken met cliënt en mijn medisch adviseur. Indien ik het advies niet ontvang binnen de gestelde termijn zal ik middels een kort geding afgifte afdwingen

2.1.3 
Centramed heeft bij brief van 12 november 2013 gereageerd.
Centramed schrijft daarin – kort samengevat – dat zij niet aan het verzoek van [Geïntimeerde] zal voldoen, omdat het een intern medisch advies betreft en er gelet op de jurisprudentie geen rechtsgrond voor of verplichting toe is het bedoelde advies te verstrekken.

2.1.4 
Op 3 februari 2014 heeft de raadsman van [Geïntimeerde] opnieuw een brief aan Centramed gestuurd, waarin hij – kort samengevat – met een beroep op artikel 35 Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) verzoekt om een kopie van het advies van de medisch adviseur. Centramed heeft hierop bij brief van 11 februari 2014 afwijzend gereageerd.

2.2 
[Geïntimeerde] heeft bij inleidend verzoekschrift, ingekomen ter griffie van de rechtbank op 25 maart 2014, de rechtbank verzocht om op grond van artikel 46 Wbp te bepalen dat Centramed het medisch rapport van haar medisch adviseur aan [Geïntimeerde] ter beschikking moet stellen, op straffe van verbeurte van een dwangsom. Centramed c.s. hebben verweer gevoerd.

2.3 
De rechtbank heeft bij de bestreden beschikking bepaald dat Centramed binnen twee weken na betekening van die beschikking aan [Geïntimeerde] een afschrift dient te verstrekken van het advies van haar medisch adviseur. Het beroep richt zich tegen die beslissing en de gronden waarop deze berust.

2.4 
Centramed c.s. hebben zich primair op het standpunt gesteld dat [Geïntimeerde] in zijn verzoek niet ontvankelijk dient te worden verklaard, nu hij zijn verzoek niet binnen de in de Wet bescherming persoonsgegevens genoemde termijn van zes weken bij de rechtbank heeft ingediend. Het hof overweegt als volgt.

2.5 
Ingevolge het bepaalde in artikel 46 lid 2 Wbp moet een verzoek aan de rechtbank de verantwoordelijke te bevelen tot afschrift van en/of inzage in de gevraagde bescheiden (als bedoeld in artikel 35 Wbp) te worden ingediend binnen zes weken na ontvangst van het antwoord van de verantwoordelijke, waaruit volgt dat de gevraagde gegevens niet worden verstrekt. Anders dan de rechtbank heeft beslist, is het hof van oordeel dat de brief van de raadsman van [Geïntimeerde] aan Centramed van 21 oktober 2013 (hiervoor geciteerd onder 2.1.2) als een verzoek als bedoeld in artikel 35 Wbp is aan te merken. Niet alleen verwijst de raadsman in de brief van 21 oktober 2013 ter onderbouwing van zijn verzoek naar de in zijn eerdere brief van 31 juli 2013 genoemde toepasselijke jurisprudentie, maar bovendien heeft hij in de brief van 31 juli 2013 uitdrukkelijk gerefereerd aan die wet ( “Overigens is het u bekend dat cliënt vervolgens recht heeft, in het kader van de Wet bescherming persoonsgegevens, op een kopie van het schriftelijk advies van uw medisch adviseur”) en geeft hij Centramed in die brief te kennen haar in rechte te zullen betrekken indien zij het gevraagde advies niet verstrekt. Hieruit volgt dat het verzoek van 31 juli 2013 reeds is gedaan met het oog op de in de Wbp gegeven mogelijkheid afgifte van/inzage in bescheiden te vragen, hetgeen de raadsman van [Geïntimeerde] ter zitting in hoger beroep ook heeft erkend. Dit betekent dat als ‘antwoord van de verantwoordelijke’ aangemerkt moet worden de brief van Centramed van 12 november 2013, zodat de termijn van artikel 46 lid 2 Wbp een aanvang heeft genomen op 13 november 2013 en eindigde op 30 december 2013. Dat de raadsman van [Geïntimeerde] bij brief van 3 februari 2014 nogmaals om verstrekking van het advies heeft gevraagd, ditmaal met een nadrukkelijk beroep op artikel 35 Wbp, maakt het voorgaande niet anders. Nu [Geïntimeerde] het onderhavige verzoek eerst op 24 maart 2014 bij de rechtbank heeft ingediend, is dit ingediend nadat de termijn daarvoor was verstreken.

De rechtbank had [Geïntimeerde] dan ook in zijn verzoek niet ontvankelijk dienen te verklaren.

Hef hof zal thans beslissen zoals de rechtbank had moeten doen.

2.6 
Ten overvloede overweegt het hof nog dat gelet op de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJEU) van 17 juli 2014 (nr. C-141/12 en nr. C- 372/12) het onderhavige verzoek van [Geïntimeerde] om afgifte van het volledige advies van de medisch adviseur van Centramed niet voor toewijzing in aanmerking zou komen.
Het onderscheid dat het HvJEU in zijn uitspraak maakt ten aanzien van gegevens in een juridische analyse, namelijk dat gegevens van de aanvrager die in een juridische analyse zijn vermeld persoonsgegevens zijn, maar dat de juridische analyse als zodanig geen persoonsgegeven vormt, is een onderscheid dat in de onderhavige zaak ook opgeld doet. Evenals de juridische analyse in de door het HvJEU berechte zaak, bevat de medische analyse in de onderhavige zaak geen informatie over de belanghebbende die door de belanghebbende zelf gecontroleerd kan worden op de juistheid ervan. Alleen die gegevens worden door de Wbp beschermd. Dit leidt ertoe dat Centramed alleen gehouden zou zijn geweest om de gegevens betreffende [Geïntimeerde], zoals die in het advies zijn opgenomen, aan deze te verstrekken die de feitelijke basis van het medisch advies vormen en niet ook het medisch advies als zodanig. Gelet op de uitkomst van deze zaak kan de wijze waarop aan een dergelijk verzoek zou kunnen worden voldaan in het midden blijven. stichtingpiv.nl