Overslaan en naar de inhoud gaan

Hof Arnhem-Leeuwarden 250613 bewijsrechtelijke waarde eenzijdig rapport niet minder; rapport gevolgd omdat gezamenlijk ingeschakeld deskundige in feite niet ingaat op vraag

Hof Arnhem-Leeuwarden 250613 totaalruptuur baby bij keizersnede; medische kunstfout, ziekenhuis aansprakelijk;
- bewijsrechtelijke waarde eenzijdig rapport niet minder; rapport gevolgd omdat gezamenlijk ingeschakeld deskundige in feite niet ingaat op vraag

4.6
De vraag is of dit “aanhaken” als tekortkoming van [F] moet worden aangemerkt; juist op dit punt verschillen [naam 2] en [K] van mening. Het hof stelt voorop dat beide rapporten tot bewijs kunnen dienen. De omstandigheid dat [naam 2] zijn rapport heeft geschreven op eenparig verzoek van partijen, terwijl [K] uitsluitend op verzoek van de medisch adviseur van [E] heeft gerapporteerd, betekent niet dat aan het rapport van [K] in bewijsrechtelijk opzicht geen of minder waarde toekomt (HR 9 december 2011, LJN: BT2921). Het hof neemt daarbij in aanmerking dat [K] [F] in de gelegenheid heeft gesteld een toelichting te geven, waarvan [F] blijkens zijn brief van 30 september 2008 gebruik heeft gemaakt. [F] schrijft in die brief onder meer dat sprake was van een vrij lastige stuitontwikkeling en dat hij waarschijnlijk met de pink van de rechterhand in de vagina van het kind is beland, waarna hij met de pink naar boven in de richting van de anus is gegaan, waarbij de totaalruptuur moet zijn ontstaan. Verder acht het hof van belang dat [A] de gelegenheid heeft gehad commentaar op het rapport van [K] te geven, zowel voor als tijdens deze procedure.

4.7
[naam 2] schrijft in zijn rapport dat de complicatie is ontstaan door de vinger van [F] tijdens het ontwikkelen van de stuit en dat dit een zeldzame complicatie is, die kan voor komen, maar niet verwijtbaar is en zeker geen opzet vormt. Hij schrijft in zijn rapport (antwoord op vraag 4) verder:
. Een anus ruptuur bij een pasgeborene na een keizersnede is een zeldzame complicatie. Er bestaan alleen casuistische mededelingen.
. De vraag is natuurlijk of dit voorkomen had kunnen worden. Belangrijkst onderdeel in deze beoordeling is het feit of drs [F] voor deze ingreep geautoriseerd was. Per exclusionem wordt aangenomen dat hij dat was door dr [G]. (…)
. De enige discrepantie is deze casus is de vermelding in het operatieverslag dat de ingreep ongecompliceerd verliep en de opgetreden complicatie. De operateurs hadden geen complicaties verwacht en klaarblijkelijk verliep de ingreep zonder enig probleem.
. Nu is de vraag of dit onzorgvuldig is geweest of niet. Vooraf had de indaling van de stuit wel gemeld kunnen worden zodat men misschien wat omzichtiger te werk had kunnen gaan. Maar fout is dit niet. Men was tenslotte wel geïnformeerd dat er een stuitligging was en dat het een groot kind was. Dus de gynaecoloog opleider en aios waren voldoende op de hoogte van de casus toen zij eraan begonnen.
. In de literatuur blijkt dat deze complicatie kan optreden, vooral bij groot gewicht.

4.8
[naam 2] schrijft in zijn brief van 17 juli 2006 in antwoord op de vraag of [F] niet had moeten voelen dat hij bij het manipuleren in het kleine bekken met zijn vinger de anus aanhaakte in plaats van het femur:
Uiteraard is deze vraag door mij niet te beantwoorden. Een ervaren gynaecoloog weet heel goed het verschil tussen een anus en een femur te voelen. Aangezien het hier niet een gynaecoloog betreft maar een assistent in opleiding met een voldoende ruim aantal sectio caesareae mag worden verwacht dat hij het niveau heeft van een jonge beginnende gynaecoloog. Gezien het feit dat de complicatie zo zeldzaam voorkomt in de literatuur mag worden verondersteld dat het een zeer zeldzame complicatie is en zal blijven, aangezien het in het algemeen makkelijk is om het femur aan te haken. Achteraf is uiteraard niet meer te reconstrueren waarom de anus is aangehaakt. Ik kan uw vraag dan ook niet meer beantwoorden dan zoals hierboven beschreven.

4.9
[K] schrijft in zijn rapport, zakelijk weergegeven, dat een totaalruptuur van het perineum van het kind na keizersnede in de wereldliteratuur maar één maal is beschreven, terwijl jaarlijks wereldwijd miljoenen keizersneden worden verricht, zodat sprake is van een zeer zeldzame gebeurtenis. Hij schrijft verder dat het aanhaken of belanden in de vagina of anus bij het ontwikkelen van de stuit geen gebruikelijke handeling is, maar vermijdbaar en verwijtbaar is en moet worden aangemerkt als een kunstfout. Volgens [K] mag van een redelijk bekwaam gynaecoloog worden verwacht, dat hij weet waar hij zijn vingers plaatst en vermijdt deze in de vagina of anus in te brengen en het kind in stuitligging zal extraheren op een gebruikelijke manier, bij voorbeeld door het omvatten van de stuit of door tractie met de vingers in de liezen, er daarbij voor wakend het kind geen letsel toe te brengen. In zijn nadere toelichting van 2 februari 2009 aan de medisch adviseur van [E], in reactie op het commentaar van [L], schrijft [K] dat aanhaken zowel vermijdbaar als verwijtbaar is. Hij wijst er daarbij onder meer op dat het invoeren van de vinger in vagina of anus van het kind en uitoefenen van kracht met die vinger vermijdbaar is, omdat in de opleiding en de handboeken diverse andere methoden van ontwikkelen van het kind bij keizersnede worden onderwezen.

4.10
[A] heeft niet betwist dat een totaalruptuur van het perineum van het kind na keizersnede in de wereldliteratuur slechts één maal is beschreven, zodat het hof dit als vaststaand aanneemt. Hetzelfde geldt voor de door [K] genoemde alternatieve methoden van ontwikkelen van het kind bij een keizersnede. Het gaat dus om een uiterst zeldzame complicatie bij wereldwijd enkele miljoenen keizersneden, klaarblijkelijk ook bij gecompliceerde stuitliggingen, waarbij deze complicatie niet optreedt. [A] voert in hoger beroep aan dat het uiteraard niet de bedoeling van [F] is geweest om een vinger in te brengen in de anus of de vagina van het kind, maar dat de omstandigheid dat dit waarschijnlijk wel is gebeurd, niet meebrengt dat sprake is van een medische kunstfout. Het hof volgt [A] daarin niet, omdat uit het rapport van [K] volgt dat ook het onbewust laten “belanden” van de vinger in anus of vagina door een redelijk bekwaam en redelijke handelend gynaecoloog behoort te worden vermeden en kan worden vermeden. [naam 2] gaat naar het oordeel van het hof in feite niet in op de vraag of aanhaken door een redelijk bekwaam en redelijk handelend gynaecoloog kan worden voorkomen. [K] doet dit wel en het hof acht zijn goed gemotiveerde opinie in dit verband overtuigend. Het hof neemt in het voetspoor van [K] dan ook aan dat deze vraag positief moet worden beantwoord. Het hof oordeelt daarom dat [F] door bij de ontwikkeling van de stuit - bewust of onbewust - aan te haken in de anus of de vagina van het kind (en vervolgens kracht uit te oefenen) niet heeft gehandeld zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend gynaecoloog toentertijd (in 2003) mocht worden verwacht en dat hij zodoende is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit hoofde van de behandelingsovereenkomst.

4.11
[A] heeft geen feiten aangevoerd die kunnen meebrengen dat deze tekortkoming [F] niet kan worden toegerekend. Het hof acht [A] daarom op de voet van art. 7:462 BW jegens [E] aansprakelijk voor de schadelijke gevolgen van deze tekortkoming.

4.12
[A] heeft bewijs van haar stellingen aangeboden door als getuigen te laten horen het personeel dat op 17 oktober 2003 bij de keizersnede aanwezig was. [F] zou daarbij kunnen verklaren dat niet sprake was van een problematische keizersnede. Het hof gaat aan dit bewijsaanbod voorbij, omdat dit aanbod gelet op hetgeen onder 4.6 tot en met 4.11 is overwogen niet terzake dienend is. ECLI:NL:GHARL:2013:4401