Rb Oost-Brabant 120314 whiplash redactiesecretaris; ongeval in 2000; ogv rapport VZA en AD-er geen beperkingen tzv werk en huishouden
- Meer over dit onderwerp:
Rb Oost-Brabant 120314 whiplash redactiesecretaris; ongeval in 2000; ogv rapport VZA en AD-er geen beperkingen tzv werk en huishouden;
- diverse schadeposten afgewezen; onderbouwing ontbreekt; vanwege lichte beperkingen smartengeld € 5.000
2. De verdere beoordeling
2.1. De rechtbank heeft bij tussenvonnis van 3 oktober 2012 de heer R. de Vree, registerarbeidsdeskundige, tot deskundige benoemd en hem opgedragen een rapport uit te brengen ter beantwoording van de in het tussenvonnis opgenomen vragen.
2.2. De Vree heeft, conform de daartoe in het tussenvonnis opengestelde mogelijkheid, de heer C.S.H. Haarsma van Haarsma Medical Consultancy, ingeschakeld om een beperkingen en belastbaarheidsprofiel op te stellen. De rapportage van Haarsma maakt deel uit van het rapport van De Vree. De Vree heeft de rapportage van Haarsma gebruikt als uitgangspunt bij de arbeidsdeskundige beoordeling.
2.3. Haarsma heeft kennis genomen van het procesdossier met de zich daarin bevindende medische stukken. Voorts heeft Haarsma [Eiseres] onderzocht. Haarsma heeft een uitgebreid belastbaarheidformulier / functionele mogelijkhedenlijst in zijn rapportage opgenomen. Aan de hand daarvan komt Haarsma tot de volgende conclusie (pag. 21-22):
“Mijn slotconclusie na bestudering van de aan mij verstrekte medische informatie zoals omschreven onder het hoofd: “Door u aan mij verstrekte medische informatie” en na geneeskundig onderzoek van betrokkenen sporen de aldaar beschreven bevindingen in grote lijnen met mijn bevindingen bij het door mij uitgevoerde onderzoek. Mijn slotconclusie luidt als volgt: status na een letsel van de cervicale wervelkolom d.d. 12-08-2000 met thans nog persisterende posttraumatische klachten en bevindingen passend in het kader van een postwhiplashsyndroom n.1. een Whiplash Associated Disorder (WAD) type I of II. Dit alles heeft tot op heden geleid tot persisterende klachten en beperkingen voornamelijk op lichamelijk en mogelijk in heel geringe mate op mentaal gebied. Dit alles leidt thans nog naar mijn beoordeling tot beperkingen ten aanzien van nekbelastende werkzaamheden resulterend in beperkingen voor langdurig gebogen zitten of staan, kruipen, torderen, omhoogkijken, reiken, bovenhandswerken en beperkingen ten aanzien van zwaar tillen, duwen, trekken en dragen en vibratiebelasting. Voorts zijn er m.i. nauwelijks beperkingen op cognitief gebied met hooguit een zeer geringe beperking bij het snel moeten leren en onthouden van veel nieuwe informatie. Op grond van medisch inhoudelijke overwegingen is er geen reden voor een duurbeperking. Energetisch lijdt betrokkene niet als gevolg van het ongeval op 12-08- 2000 aan een aandoening waarop een duurbeperking gefundeerd kan worden. Ook de onderzoeksbevindingen rechtvaardigen dit niet. Betrokkenes beschikbaarheid is als gevolg van medische behandelingen niet beperkt. Vanuit preventief oogpunt is een duurbeperking niet aan de orde. Ik ben dan ook van mening dat er op basis van de aan mij verstrekte medische informatie en op basis van mijn eigen onderzoeksbevindingen geen urenbeperking aanwezig is indien de door mij aangegeven beperkingen worden gerespecteerd. Kortom naar mijn oordeel zijn er bij betrokkene geen in ziekte noch in de persoon gelegen redenen om van een duurbeperking uit te gaan zoals dit overeenkomstig de standaardurenbeperking geldt, aldus is er geen sprake van een urenbeperking per dag en/of per week. Er is dus in z’n algemeenheid een beperking in de belastbaarheid van de nek met hierbij een beperking voor de duur van de belasting van de nek en een beperking ten aanzien van de hierbij voorkomende absolute krachtsinwerking. Voorts zijn er zeer geringe beperkingen op cognitief terrein.”
2.4. De bevindingen van De Vree luiden – voor zover hier van belang – als volgt.
“5. Consequenties van de beperkingen
5.1. Ten aanzien van beroepsmatige werkzaamheden
Uitgangspunt zijn de werkzaamheden in de functie van redactieassistent.
Als redactieassistent wordt administratieve ondersteuning geboden ten behoeve van het coördineren, realiseren, administreren en verwerven van foto- en beeldmateriaal onder verantwoordelijkheid van een bureauredacteur. Verder is men verantwoordelijk voor het bijhouden van voorraden, de verzorging/verspreiding van publicaties ten behoeve van interne en externe contacten, verzorgt men het verzamelen en tijdig aanleveren van teksten, houdt men het historisch archief bij en archiveert recensies, teksten en beeldmateriaal.
Men dient in het kader van een goede beroepsuitoefening te beschikken over toereikende administratieve en schriftelijke vaardigheden, communicatieve vaardigheden, analytisch vermogen, computervaardigheden en ervaring met DTP. Men moet teksten kunnen schrijven, kunnen delegeren, feedback kunnen geven, kunnen organiseren en plannen en oog hebben voor details. Het betreft een bureaufunctie waarbij sprake is van een overwegende zittende belasting afgewisseld met kortdurend staan en lopen.
Vanwege de kantoorwerkzaamheden bestaat de belasting overwegend uit zitten, doorgaans maximaal 2 uur aaneengesloten, intensief hand- en vingergebruik in verband met werken met de computer en telefoon etc., gebruik van zintuigen (horen, zien), spreken (frequent en gedurende langere tijd) en werken onder tijdsdruk.
De belastbaarheid hanterend gaat het om lichte beperkingen met name op het gebied van dynamisch handelen ten aanzien van langdurig frequent reiken, tillen en dragen, maken van hoofdbewegingen en langdurig lopen. Daarnaast is staan licht beperkt alsmede het hoofd in een bepaalde stand fixeren.
Afgaande op de binnen de functie van redactieassistent voorkomende werkzaamheden en de daarbij behorende belastingen zijn er geen specifieke eisen te stellen aangezien het om een kantoorfunctie gaat. Ten aanzien van de fysieke gesteldheid en dynamische handelingen constateer ik derhalve geen overschrijding van de belastbaarheid. Dit geldt eveneens voor de statische belasting vanwege de mogelijkheid om regelmatig van houding te wisselen. Hierdoor blijft de belasting binnen de door de heer Haarsma aangegeven belastbaarheidsgrenzen.
Afgaande op de belastbaarheidsgegevens zou betrokkene naar mijn mening in staat moeten zijn de werkzaamheden in haar oorspronkelijk functie van redactieassistent te verrichten.
5.2. Ten aanzien van huishoudelijke werkzaamheden
Ook hiervoor dienen de beschikbare belastbaarheidgegevens als uitgangspunt.
Bij de huishoudelijke werkzaamheden gaat het naast de zorg voor de voeding om de zorg voor de woning, zorg voor de kleding, boodschappen doen en zorg voor de kinderen. De zorg voor de voeding bestaat uit relatief kortdurende werkzaamheden en lichte afwisselende belastingen waarbij geen sprake is van overschrijding van de belastbaarheid van betrokkene. Dit geldt zowel voor de dynamische handelingen als statische houdingen.
Bij de zorg voor de woning, zowel licht als zwaar, gaat het om afwisselend staan, lopen, bukken en aannemen van een gebogen houding. Hiervoor geldt dat nauwelijks sprake is van beperkingen, temeer daar de werkzaamheden in eigen tempo kunnen worden verricht onder de nodige afwisseling van houding. Ook bij het tillen en dragen wordt de belastbaarheid niet overschreden.
Bij het boodschappen doen treedt naar mijn mening geen overschrijding van de belastbaarheid op bij de door de keurend specialist aangegeven items. Dit geldt ook voor de zorg voor de kinderen. Hoewel tillen en dragen voorkomt, met name bij het jongste kind gaat het om kortdurende en incidentele niet-structurele handelingen. Hiermee rekening houdend constateer ik evenmin overschrijding van de belastbaarheid.
Bij de overige werkzaamheden gaat het om niet-fysieke inspanningen maar om een lichte mentale belasting. Op dit gebied zijn betrokkene echter geen beperkingen geduid zodat ik geen overschrijding constateer.”
2.5. De Vree beantwoordt vervolgens de door de rechtbank aan hem voorgelegde vragen in lijn met de hiervoor weergegeven bevindingen – zakelijk weergegeven – als volgt. Op het punt van de arbeidsdeskundige beperkingen verwijst De Vree naar de in de rapportage van Haarsma opgenomen Functionele Mogelijkhedenlijst. De Vree concludeert dat [Eiseres] in staat kan worden geacht op fulltime basis werkzaam te zijn in de functie van redactieassistent. Voorts kan geen uitval worden aangehouden voor huishoudelijke werkzaamheden volgens De Vree.
2.6. Allianz is het blijkens haar conclusie na deskundigenbericht eens met de bevindingen van Haarsma en De Vree. Dat geldt niet voor [Eiseres]. Hoewel zij blijkens het rapport van De Vree geen gebruik heeft gemaakt van de aan haar geboden mogelijkheid om op zijn conceptrapport te reageren, heeft zij wel gereageerd op de conceptrapportage van Haarsma. Haarsma schrijft in zijn definitieve rapportage dat [Eiseres] uitgebreide inhoudelijke kritiek heeft geuit op zijn professionele oordeel, dat hij van die kritiek aandachtig kennis heeft genomen en zijn professionele oordeel heeft heroverwogen, wat niet tot een wijziging in dat oordeel heeft geleid. In haar conclusie na deskundigenbericht geeft [Eiseres] aan dat Haarsma de beperkingen op een aantal punten veel te licht heeft ingeschat, ondanks dat zij dat aan Haarsma heeft gemeld. Zij hecht eraan die beperkingen in de conclusie na deskundigenbericht nog eens naar voren te brengen.
2.7. De deskundigheid van De Vree staat niet ter discussie, noch de wijze waarop hij zijn onderzoek heeft verricht. Evenmin wordt betwist dat de conclusie van De Vree logisch voortvloeit uit de inhoud van zijn rapport. Het komt erop neer dat [Eiseres] zich niet kan vinden in de conclusie van De Vree, omdat De Vree daarvoor is afgegaan op de bevindingen van Haarsma.
2.8. Het draait dus om de bevindingen van Haarsma. Naar het oordeel van de rechtbank heeft Haarsma zijn oordeel dat van een urenbeperking voor [Eiseres] voor haar werkzaamheden als redactieassistente, noch van een overschrijding van de belastbaarheid voor wat betreft huishoudelijke werkzaamheden sprake is, in voldoende mate onderbouwd. Haarsma heeft kennis genomen van het medisch dossier van [Eiseres], heeft haar persoonlijk onderzocht en heeft zich vanuit zijn eigen deskundigheid een oordeel gevormd. Die deskundigheid is door [Eiseres] niet ter discussie gesteld. Voor zover in de conclusie na deskundigenbericht van [Eiseres] wel gelezen zou kunnen worden dat [Eiseres] zijn deskundigheid in twijfel trekt, overweegt de rechtbank dat het feit dat [Eiseres] het volstrekt oneens is met het eindoordeel van Haarsma hem nog niet ondeskundig maakt.
2.9. Met betrekking tot de door [Eiseres] jegens Haarsma geuite opmerkingen, zoals opgenomen in de conclusie na deskundigenbericht op pagina 3-4, overweegt de rechtbank het volgende. Haarsma heeft in zijn rapportage op onderdelen een aantal (lichte) beperkingen vastgesteld. Volgens [Eiseres] zijn die beperkingen groter dan Haarsma heeft gerapporteerd. Voorts is op onderdelen waar Haarsma tot geen beperkingen concludeert, juist wel sprake van beperkingen, aldus [Eiseres]. Onder verwijzing naar een aantal uitspraken in whiplashzaken, stelt [Eiseres] dat zij haar klachten niet erger heeft gepresenteerd dan ze in werkelijkheid waren, dat de klachten niet overdreven zijn en reëel zijn.
2.10. De door [Eiseres] aangehaalde jurisprudentie ziet op gevallen waarin de aansprakelijk gehouden partij hetzij het bestaan van klachten bij het slachtoffer betwistte, hetzij het causaal verband tussen de klachten en de schadeveroorzakende gebeurtenis weersprak. Dat is in het stadium waarin de onderhavige procedure zich bevindt echter niet aan de orde. De rechtbank heeft in het tussenvonnis van 2 februari 2011 vastgesteld dat [Eiseres] ten gevolge van het ongeval van 12 augustus 2000 lijdt aan een postwhiplashsyndroom en dat op neurologisch gebied sprake is van een lichte beperking bij activiteiten of werkzaamheden die regelmatig maximale rotatie naar links of naar rechts vereisen of activiteiten of werkzaamheden, waarbij het hoofd regelmatig langdurig in gefixeerde stand gehouden dient te worden (r.o. 2.13). In zoverre komt aan de door [Eiseres] aangehaalde jurisprudentie in dit geval geen betekenis toe.
2.11. In dit stadium van de procedure staat louter nog ter discussie of de door Verlooy vastgestelde beperkingen op medisch (neurologisch) gebied leiden tot het door [Eiseres] gestelde verlies aan verdienvermogen en zelfredzaamheid. Ter beantwoording van deze vraag is de rechtbank, anders dan het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch in het door [Eiseres] aangehaalde arrest van 12 februari 2013, ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ2030, overgegaan tot de benoeming van een arbeidsdeskundige. Reeds daarom gaat de vergelijking van het onderhavige geval met de in dat arrest behandelde zaak niet op. Haarsma heeft de hiervoor gestelde vraag ontkennend beantwoord en hij doet dat op een gefundeerde en gemotiveerde wijze zodat de rechtbank geen reden heeft om te twijfelen aan zijn conclusie.
2.12. [Eiseres] voert in haar conclusie na deskundigenbericht aan dat haar medisch adviseur, dr. J.A.M. van Son, ook aan Haarsma kenbaar heeft gemaakt dat hij de beperkingen van [Eiseres] op basis van de chronische pijnklachten onderschat. Haarsma is hierop ingegaan in zijn brief van 13 mei 2013 aan De Vree, welke deel uitmaakt van zijn rapportage. Haarsma schrijft het volgende:
“(...) Voorts geeft dr. Van Son aan dat de beperkingen van betrokkene in zijn optiek, op basis van de chronische pijnklachten, door mij worden onderschat. Dr. Van Son voert hierbij als argument aan de door betrokkene geuite subjectieve klachten. Een verdere onderbouwing van zijn standpunt op basis van objectiveerbare afwijkingen, stoornissen en/of verschijnselen ontbreekt. Ook wordt ter onderbouwing van zijn standpunt niet gerefereerd aan de inhoud van de onafhankelijke specialistische onderzoeken door de neurologen welke hebben plaatsvonden om de blijvende gevolgen van het ongeval op 12-08-2000 vast te stellen. Dr. Van Son bepleit specifiek een duurbeperking ten aanzien van het verrichten van loonvormende arbeid op basis van de chronische pijnproblematiek. Op basis van het door mij uitgevoerde onderzoek en de daarbij vastgestelde bevindingen, zoals beschreven in mijn rapportage dd. 7 maart 2013, ben ik van oordeel dat de chronische pijnproblematiek niet van dien aard is dat dit reden is voor het vaststellen van een duurbeperking. (...)”
De rechtbank is van oordeel dat Haarsma daarmee de kritiek van Van Son gemotiveerd heeft weerlegd. Ook na het deskundigenbericht komt [Eiseres] ter weerlegging van de conclusie van Haarsma met niet meer dan de stelling dat die conclusie niet klopt. Zij stelt ook nog dat haar klachten in hun samenhang en context onmiskenbaar bij het postwhiplashsyndroom horen en het daarom zeer plausibel is dat haar klachten tot beperkingen leiden. Deze redenering is ontleend aan het hiervoor genoemde arrest van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 12 februari 2013. De rechtbank overweegt dat het Gerechtshof in het door haar beoordeelde geval tot het oordeel kon komen dat het plausibel was dat de in die zaak gepresenteerde klachten tot beperkingen leidden, op basis van de in die zaak in het geding gebrachte en door het Gerechtshof beoordeelde gegevens, op grond waarvan zij tevens kon oordelen dat er geen arbeidsmogelijkheden meer waren. Een arbeidsdeskundig oordeel werd daarom niet nodig geacht. Onder meer kon het Gerechtshof zich daarbij baseren op informatie van (keuringsartsen van) het UWV die naar het oordeel van het Gerechtshof in lijn was met de andere gegevens van de zaak. Dergelijke gegevens ontbreken in de onderhavige zaak.
Zoals al is aangegeven in het tussenvonnis van 12 augustus 2009 (r.o. 4.2), heeft [Eiseres] wel informatie verstrekt ter zake haar arbeidsongeschiktheidsuitkering, maar ontbreken de onderliggende stukken van keuringsartsen. Bovendien is in het tussenvonnis van 2 februari 2011 overwogen (r.o. 2.16) dat uit het rapport van Verlooy blijkt dat destijds bij het UWV ook de postnatale depressie van [Eiseres] een rol speelde bij de beoordeling. De rechtbank voegt daar nu aan toe dat uit het stuk van het UWV dat door [Eiseres] is overgelegd (prod. 4 dagv.) in het geheel niet blijkt dat de whiplashklachten van [Eiseres] naar de maatstaven van het UWV tot enige mate van arbeidsongeschiktheid hebben geleid. Ook in de weergave van de UWV-rapportage door Verlooy zijn daarvoor geen aanwijzingen te vinden. Het is alleen de depressie die tot een urenbeperking noopt. Verlooy schrijft namelijk over de UWV-rapportage – voor zover hier van belang – het volgende:
“(...) De diagnose luidt depressieve episoden met vitale kenmerken bij een persoonlijkheid met dwangmatige en afhankelijke trekken. Tevens een whiplashtrauma. In de beschouwing wordt gesteld dat er sprake is van een floride depressie met weinig benutbare mogelijkheden. Een urenbeperking lijkt daarbij gerechtvaardigd. In verband met de whiplashklachten dienen nek- en rugbelastende activiteiten beperkt te blijven. (...)”
Ook na rapportage van de verzekeringsgeneeskundige en arbeidsdeskundige kan de rechtbank niet tot het oordeel komen dat er sprake is van beperkingen die leiden tot verlies van arbeidsvermogen of het vermogen huishoudelijke arbeid te verrichten.
2.13. [Eiseres] voert nog aan dat zij op dit moment nog een volledige WIA-uitkering heeft, welke is gebaseerd op de bevindingen van een verzekeringsgeneeskundige. Hoewel er verschillen (kunnen) zijn tussen de beoordeling in het kader van de verzekeringswetgeving en de civiele aansprakelijkheid, wil dat niet zeggen dat in het geheel geen waarde toekomt aan de bevindingen van de verzekeringsgeneeskundige die werkzaam is in het kader van de WIA, aldus [Eiseres], onder verwijzing naar de beschikking in deelgeschil van de rechtbank Midden-Nederland van 12 juni 2013, ECLI:NL:RBMNE:2013:CA3507 ([Eiseres] noemt per abuis het verkeerde LJN-nummer AV6453 in haar conclusie). De rechtbank passeert deze stelling. Gelet op wat hiervoor onder 2.12 is overwogen met betrekking tot de informatie van het UWV vormt het enkele feit dat [Eiseres] een volledige WIA-uitkering geniet onvoldoende grond om aan de bevindingen van Haarsma te twijfelen.
2.14. [Eiseres] probeert voorts wederom haar depressieve klachten in het geding te betrekken. De rechtbank heeft daarvan in het tussenvonnis van 2 februari 2011 al geoordeeld dat die klachten door [Eiseres] niet aan haar vordering ten grondslag zijn gelegd en bovendien geen ongevalsgevolg zijn. De gestelde depressieve klachten zijn om die reden ook uitdrukkelijk buiten het onderzoek door De Vree gehouden. Aan wat [Eiseres] over de depressieve klachten alsnog heeft aangevoerd – deze zouden indirect ongevalsgevolg zijn – gaat de rechtbank daarom dan ook voorbij. Hetzelfde geldt voor wat [Eiseres] heeft aangevoerd over haar beperkingen op cognitief gebied. Ook die beperkingen blijven buiten beschouwing, zoals de rechtbank in het tussenvonnis van 2 februari 2011 in r.o. 2.18 heeft beslist. Ten overvloede wijst de rechtbank nog naar het citaat uit de correspondentie van Verlooy die bij zijn eindrapport is gevoegd, zoals weergegeven in r.o. 2.5 van het tussenvonnis van 2 februari 2011: volgens Verlooy gaat het niet om reële beperkingen. Ook Haarsma zegt dat op cognitief gebied nauwelijks sprake is van beperkingen en verbindt daar geen urenbeperking aan.
2.15. De slotsom is dat de rechtbank de conclusie van De Vree (en dus ook Haarsma) overneemt. De rechtbank stelt daarom vast dat het ongeval van 12 augustus 2000 niet heeft geleid tot arbeidsdeskundige beperkingen ter zake het verrichten van werkzaamheden als redactieassistent en ter zake huishoudelijke werkzaamheden. Daarmee komt de rechtbank toe aan het bespreken van de door [Eiseres] opgevoerde schadeposten. De rechtbank zal daarbij uitgaan van de als productie 5 bij dagvaarding overgelegde schadestaat, waaruit volgens [Eiseres]'de omvang van de door haar geleden schade blijkt.
Facturen Medisch Centrum “de Eedenburgh”
2.16. Deze facturen zien op behandelingen voor fysiotherapie/manuele therapie. Hoewel [Eiseres] deze schadepost verder niet heeft toegelicht, blijkt uit de anamnese in het rapport van Verlooy dat [Eiseres] na het ongeval haar huisarts heeft geconsulteerd, die haar uiteindelijk naar fysiotherapie heeft verwezen. Dat niet duidelijk is of deze kosten zijn gemaakt door ongevalsgerelateerde klachten, zoals Allianz stelt, volgt de rechtbank dus niet. De rechtbank stelt deze schadepost vast op € 606,99, conform de opgave van [Eiseres].
Facturen osteopaat
2.17. Deze schadepost bedraagt € 475,00 voor een vijftal behandelingen eind 2005 / begin 2006. Deze schadepost is door [Eiseres] verder niet toegelicht. Vast staat echter dat [Eiseres] lijdt aan een chronisch pijnsyndroom van de nek, met hoofdpijn. Dat [Eiseres] heeft geprobeerd die pijn weg te laten nemen of verminderen door osteopatische behandelingen vindt de rechtbank alleszins redelijk. Hoewel uit de anamnese in het rapport van Verlooy blijkt dat deze behandelingen geen effect hebben gehad, is de rechtbank toch van oordeel dat deze behandelingen voor vergoeding door Allianz in aanmerking komen.
Het is immers niet zo dat [Eiseres] de behandelingen, ondanks het uitblijven van resultaat, heeft voortgezet. Het is bij een vijftal behandelingen gebleven, wat de rechtbank een redelijk aantal acht om te kunnen beoordelen of een behandeling effect heeft of niet.
Kostenoverzicht VGZ
2.18. Deze schadepost ten bedrage van € 115,82 wordt bij gebrek aan enige onderbouwing afgewezen.
No claim VGZ 2005/2006/2007
2.19. Dit betreft een bedrag van € 556,07. De rechtbank kan dit bedrag niet rijmen met de door [Eiseres] bij dagvaarding overgelegde overzichten van VGZ. Voorts is niet duidelijk of de no-claimkorting is verminderd in verband met vergoedingen die zijn gedaan als gevolg van de whiplashklachten. Zo wijst Allianz er terecht op dat [Eiseres] in 2006 is bevallen. Voorts blijkt uit niets dat [Eiseres] in 2007 medische kosten heeft moeten maken. Deze post wordt daarom afgewezen.
Facturen acupunctuur
2.20. Deze schadepost bedraagt € 197,40 voor zes behandelingen in 2001. Hoewel deze schadepost door [Eiseres] verder niet is toegelicht, verwerpt de rechtbank het tegen de medische kosten in zijn algemeenheid gevoerde verweer van Allianz dat onduidelijk is of de kosten wel verband houden met het ongeval. Gelet op de nekklachten van [Eiseres] acht de rechtbank het redelijk dat zij heeft geprobeerd op deze wijze daarin verbetering te brengen.
Facturen haptonoom
2.21. [Eiseres] claimt € 1.280,00 voor meer dan 50 consulten bij een haptonoom in de periode van 29 september 2004 tot 8 augustus 2006. Uit de anamnese in het rapport van Verlooy blijkt dat de behandelingen volgens [Eiseres] een gunstig effect hebben gehad op de pijnklachten. Gelet hierop en bij gebrek aan een gemotiveerd verweer op dit onderdeel, stelt de rechtbank deze schadepost vast op € 1.280,00.
|
Huishoudelijke hulp
2.22. Deze schadepost wordt afgewezen nu wat betreft de zelfredzaamheid geen sprake is van arbeidsdeskundige beperkingen.
Verlies arbeidsvermogen
2.23. [Eiseres], althans het NRL, is in het kader van de schadeberekening uitgegaan van inkomensschade met ingang van 2000. Dat uitgangspunt is hoe dan ook onjuist. [Eiseres] heeft ter comparitie aangegeven dat haar salaris bij B&O, ondanks dat zij 30 uur per week werkte na het ongeval, werd doorbetaald op basis van een 38-urige werkweek.
Van inkomensschade was gedurende haar dienstbetrekking bij B&O, die duurde tot 15 november 2003, geen sprake. De rechtbank heeft in het tussenvonnis van 2 februari 2011 (r.o. 2.19) overwogen dat [Eiseres] er zelf voor heeft gekozen die dienstbetrekking te beëindigen. Voorts heeft de rechtbank geoordeeld dat de stelling van [Eiseres] dat zij haar nieuwe baan als juridisch secretaresse bij een advocatenkantoor vanwege haar whiplashklachten niet aankon niet heeft onderbouwd. De rechtbank heeft daarom geoordeeld dat voor wat betreft het verlies aan arbeidsvermogen moet worden uitgegaan van het laatste dienstverband van [Eiseres] als redactieassistent bij MixPress. Van dit laatste staat thans vast dat de klachten van [Eiseres] arbeidsdeskundig gezien niet tot een urenbeperking leiden. Dat betekent dat van verlies arbeidsvermogen geen sprake is. Ook deze schadepost wordt afgewezen.
Reiskosten
2.24. [Eiseres] vordert een bedrag van € 1.468,98. Allianz voert geen verweer, behalve op het punt van de reiskosten voor psychologische en psychiatrische behandelingen. De rechtbank overweegt dat de psychische klachten van [Eiseres] geen gevolg van het ongeval zijn. De daarmee gemoeide reiskosten zullen worden afgewezen. De overige reiskosten komen, nu Allianz geen verweer heeft gevoerd, voor vergoeding in aanmerking. Dat betreft een bedrag van € 1.036,34.
Facturen NRL
2.25. De facturen van het NRL bedragen in totaal € 1.554,14. Deze kosten, die zien op het maken van de inkomensschadeberekening, komen niet voor vergoeding in aanmerking omdat van inkomensschade geen sprake is.
Declaratie mr. De Kort
2.26. Dit betreft een factuur van 17 oktober 2005 voor een voorschot van € 100,00. Deze schadepost wordt afgewezen bij gebrek aan enige onderbouwing.
Factuur Bunschoten (zonnebank)
2.27. [Eiseres] vordert vergoeding van de kosten van aanschaf van een zonnebank ad € 1.475,00. Allianz betwist deze post. Zonder toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien waarom deze kosten door Allianz vergoed zouden moeten worden. Deze post wordt afgewezen.
Facturen Beds & Bedding
2.28. Deze facturen bedragen samen 6 2.135,44. Allianz betwist deze post. Ook daarvoor geldt dat zonder toelichting, die ontbreekt, niet valt in te zien waarom deze kosten door Allianz vergoed zouden moeten worden. Deze post wordt afgewezen.
Factuur Whiplash Stichting Nederland
2.29. Deze factuur ad € 35,00 is door Allianz niet betwist. De rechtbank is van oordeel dat deze schadepost voor vergoeding door Allianz in aanmerking komt.
Facturen Herbalife
2.30. Deze facturen bedragen in totaal € 394,40. Allianz betwist deze post. Zonder toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien waarom deze kosten door Allianz vergoed zouden moeten worden. Deze post wordt afgewezen.
Factuur Formido (crosstrainer)
2.31. [Eiseres] vordert vergoeding van de kosten van aanschaf van een crosstrainer ad 6 149,00. Allianz betwist deze post. Zonder toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien waarom deze kosten door Allianz vergoed zouden moeten worden. Deze post wordt afgewezen.
De Molen Hey
2.32. Deze kosten ten bedrage van € 53,10 betwist Allianz niet en zullen worden toegewezen.
Abonnement Whiplash Stichting Nederland
2.33. Deze post ziet blijkens de ter onderbouwing overgelegde stukken op het lidmaatschap van de Whiplash Stichting Nederland voor 2007 en 2008. De rechtbank acht het causaal verband tussen deze kosten en het ongeval aanwezig: [Eiseres] zou zich immers niet bij deze stichting hebben aangesloten indien haar het ongeval niet was overkomen. De daarmee gemoeide kosten ad € 49,00 zijn naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid toe te rekenen aan het ongeval. Het verweer van Allianz faalt.
Slender You
2.34. [Eiseres] vordert een bedrag van € 714,00 voor “Slender You”. Blijkens de factuur gaat het om 12x “onbeperkt Slenderen.” Allianz voert verweer, maar ook zonder dit verweer zou de vordering zijn afgewezen nu iedere onderbouwing omtrent de aard van het “Slenderen” en de relatie met het ongeval ontbreekt.
Immateriële schade
2.35. [Eiseres] vordert een bedrag van € 7.500,00 als vergoeding voor geleden immateriële schade. Zij onderbouwt dit bedrag door erop te wijzen dat zij blijvend arbeidsongeschikt is geworden, er sprake is van 2% blijvende invaliditeit, gederfde levensvreugde en verminderde sociale contacten. Allianz stelt zich op het standpunt dat een vergoeding van € 2.000,00 redelijk is, onder verwijzing naar relevante uitspraken in de Smartengeldgids (2006, nrs. 391/392/393) van de ANWB.
2.36. De rechtbank overweegt dat vast staat dat [Eiseres] lijdt aan een postwhiplashsyndroom. De beperkingen die [Eiseres] als gevolg daarvan ondervindt zijn echter geringer dan zij stelt. Van volledige arbeidsongeschiktheid is geen sprake, voorts zijn er geen belemmeringen voor wat betreft de zelfredzaamheid. Er zijn volgens Verlooy en De Vree wel lichte beperkingen. [Eiseres] heeft ook nog steeds pijnklachten, waarvoor zij in het verleden veelvuldig onder behandeling is geweest, met wisselende resultaten. Gelet op alle omstandigheden van het geval begroot de rechtbank de door [Eiseres] geleden immateriële schade in redelijkheid op een bedrag van 6 5.000,00.
2.3.7. Resumerend komen de volgende schadeposten door vergoeding door Allianz in aanmerking:
Facturen “de Eedenburgh” r.o. 2.16 € 606,99
Facturen osteopaat r.o.2.17 475,00
Facturen acupunctuur r.o. 2.20 197,40
Facturen haptonoom r.o. 2.21 1.280,00
Reiskosten r.o. 2.24 1.036,34
Whiplash Stichting Nederland r.o. 2.29 35,00
De Molen Hey r.o. 2.32 53,10
Lidmaatschap Whiplash Stichting Nederland r.o. 2.33 49,00
Immateriële schadevergoeding r.o. 2.36 5.000,00
Totaal € 8.732,83
Buitengerechtelijke Kosten
2.38. [Eiseres] claimde aanvankelijk een bedrag van € 7.165,10 wegens gemaakte buitengerechtelijke kosten, zie productie 8 bij dagvaarding. Allianz heeft deze post betwist, stellende dat de buitengerechtelijke kosten steeds voor rekening zijn gekomen van de rechtsbijstandverzekeraar van [Eiseres], SRK. [Eiseres] heeft op dit verweer niet meer gereageerd. Wel heeft zij op de comparitie van partijen van 4 augustus 2009 productie 15 in het geding gebracht. Dit betreft een specificatie van de verrichte buitengerechtelijke werkzaamheden. Tevens zijn de kosten blijkens de bij gevoegde factuur vermeerderd tot €8.173,13.
2.39. Een inhoudelijke behandeling van deze schadepost kan evenwel achterwege blijven. Allianz heeft medio december 2005 een bedrag van € 23.500,00 aan [Eiseres] betaald als voorschot op de schadevergoeding. Zij heeft meermaals te kennen gegeven dat zij hiermee de schade van [Eiseres] volledig heeft vergoed. Allianz ziet dat, zo begrijpt de rechtbank, als een onvoorwaardelijke betaling. Allianz vordert het betaalde bedrag ook niet terug. Uit het overzicht onder 2.37 volgt dat de schade van [Eiseres] circa € 8.400,00 bedraagt. Hierover dient wettelijke rente te worden berekend. Gemakshalve voor alle schadeposten uitgaand van de datum van het ongeval als ingangsdatum, bedraagt de wettelijke rente tot 15 december 2005 – medio december 2005 is het voorschot door Allianz betaald – circa € 3.100,00. Het bedrag dat daarna nog resteerde van het voorschot is ruim voldoende om de buitengerechtelijke kosten inclusief wettelijke rente vanaf factuurdatum 28 juli 2009 tot de datum van dit vonnis te dekken. De totale schade van [Eiseres] bedraagt dus hoe dan ook niet meer dan het reeds betaalde voorschot.
2.40. De slotsom luidt dan ook dat Allianz met het door haar betaalde voorschot de schade van [Eiseres] al geheel heeft vergoed. Dat betekent dat de vordering van [Eiseres], strekkende tot veroordeling van Allianz om aan [Eiseres] een door de rechtbank vast te stellen schadevergoeding te betalen, zal worden afgewezen.
2.41. Hoewel de vordering van [Eiseres] wordt afgewezen, ziet de rechtbank toch aanleiding om de proceskosten, met uitzondering van de kosten van de deskundigenonderzoeken, waarover hierna meer, te compenseren in die zin dat ieder der partijen de eigen kosten draagt. Tegenover het afwijzen van de vordering van [Eiseres] staat dat Allianz immers ongelijk heeft gekregen waar het betreft haar stelling dat [Eiseres] ten gevolge van het ongeval geen klachten heeft opgelopen en/of overgehouden. Voorts is ook de stelling dat [Eiseres] geen beperkingen heeft als gevolg van het ongeval onjuist gebleken, zij het dat de beperkingen minder ernstig zijn dan door [Eiseres] is gesteld.
2.42. Met betrekking tot de kosten van de deskundigenonderzoeken, respectievelijk € 4.286,38 voor Verlooy en € 8.632,55 voor De Vree, is de rechtbank van oordeel dat deze voor rekening van Allianz als aansprakelijke partij blijven (zij heeft de voorschotten voldaan). Gelet op de betwisting van de door [Eiseres] gestelde klachten als gevolg van het ongeval door Allianz was het noodzakelijk daar nader onderzoek naar te laten doen door Verlooy, met als conclusie dat [Eiseres] als gevolg van het ongeval lijdt aan een postwhiplashsyndroom. Die uitkomst noopte vervolgens tot nader onderzoek door een arbeidsdeskundige, omdat volgens Verlooy sprake is van lichte beperkingen. Bovendien heeft Allianz ter comparitie toegezegd de kosten van de deskundigen te zullen voldoen. www.stichtingpiv.nl