Overslaan en naar de inhoud gaan

RBROT 160425 Rb komt niet terug op tussenvonnis; geen bindende eindbeslissing, geen onjuiste juridische of feitelijke grondslag; benoeming neurochirur

RBROT 160425 Rb komt niet terug op tussenvonnis; geen bindende eindbeslissing, geen onjuiste juridische of feitelijke grondslag; benoeming neurochirurg

2De verdere beoordeling

benoeming deskundige

2.1.

In het tussenvonnis (geen publicatie bekend, red. LSA LM) heeft de rechtbank geoordeeld dat overgegaan zal worden tot het benoemen van een deskundige om te rapporteren over het (medische) causaal verband tussen de door [eiser] gestelde klachten en het hem overkomen arbeidsongeval en heeft zij de zaak verwezen naar de rol voor uitlating over de persoon van de deskundige, de gewenste specialisatie en de aan de deskundige te stellen vragen.

terugkomen op beslissing

2.2.

[gedaagde] verzoekt de rechtbank van deze (volgens haar bindende eind)beslissing terug te komen. [gedaagde] voert aan dat [eiser] onvoldoende heeft gesteld om ervan uit te gaan dat het arbeidsongeval (relevante) klachten bij [eiser] heeft veroorzaakt. Benoeming van een deskundige door de rechtbank is dus prematuur en lichtvaardig.

[gedaagde] heeft hiertegen aangevoerd dat in dit geval geen sprake is van een bindende eindbeslissing, maar evenmin van een onjuiste juridische of feitelijke grondslag. [gedaagde] heeft al bij conclusie van antwoord aangevoerd dat [eiser] dienaangaande te weinig had gesteld en de rechtbank heeft hier onder r.o. 4.3 van het tussenvonnis op gerespondeerd. Daar is eveneens overwogen dat het juist aan de deskundige is om vast te stellen of het arbeidsongeval relevante klachten heeft veroorzaakt.

2.3.

De eisen van een goede procesorde brengen mee dat de rechter, aan wie is gebleken dat een eerder door hem gegeven, maar niet in een einduitspraak vervatte, eindbeslissing berust op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag, bevoegd is om, nadat partijen de gelegenheid hebben gekregen zich dienaangaande uit te laten, over te gaan tot heroverweging van die eindbeslissing, teneinde te voorkomen dat hij op een ondeugdelijke grondslag een einduitspraak zou doen.

Naar het oordeel van de rechtbank is in dit geval geen sprake van een bindende eindbeslissing nu met genoemde beslissing niet uitdrukkelijk en zonder voorbehoud een geschilpunt tussen partijen is afgedaan en is overigens ook niet gebleken dat genoemde beslissing berust op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag. De gronden waarop [gedaagde] verzoekt om op deze beslissing terug te komen zijn reeds beoordeeld onder r.o. 4.3 van het tussenvonnis. Het verzoek van [gedaagde] wordt dan ook verworpen.

de persoon van de deskundige en de modaliteiten van het onderzoek

2.4.

Partijen zijn het erover eens (zij het [gedaagde] subsidiair) dat thans een neurochirurg moet worden benoemd. De rechtbank zal de onder 3.1 vermelde deskundige benoemen en de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige vaststellen op het onder 3.2 vermelde bedrag. De persoon van de deskundige en het door hem begrote voorschot zijn aan partijen voorgelegd en zij hebben daartegen geen bezwaar gemaakt.

2.5.

In overeenstemming met de gedeelde wens van partijen zal aan de deskundige de zogenaamde IWMD-vraagstelling “Causaal verband bij ongeval” ter beantwoording worden voorgelegd.

2.6.

De rechtbank ziet, nu de aansprakelijkheid van [gedaagde] voor de schade van [eiser] als gevolg van het arbeidsongeval van 5 september 2008 vaststaat, aanleiding om in afwijking van artikel 195 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering oud te bepalen dat het voorschot op de kosten van de deskundige door [gedaagde] moet worden gedeponeerd. In de eindbeslissing zal de rechtbank een definitieve beslissing nemen over de kosten van het deskundigenonderzoek.

2.7.

[gedaagde] geeft aan dat de volgende stukken nog in het medisch dossier ontbreken:

- 18-09-2012 pijnspecialist [naam 1] Zwijndrecht;

- 04-12-2012 orthopedisch chirurg [naam 2] Rotterdam;

- 12-12-2012 neurochirurg [naam 3] Rotterdam.

De rechtbank draagt [eiser] op deze stukken toe te voegen aan het procesdossier dat aan de deskundige ter beschikking zal worden gesteld, met een afschrift van deze medische stukken aan de medisch adviseur van de wederpartij.

2.8.

De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting in aanvulling op het voorgaande uitwerken zoals nader onder 3 omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.

2.9.

Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken.

2.10.

De rechtbank ziet geen aanleiding om tussentijds hoger beroep van deze tussenbeslissing toe te staan.

3De beslissing

De rechtbank

3.1.

benoemt tot deskundige:

Dr. G.J. Bouma, neurochirurg, etc. red. LSA LM Rechtbank Rotterdam 16 april 2025, ECLI:NL:RBROT:2025:5735