Overslaan en naar de inhoud gaan

GHAMS 030818 591a Sv; marginale toetsing billijkheid adhv nota advocaat; geen in het oog springende bovenmatigheid bij uurtarief van € 345,00 + 6% +21%

GHAMS 030818 591a Sv; marginale toetsing billijkheid adh van nota advocaat; geen in het oog springende bovenmatigheid bij uurtarief van € 345,00 + 6% +21%

Het Gerechtshof Amsterdam heeft op 3 augustus 2018 geoordeeld dat een declaratie van 11 uren à € 345,00 (exclusief kantoorkosten en btw) voor bijstand aan een verdachte in een strafzaak waarbij er sprake was van een verdenking van diefstal van bijna € 25.000,00 uit een bedrijfsruimte niet ‘in het oog springend bovenmatig‘ is. De Rechtbank oordeelde eerder dat een uurtarief van € 250,00 redelijk was en dat het meerdere niet voor vergoeding in aanmerking kwam. In beroep komt het Hof dus tot een andere conclusie. richardkorver.nl en de uitspraak: richardkorver.nl

Ten aanzien van het onder 1 (kosten rechtsbijstand ten behoeve van de strafzaak) verzochte heeft de rechtbank als volgt overwogen en beslist. 

'Voor wat betreft het gedeclareerde uurtarief overweegt de rechtbank dat in het kader van een marginale toetsing van de omvang van de gevraagde vergoeding in beginsel geen plaats is voor matiging van het uurtarief. Het is immers de vrije keuze van een verdachte om een raadsman te kiezen en daarbij is het aan de raadsman om met de cliënt een uurtarief overeen te komen. In het geval echter een uurtarief wordt gevraagd dat qua hoogte afwijkt van wat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid aanvaardbaar is, zou dit kunnen leiden tot een matiging van het uurtarief. ( ... ) De rechtbank acht ( ... ) het door de raadsman in rekening gebrachte uurtarief van € 345,- (exclusief kantoorkosten en BTW) bovenmatig hoog. De rechtbank is van oordeel dat de onderhavige zaak niet een specialistisch karakter heeft dat het gehanteerde uurtarief naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid aanvaardbaar is. Het ging om een verdenking van een inbraak, waarbij omtrent enige bijzondere omstandigheden niets is gesteld of gebleken ( ... ) Voor rechtsbijstand in een zaak als de onderhavige, is een uuriariefvan € 250,- redelijk.. Het meerdere dient voor naar het oordeel van de rechtbank redelijkerwijs niet voor vergoeding in aanmerking te komen.' 

De advocaat van verzoeker heeft in hoger beroep kort gezegd aangevoerd dat het aantal gedeclareerde uren alleszins redelijk is. Voorts heeft de advocaat van verzoeker gesteld dat het door hem gehanteerde uurtarief niet afwijkt van het uurtarief dat andere advocaten met zijn kennis en ervaring hanteren. 

De advocaat-generaal heeft gevorderd de beslissing van de rechtbank te bevestigen. 

Het hof overweegt als volgt. 

Voor het vaststellen van de hoogte van het te vergoeden bedrag zoekt het hof in beginsel aansluiting bij de declaratie van de advocaat. Dit wordt anders indien er gronden aanwezig zijn om hiervan af te wijken. Dit kan bijvoorbeeld zijn gelegen in de bovenmatigheid van de declaratie. Het moet dan wel gaan om een in meer of mindere mate in het oog springende bovenmatigheid (vgl. Gerechtshof Amsterdam 28 mei 2014, ECLl:NL:GHAMS:2014:2466 én Gerechtshof Amsterdam 9 maart 2018,ECLI:NL:GHAMS:20181011). 
De onder:havige.strafzaak betreft een verdenking van diefstal van € 24.282,00 uit een bedrijfsruimte. De zaak. heeft in één instantie voor de meervoudige kamer gediend. De advocaat heeft hiervoor 11 uren à € 345 exclusief kantoorkosten en btw in rekening gebracht (€ 4.565,36). Het hof oordeelt deze declaratie niet in bet oog springend bovenmatig. Gelet op het voorgaande zijn gronden van billijkheid aanwezig voor toekenning van een vergoeding zoals verzocht. Het hof zal de beschikking waarvan beroep daarom 
vernietigen en opnieuw recht doen. 

Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2019/GHAMS-030818