GHAMS 030818
- Meer over dit onderwerp:
Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2019/GHAMS-030818
beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling strafrecht
rekestnummer(s): 000522-18 (89 Sv) en 000523-18 (591a Sv)
parketnummer in eerste aanleg: 13-706045-16
Beschikking op het hoger beroep tegen de beschikking van de raadkamer van de rechtbank Amsterdam van 19 december 2017 op het verzoekschrift op de voet van de artikelen 89 en 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van: X
domicilie kiezende ten kantore van zijn advecaat,
mr. R.A. Korver; Herengracht 462, 1017 CA Amsterdam.
1.
Inhoud van het verzoekschrift
Het verzoekschrift strekt tot het verkrijgen van een vergoeding op de voet van artikel 89 Sv tot een bedrag van € 315,00, ter zake van schade die verzoeker stelt te hebben geleden als gevolg van de ondergane verzekering in de strafzaak met voormeld parketnummer.
Het verzoekschrift strekt voorts tot het toekennen van een vergoeding op de voet van artikel 591a Sv ter zake van:
1. kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van de strafzaak met voormeld parketnummer ten bedrage van € 4.565,36;
2. reiskosten gemaakt ten behoeve van het bijwonen van de behandeling van de strafzaak ten bedrage van € 5,32;
3. kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van onderhavige verzoekschriftprocedure in eerste aanleg ten bedrage van € 550,00, vermeerderd met € 280,00 voor het hoger beroep.
2.
Procesverloop
Het hoger beroep is op 11 januari 2018 ingesteld door verzoeker (hierna appellant).
Op 25 januari 2018 is een schriftuur houdende grieven ingekomen.
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld parketnummer en heeft op 13 juli 2018 de advocaat-generaal en de advocaat van appellant ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord. Appellant is niet verschenen.
3,
Beoordeling van het hoger beroep
De rechtbank heeft het verzoek deels toegewezen.
Het hoger beroep hiervan is tijdig ingesteld.
Het inleidende verzoek is tijdig ingediend.
De strafzaak met voormeld parketnummer is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. Appellant is op 13 juli 2017 - onherroepelijk - vrijgesproken van hetgeen hem ten laste was gelegd.
Ten aanzien van het verzoek op de voet van artikel 89 Sv
Appellant is op 19 januari 2016 in verzekering gesteld en op 22 januari 2016 in vrijheid gesteld.
Ingevolge het bepaalde in artikel 90, eerste lid, Sv heeft de toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Het hof acht (met de rechtbank) gronden van billijkheid aanwezig voor toekenning van-een vergoeding zoals verzocht.
Uit de inhoud van het dossier en het verhandelde in raadkamer is gebleken dat de onderstaande geldsommen overeenkomstig artikel 90, lid 3 Sv verrekend kunnen worden met het toegewezen bedrag, hetgeen zal worden bevolen.
Ten aanzien van het verzoek op de voet van artikel 591a Sv
Ingevolge het bepaalde in artikel 90, eerste lid, Sv heeft de toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Ten aanzien van het onder 2 en 3 verzochte acht het hof gronden van billijkheid aanwezig voor toewijzing van het verzoek.
Ten aanzien van het onder 1 (kosten rechtsbijstand ten behoeve van de strafzaak) verzochte heeft de rechtbank als volgt overwogen en beslist.
'Voor wat betreft het gedeclareerde uurtarief overweegt de rechtbank dat in het kader van een marginale toetsing van de omvang van de gevraagde vergoeding in beginsel geen plaats is voor matiging van het uurtarief. Het is immers de vrije keuze van een verdachte om een raadsman te kiezen en daarbij is het aan de raadsman om met de cliënt een uurtarief overeen te komen. In het geval echter een uurtarief wordt gevraagd dat qua hoogte afwijkt van wat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid aanvaardbaar is, zou dit kunnen leiden tot een matiging van het uurtarief. ( ... ) De rechtbank acht ( ... ) het door de raadsman in rekening gebrachte uurtarief van € 345,- (exclusief kantoorkosten en BTW) bovenmatig hoog. De rechtbank is van oordeel dat de onderhavige zaak niet een specialistisch karakter heeft dat het gehanteerde uurtarief naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid aanvaardbaar is. Het ging om een verdenking van een inbraak, waarbij omtrent enige bijzondere omstandigheden niets is gesteld of gebleken ( ... ) Voor rechtsbijstand in een zaak als de onderhavige, is een uuriariefvan € 250,- redelijk.. Het meerdere dient voor naar het oordeel van de rechtbank redelijkerwijs niet voor vergoeding in aanmerking te komen.'
De advocaat van verzoeker heeft in hoger beroep kort gezegd aangevoerd dat het aantal gedeclareerde uren alleszins redelijk is. Voorts heeft de advocaat van verzoeker gesteld dat het door hem gehanteerde uurtarief niet afwijkt van het uurtarief dat andere advocaten met zijn kennis en ervaring hanteren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd de beslissing van de rechtbank te bevestigen.
Het hof overweegt als volgt.
Voor het vaststellen van de hoogte van het te vergoeden bedrag zoekt het hof in beginsel aansluiting bij de declaratie van de advocaat. Dit wordt anders indien er gronden aanwezig zijn om hiervan af te wijken. Dit kan bijvoorbeeld zijn gelegen in de bovenmatigheid van de declaratie. Het moet dan wel gaan om een in meer of mindere mate in het oog springende bovenmatigheid (vgl. Gerechtshof Amsterdam 28 mei 2014, ECLl:NL:GHAMS:2014:2466 én Gerechtshof Amsterdam 9 maart 2018,ECLI:NL:GHAMS:20181011).
De onder:havige.strafzaak betreft een verdenking van diefstal van € 24.282,00 uit een bedrijfsruimte. De zaak. heeft in één instantie voor de meervoudige kamer gediend. De advocaat heeft hiervoor 11 uren à € 345 exclusief kantoorkosten en btw in rekening gebracht (€ 4.565,36). Het hof oordeelt deze declaratie niet in bet oog springend bovenmatig. Gelet op het voorgaande zijn gronden van billijkheid aanwezig voor toekenning van een vergoeding zoals verzocht. Het hof zal de beschikking waarvan beroep daarom
vernietigen en opnieuw recht doen.
4.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt de beschikking waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Ten aanzien van het verzoek op de voet van artikel 89 Sv
Wijst het verzochte toe.
Kent op de voet van artikel 89 Sv ten laste van de Staat aan appellant een vergoeding toe van € 315,00 (driehonderdvijftien euro).
Bepaalt de verrekening met de hierna te noemen aan de Staat verschuldigde geldsom:
CJIB nummer openstaand bedrag verrekening
€ 254,29 €254,29
Ten aanzien van het verzoek op de voel van artikel 591a Sv
Wijst het verzochte toe.
Kent op de voet van artikel 591a Sv uit 's Rijks kas aan appellant een vergoeding toe van € 5.400,68 (vijfduizendvierhonderd euro en achtenzestig cent).
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan appellant.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. R.D. van Heffen, I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen en A.M. Ruige, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Groenenberg als griffier, is bij ontstentenis van de voorzitter ondertekend door de jongste raadsheer en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 3 augustus 2018.
De voorzitter beveelt:
de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmakîng van
- € 254.29 (tweehonderdvierenviijftig euro en negenentwintig cent) op bankrekeningnummer ... t.n.v. ...
-.€ 5.461,39 (viifduizend vierhonderdeenenzestig euro en negenendertig cent) op bankrekeningnummer ... t.n.v. Stichting Beheer Derdengelden Richard Korver Advocaten o.v.v. schadevergoeding .
Amsterdam, 3 augustus 2018,
Bij ontstentenis van de voorzitter ondertekend door mr. A.M. Ruige, jongste raadsheer.
Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2019/GHAMS-030818
Zie ook Richard Korver Advocaten