Overslaan en naar de inhoud gaan

RBDHA 220119 Verzoek ziet hoofdzakelijk op vaststelling buitengerechtelijke kosten; niet aangetoond dat kosten redelijkerwijs noodzakelijk waren

RBDHA 220119 Verzoek ziet hoofdzakelijk op vaststelling buitengerechtelijke kosten; niet aangetoond dat kosten redelijkerwijs noodzakelijk waren 
afwijzing van het verzoek lag zo voor de hand dat het instellen daarvan als volstrekt onterecht kan worden gekwalificeerd

De feiten

2.1.
Op 1 februari 2017 rond 18:00 uur is [verzoeker] van achteren aangereden door de verzekerde van a.s.r. terwijl [verzoeker] voor het stoplicht wachtte.

2.2.
Op 2 mei 2017 heeft [verzoeker] zich bij a.s.r. gemeld om de afhandeling van zijn schade te bespreken.

2.3.
Op 25 mei 2017 heeft mr. O. Emre van Elfi Letselschade Advocaat zich als belangenbehartiger van [verzoeker] bij a.s.r. gemeld. Mr. Emre heeft a.s.r. bij die gelegenheid verzocht de aansprakelijkheid voor het ontstaan en de gevolgen van het ongeluk te erkennen, hetgeen a.s.r. heeft gedaan.

2.4.
Nadien hebben partijen geprobeerd de medische toestand van [verzoeker] vast te stellen en zijn zij in onderhandeling getreden.

2.5.
Door a.s.r. is ten titel van vergoeding materiële schade en voorschot aan [verzoeker] betaald een totaalbedrag van € 10.484,00.

2.6.
De gemachtigde van [verzoeker] heeft in de periode van 14 december 2017 tot en met 8 augustus 2018 aan a.s.r. facturen ter zake van buitengerechtelijke kosten gestuurd van in totaal € 14.182,44.

Het geschil

3.1.
[verzoeker] verzoekt bij wijze van deelgeschil ex artikel 1019w-1019cc Rv, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,

te bepalen dat a.s.r. alle buitengerechtelijke kosten betaalbaar dient te stellen en deze kosten vast te stellen op € 4.276,68 (inclusief 21% btw en 6% kantoorkosten), te vermeerderen met de wettelijke rente;

te bepalen dat a.s.r. binnen 5 dagen na datum van de beschikking aan verzoeker een aanvullend voorschot voldoet van € 1.000,00 en verzoeker op adequate wijze, maandelijks, dient te bevoorschotten met een redelijk bedrag totdat een eindregeling is bereikt;

met begroting en veroordeling van a.s.r. in de kosten van dit geding begroot op € 3.918,34 en € 79,00 vanwege griffierecht, de kosten van de rechtsbijstand te vermeerderen met de wettelijke rente.

3.2.
De gemachtigde van [verzoeker] heeft aan het verzoek artikel 6:96 lid 2 BW ten grondslag gelegd, stellende dat de kosten de dubbele redelijkheidstoets doorstaan. Als toelichting op de buitengerechtelijke kosten heeft [verzoeker] aangevoerd dat er werkzaamheden zijn verricht om de wederpartij te achterhalen, aangezien de veroorzaker van het ongeval de plaats van het delict had verlaten. Verder is alle relevante medische informatie opgevraagd door de gemachtigde van [verzoeker] en heeft de gemachtigde van [verzoeker] de huisbezoeken bijgewoond, het bezoekrapport bestudeerd, een medisch adviseur ingeschakeld en een voorlopige schadestaat opgesteld. Er is nog geen (zicht op een) eindtoestand, aldus de gemachtigde van [verzoeker] . Door a.s.r. is uiteindelijk aan buitengerechtelijke kosten voldaan een bedrag van in totaal € 9.905,76, aldus de gemachtigde van [verzoeker] .

3.3.
A.s.r. heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Primair heeft a.s.r. aangevoerd dat het verzoek tot betaling van de resterende buitengerechtelijke kosten zich niet leent voor een behandeling in een deelgeschilprocedure. Subsidiair heeft a.s.r. aangevoerd dat de gevorderde kosten de dubbele redelijkheidstoets niet doorstaan. Door a.s.r. is aan buitengerechtelijke kosten voldaan een bedrag van in totaal € 10.777,31. De zaak van [verzoeker] is niet complex en rechtvaardigt het aantal declareerde uren niet. A.s.r. heeft de aansprakelijkheid nimmer bestreden en zou de causale schade gewoon uitkeren. Daarnaast zijn er onnodige handelingen verricht en is er inefficiënt gewerkt door de gemachtigde van [verzoeker] . Tot slot is de verhouding tussen de schade van [verzoeker] en de buitengerechtelijke kosten disproportioneel.

De beoordeling

Bevoegdheid kantonrechter

4.1.
De bevoegdheid van de kantonrechter is tijdens de mondelinge behandeling ter sprake gekomen. Desgevraagd heeft de gemachtigde van [verzoeker] gezegd dat het verzoek tot bevoorschotting van € 1.000,00 per maand niet ongelimiteerd is. Daar leidt de kantonrechter uit af dat [verzoeker] zijn vordering kennelijk beperkt tot maximaal € 25.000,00 zodat de kantonrechter bevoegd is kennis te nemen van het geschil.

Vergoeding buitengerechtelijke kosten

4.2.
De kantonrechter stelt voorop dat niet in geschil is dat in deze deelgeschilprocedure het verzoek, dat hoofdzakelijk ziet op vaststelling van buitengerechtelijke kosten, door de kantonrechter inhoudelijk kan worden beoordeeld. Het leent zich daarmee voor behandeling in een deelgeschilprocedure.

4.3.
Vast staat dat de (eerdere) belangenbehartiger/gemachtigde van [verzoeker] aan buitenrechtelijke kosten in totaal een bedrag van € 14.815,41 heeft gedeclareerd bij a.s.r. A.s.r. heeft in haar verweerschrift gesteld dat de gemachtigde van [verzoeker] een bedrag van € 10.777,31 aan buitengerechtelijke kosten heeft ontvangen en aangezien dit verder niet is bestreden door de gemachtigde van [verzoeker] , zal van dat bedrag worden uitgegaan. Vast staat tevens dat aan [verzoeker] een schadebedrag, derhalve zonder de post buitengerechtelijk kosten, van € 10.484,00 is uitgekeerd.

4.4.
A.s.r. heeft de gemachtigde van [verzoeker] bij e-mail van 25 juli 2018 laten weten niet bereid te zijn tot verdere vergoeding van de buitengerechtelijke kosten omdat – zakelijk weergegeven – de totale buitengerechtelijke kosten niet in verhouding staan tot het uitgekeerde schadebedrag en er bovendien ten onrechte werkzaamheden (voor het volle uurtarief) zijn gedeclareerd.

4.5.
De kantonrechter neemt bij de beoordeling van het verzoek tot vergoeding van de buitengerechtelijke kosten tot uitgangspunt dat ingevolge artikel 6:96 lid 2 sub b en c BW een slachtoffer van een ongeval jegens de partij die aansprakelijk is voor de gevolgen van dat ongeval, recht heeft op vergoeding van de door hem gemaakte redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid alsmede ter verkrijging van voldoening buiten rechte. Bepalend voor toewijzing is de vraag of is voldaan aan de dubbele redelijkheidstoets als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW. Deze vereist dat, in de gegeven omstandigheden, het maken van de kosten redelijk is en de omvang van de verrichte werkzaamheden redelijkerwijs noodzakelijk is om vergoeding van de schade te verkrijgen. Van een onbegrensd recht op vergoeding van buitengerechtelijke kosten is dan ook geen sprake.

4.6.
Dat er buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht door de gemachtigde van [verzoeker] wordt als zodanig niet bestreden. Uit de overgelegde urenspecificaties blijkt dat tot aan het deelgeschil veelvuldig is getelefoneerd en gecorrespondeerd met voornamelijk [verzoeker] , a.s.r. en derden zoals PsyQ/psycholoog, huisarts, neuroloog met verzoeken om medische informatie (inclusief de rappellen). In totaal is er tot aan het deelgeschil door de gemachtigde van [verzoeker] bijna 42 uur gedeclareerd.

4.7.
De kantonrechter kwalificeert de zaak als niet omvangrijk en niet complex. Bij dit oordeel is betrokken dat a.s.r. de aansprakelijkheid direct heeft erkend en bereid was tot vergoeding van de schade voor zover deze in causaal verband staat met het ongeval. Daarmee kan voorts worden vastgesteld dat weinig tijd gemoeid was met de aansprakelijkheid zelf.

4.8.
Vervolgens is door de gemachtigde van [verzoeker] medische informatie opgevraagd bij derden en is een schadestaat opgemaakt. Daar is zo’n 10 uur voor geschreven, waarvan ruim 7 uur voor het opvragen van de medische stukken. De kantonrechter ziet niet in hoe deze werkzaamheden kunnen leiden tot een dergelijk hoog aantal declarabele uren, nog daargelaten dat in ieder geval het rappelleren als secretariële handelingen kunnen worden gekwalificeerd. De keuze geen secretariaat te installeren is aan het kantoor van de gemachtigde van [verzoeker] , maar het declareren van die secretariële werkzaamheden tegen een advocatentarief voldoet niet aan de dubbele redelijkheidstoets.

4.9.
Terecht heeft a.s.r. opgemerkt dat opvalt hoeveel tijd geschreven is voor correspondentie- en telefoonverrichtingen; ruim 93% van alle handelingen zo heeft a.s.r. onbestreden gesteld. Een afdoende verklaring hiervoor heeft de gemachtigde van [verzoeker] niet gegeven. Hoewel het gemachtigden ter vrije bepaling staat hoe te handelen in een zaak (dus hoe het procesdossier wordt ingericht, hoeveel contactmomenten er zijn met de cliënt, de wederpartij en derden enzovoorts), is het tevens hun verantwoordelijk dit efficiënt aan te pakken. Inefficiënt handelen kan niet voor vergoeding in aanmerking komen en doorstaat de dubbele redelijkheidstoets dan ook niet omdat deze niet als redelijkerwijs noodzakelijk kunnen worden aangemerkt.

4.10.
Het voorgaande bezien, acht de kantonrechter de gedeclareerde uren van zo’n 42 uur en de daarmee samenhangende kosten tot aan het deelgeschil bovenmatig hoog. De kantonrechter is van oordeel dat a.s.r. door een bedrag van € 10.777,31 aan buitengerechtelijke kosten te vergoeden, in voldoende mate de redelijke kosten van de gemachtigde van [verzoeker] zijn voldaan, mede in het licht van de (geringe) complexiteit van de zaak, de snelle erkenning van aansprakelijkheid en de hoogte van het schadebedrag dat aan [verzoeker] is uitgekeerd.

4.11.
Het door de gemachtigde van [verzoeker] verzochte ter zake van de buitengerechtelijke kosten zal gezien het voorgaande worden afgewezen.

Verzoek aanvullend voorschot

4.12.
Ter onderbouwing van het verzoek tot aanvullend voorschot heeft [verzoeker] slechts aangevoerd dat hij in de financiële problemen is geraakt door het ongeval. [verzoeker] laat achterwege toe te lichten en te onderbouwen waarom dit zou moeten leiden tot een maandelijkse bevoorschotting van minimaal € 1.000,00, terwijl dit – mede gelet op het verweer van a.s.r. – wel op zijn weg had gelegen. Dit verzoek is zonder (nadere) toelichting, die ontbreekt, niet toewijsbaar en zal dan ook als onvoldoende onderbouwd worden afgewezen.

Kosten deelgeschil

4.13.
Ingevolge artikel 1019aa Rv dient de kantonrechter de kosten bij de behandeling van het verzoek aan de zijde van de persoon die schade door letsel lijdt te begroten op de voet van artikel 6:96 BW, ook als het verzoek wordt afgewezen. Dit betekent dat de benadeelde deze kosten in beginsel volledig vergoed kan krijgen van de andere partij, als diens aansprakelijkheid tenminste komt vast te staan. Voorts dient hierbij de dubbele redelijkheidstoets gehanteerd te worden: het dient redelijk te zijn dat de kosten zijn gemaakt en de hoogte van de kosten dient eveneens redelijk te zijn. Dit betekent dat indien een deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, de kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking komen (TK 2007-2008, 31518, nr. 3, p. 12).

4.14.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft a.s.r. in het licht van alle relevante omstandigheden van het geval, waaronder de aard en omvang van de zaak, de aard en omvang van de schade en de snelle erkenning van aansprakelijkheid door a.s.r., ruimhartig bevoorschot terwijl uit de urenspecificaties van de gemachtigde van [verzoeker] blijkt dat buitenproportioneel veel uren zijn gemaakt zonder dat daarvoor enige gefundeerde verklaring of rechtvaardiging is gegeven. Naar het oordeel van de kantonrechter lag een afwijzing van het verzoek – mede in het licht van de onvoldoende onderbouwing daarvan – zo voor de hand dat het instellen daarvan als volstrekt onterecht kan worden gekwalificeerd. Begroting van de kosten kan daarmee achterwege blijven. ECLI:NL:RBDHA:2019:871