RBMNE 250418 kosten gevorderd € 70.000,00 vanwege verrichte wzh, toegewezen € 5000,00 vanwege toekomstige wzh
- Meer over dit onderwerp:
RBMNE 250418 pijnsyndroom knie, contusie schouder, geen crps, geen oordeel over c.v. en voorschot, aanwijzing psychiater
- kosten gevorderd € 70.000,00 vanwege verrichte wzh, toegewezen € 5.000,00 vanwege toekomstige wzh
- gevorderd 10.235,15 , toegewezen 15 uren x € 190,00 + 6 % + 21% = € 3.655,41
buitengerechtelijke kosten
4.9.
[verzoekster] vraagt vergoeding van openstaande buitengerechtelijke kosten ter hoogte van € 70.000,00, althans een op dat bedrag vast te stellen voorschot. Univé voert - verkort weergegeven - aan dat zij met de betaling van een totaalbedrag van € 25.297,17 de redelijk te achten buitengerechtelijke kosten heeft vergoed. Een aanvullend voorschot van maar liefst € 70.000,00 zou betekenen dat tot heden meer dan € 95.000,00 aan buitengerechtelijke kosten in deze zaak zijn gemaakt. Univé vindt dit bedrag exorbitant en het kan volgens haar op geen enkele wijze de dubbele redelijkheidstoets doorstaan.
De rechtbank is van oordeel dat de verzochte vergoeding voor buitengerechtelijke kosten (als voorschot) niet voldoet aan de dubbele redelijkheidstoets van artikel 6:96 lid 2 onder b BW. Hoewel het op zichzelf genomen redelijk is dat [verzoekster] gezien het haar overkomen ongeval kosten maakt, waaronder kosten van rechtsbijstand, is de rechtbank van oordeel dat in verband met de nog bestaande onduidelijkheid over - en volgens Devilee afwezigheid van - het causaal verband en daarmee over de omvang van de schade, Univé niet gehouden is tot het voldoen van het in totaal verzochte bedrag aan buitengerechtelijke kosten. In de omstandigheid dat partijen het erover eens zijn dat een psychiatrische expertise nodig is, waarbij het vanzelfsprekend is dat [verzoekster] moet worden bijgestaan door haar advocaat, ziet de rechtbank aanleiding dit deel van het verzoek toe te wijzen tot op een bedrag van € 5.000,00. Voor het overige wordt het verzoek afgewezen.
kosten deelgeschil
4.10.
De rechtbank dient op grond van artikel 1019aa lid 1 Rv de kosten van de procedure te begroten en daarbij de redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking te nemen, ook indien een verzoek niet wordt toegewezen. Bij de begroting van de kosten dient de rechtbank de dubbele redelijkheidstoets te hanteren; zowel het inroepen van de rechtsbijstand als de daarvoor gemaakte kosten moeten redelijk zijn. Dit betekent dat indien een deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, de kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking komen.
[verzoekster] maakt aanspraak op een bedrag van € 10.235,15 (inclusief 6% kantoorkosten en 21% btw), te vermeerderen met het griffierecht van € 1.545,00.
Primair is Univé van mening dat de deelgeschilkosten op nihil moeten worden begroot. Verder voert Univé aan dat de opgevoerde kosten bovenmatig hoog zijn. Zij wijst erop dat tot de indiening van het verzoekschrift maar liefst 28 uur en 30 minuten is besteed, terwijl daarvan een twintigtal brieven of e-mails van en naar [verzoekster] uitmaken, wat volgens Univé overbodig is. Aan het opstellen van het verzoekschrift is meer dan 25 uur besteed, wat volgens Univé volstrekt niet past bij het relatief beperkte verzoekschrift van 11 pagina’s. Indien de kosten begroot worden dienen deze inclusief de mondelinge behandeling beperkt te blijven tot een bedrag van maximaal € 3.000,00 exclusief btw en griffierecht wat Univé betreft. Univé heeft geen (afzonderlijk) verweer gevoerd tegen het uurtarief.
Hoewel de rechtbank van oordeel is dat geen sprake is van een volstrekt onnodig of onterecht ingediend verzoek (wat de conclusie zou rechtvaardigen dat gemaakte kosten niet voor begroting in aanmerking komen omdat sprake is van misbruik van het processuele middel van een verzoekschrift ex artikel 1019w Rv), moet wel aan Univé worden toegegeven dat het verzoekschrift “tegen beter weten in is ingediend”. Dit geldt dan met name voor het verzoek over het causaal verband (en in het verlengde daarvan de verzochte betaling van diverse voorschotten). Op basis van de huidige stand van de rechtspraak in deelgeschillen is daarvan inmiddels immers wel duidelijk dat zo’n verzoek wordt afgewezen indien daaraan geen onafhankelijk medisch rapport ten grondslag ligt. Dit heeft daarom als consequentie dat in zoverre niet kan worden geoordeeld dat sprake is van redelijke kosten. Voor het overige is de onderhavige zaak naar het oordeel van de rechtbank een voor wat betreft de omvang en complexiteit ervan beperkt en overzichtelijk deelgeschil. Het aan het deelgeschil bestede en opgegeven aantal uren is daarmee niet in overeenstemming. De met de opstelling van het verzoekschrift en de verdere behandeling van de zaak gemoeide, redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW zullen door de rechtbank dan ook worden begroot op 15 uren x € 190,00 exclusief btw en kantoorkosten, derhalve op € 3.655,41 inclusief btw en kantoorkosten, te vermeerderen met het door [verzoekster] betaalde griffierecht van € 1.545,00. Univé zal tot betaling daarvan aan [verzoekster] worden veroordeeld.
4.11.
Omdat tegen de beschikking op een verzoek inzake een deelgeschil op grond van artikel 1019bb Rv geen hogere voorziening open staat, zal de rechtbank de verzochte uitvoerbaarbijvoorraadverklaring afwijzen. ECLI:NL:RBMNE:2018:1838