Overslaan en naar de inhoud gaan

Hof Amsterdam 190416 (HB in KG) rechtsbijstandverzekeraar heeft met opstellen plan van aanpak en opdracht tot beoordeling daarvan door extern advocaat voldaan aan geschillenregeling

Hof Amsterdam 190416 (HB in KG) rechtsbijstandverzekeraar heeft met opstellen plan van aanpak en opdracht tot beoordeling daarvan door extern advocaat voldaan aan geschillenregeling

3 Beoordeling

3.1.
[appellante] heeft in eerste aanleg gevorderd DAS Rechtsbijstand te bevelen een door [appellante] aan te wijzen advocaat opdracht te geven om bindend te adviseren over de te volgen gedragslijn voor de regeling van het geschil dan wel de geschillen, en het honorarium voor dit bindend advies te voldoen, op straffe van verbeurte van een dwangsom, althans een zodanige voorziening te treffen als de voorzieningenrechter juist acht, onder veroordeling van DAS Rechtsbijstand in de (werkelijke) proceskosten.
De voorzieningenrechter heeft de vorderingen afgewezen, onder compensatie van de proceskosten. De grieven 1-4 zijn gericht tegen deze afwijzing. De grieven zullen hierna gezamenlijk worden behandeld.

3.2.
[appellante] voert als grondslag voor haar vorderingen aan dat DAS Rechtsbijstand weliswaar [X] Advocaten opdracht heeft gegeven (bindend) te adviseren over het plan van aanpak, maar niet bereid is [X] Advocaten tevens te laten adviseren over de andere kwesties die partijen verdeeld houden. Door te weigeren [X] Advocaten ook over deze kwesties te laten adviseren, heeft DAS Rechtsbijstand [appellante] genoodzaakt niet akkoord te gaan met een advies over (slechts) het plan van aanpak, aldus [appellante] .

3.3.
Nu de strekking van artikel 18 van de polisvoorwaarden 03-12 en artikel 10 van de Algemene voorwaarden 07/2011 - zover thans relevant - gelijk is, laat het hof in het midden welke regeling in casu van toepassing is. Beide geschillenregelingen zijn een uitvloeisel van (artikel 6 van) de Richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 22 juni 1987 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de rechtsbijstandsverzekering, 87/344/EEG. Deze richtlijn is door de Nederlandse wetgever geïmplementeerd in (artikel 68 lid 1 van) de Wet op het financieel toezicht. De tekst van de geschillenregelingen brengt - mede in het licht van voornoemde (Europeesrechtelijke) bepalingen - met zich dat de geschillenregeling door de verzekerde kan worden ingeroepen bij onoverbrugbare geschilpunten over de haalbaarheid van een procedure over het geschil waarvoor een beroep op de rechtsbijstandverzekering wordt gedaan, of over de te voeren strategie.

3.4.
Naar het oordeel van het hof heeft DAS Rechtsbijstand, door [X] Advocaten bij brief van 2 september 2014 op te dragen het plan van aanpak te beoordelen, voldaan aan haar verplichtingen uit hoofde van de geschillenregeling, met name haar verplichting om bindend te laten adviseren over de te volgen gedragslijn voor de regeling van het geschil. Uit de brief van 2 september 2014 blijkt tevens dat DAS Rechtsbijstand bereid is het honorarium van [X] Advocaten voor het advies te voldoen (mits aan zekere voorwaarden wordt voldaan). Dit brengt met zich dat bij toewijzing van de vorderingen van [appellante] geen (spoedeisend) belang bestaat. Het gegeven dat het advies thans nog niet is uitgebracht, maakt dit niet anders. Het is immers [appellante] zelf die het uitbrengen van het advies tegenhoudt, doordat zij wil dat ook (bindend) wordt geadviseerd over andere kwesties dan het plan van aanpak. De geschillenregeling is echter niet van toepassing op deze andere kwesties, te weten hoeveel door de polis gedekte geschillen zich voordoen ( [appellante] : 5/6; DAS Rechtsbijstand: 1/2), of [appellante] vanwege de verstoorde verhouding met DAS Rechtsbijstand het recht heeft haar zaak door een externe advocaat te laten behandelen en of kostenmaxima gelden en zo ja tot welke hoogte. Deze kwesties hebben in de kern betrekking op de omvang van de dekking. Zij betreffen in ieder geval niet de gedragslijn voor de regeling van het geschil tussen [appellante] en de mogelijk aansprakelijke partij(en). [appellante] zal om hierover uitsluitsel te krijgen de weg van de klachtenregeling van artikel 16.2 van de Algemene voorwaarden 07/2011 moeten bewandelen en/of een hiertoe strekkende vordering moeten instellen bij de burgerlijke rechter (hetgeen zij in de onderhavige procedure niet heeft gedaan). Aan voormeld oordeel staat niet in de weg dat in het door DAS Rechtsbijstand aan [X] Advocaten verstrekte dossier mogelijk stukken ontbreken en het dossier (volgens [appellante] ) weinig overzichtelijk is.
Overigens neemt het hof aan dat - wanneer [X] Advocaten eenmaal haar bindend advies naar aanleiding van het plan van aanpak heeft uitgebracht - DAS Rechtsbijstand alles in het werk zal stellen zo snel mogelijk een (buitengerechtelijke) regeling ter zake voormelde andere kwesties te bereiken. Het is immers van groot belang dat de zaak van [appellante] met spoed wordt aangepakt. Mogelijk zou bij een poging de kwesties te regelen (de klachtenregeling van artikel 16.2 indachtig) een lid van de directie van DAS Rechtsbijstand dan wel een externe mediator kunnen worden betrokken.

3.5.
Uit het voorgaande volgt dat de vorderingen van [appellante] moeten worden afgewezen.
[appellante] maakt bezwaar tegen een aantal overwegingen in het bestreden vonnis (zie met name de grieven 1-3), die (uitsluitend) relevant zijn voor een beoordeling van de vorderingen in het licht van de toenmalige situatie (toetsing ex tunc). Nu deze overwegingen niet van belang zijn voor een beoordeling van de (hoofd)vorderingen van [appellante] aan de hand van de huidige situatie (de in appel van een kort geding vonnis gebruikelijke toetsing ex nunc), begrijpt het hof dat [appellante] met deze bezwaren wil bewerkstelligen dat DAS Rechtsbijstand alsnog in de (werkelijke) proceskosten van de eerste aanleg wordt veroordeeld (zie ook de afrondende opmerkingen op pagina 13 memorie van grieven). De bezwaren brengen derhalve met zich dat het hof ook moet beoordelen of de (hoofd)vorderingen van [appellante] naar de situatie ten tijde van het kort geding in eerste aanleg, toewijsbaar waren. Dit is niet het geval. Voor een motivering van deze beslissing verwijst het hof naar de overwegingen in het vonnis van de voorzieningenrechter (zie met name rechtsoverweging 4.8 van het bestreden vonnis), waarmee het hof zich verenigt en die het tot de zijne maakt.

3.6.
Het bovenstaande brengt met zich dat de grieven falen, zodat het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd.
[appellante] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. ECLI:NL:GHAMS:2016:1539