Hof L.warden 250608 regresUWV ex art 52a Zw: geen dubbele fictie bij bepaling civiel plafond
- Meer over dit onderwerp:
Hof L.warden 250608 regresUWV ex art 52a Zw: geen dubbele fictie bij bepaling civiel plafond
[appellant] heeft voorts als verweer gevoerd dat [betrokkene 1] ten tijde van het ongeval werkloos was en een WW-uitkering genoot. Het standpunt van [appellant] dat artikel 52a Ziektewet (Zw) slechts ziet op de situatie dat iemand die werkt, arbeidsongeschikt wordt en "het UWV volledig verantwoordelijk is voor de gevolgen van het feit dat [betrokkene 1 ] geen baan had" vindt geen steun in het recht. Artikel 52a Zw gaat ter bepaling van de omvang van het daarin geregelde verhaal uit van een fictieve situatie, namelijk de situatie die zou bestaan indien de aanspraken krachtens de Ziektewet worden weggedacht. Volgens artikel 19 lid 1 sub a Werkloosheidswet heeft de werknemer die een uitkering ontvangt op grond van de Ziektewet geen recht op een WW-uitkering. De vraag is derhalve aan de orde of de fictie van artikel 52a Zw (het "wegdenken" van de aanspraken krachtens de Ziektewet) tot gevolg heeft dat ervan moet worden uitgegaan dat dan [betrokkene 1 ] een werkloosheidsuitkering zou hebben genoten. Voor de beantwoording van die vraag in bevestigende zin is reeds in de bewoordingen van artikel 52a Zw geen steun te vinden. Beslissend is echter dat dit artikel ten doel heeft het de bedrijfsvereniging (thans het UWV) die ziekengeld heeft uitbetaald, mogelijk te maken verhaal uit te oefenen (in het onderhavige geval via de WAM-verzekeraar) op degene die voor het veroorzaken van het letsel aansprakelijk is ([appellant]) en dat de fictie in dit artikel slechts ertoe strekt het bereiken van dat doel veilig te stellen. Het "wegdenken" van de gevolgen van de Ziektewet mag niet zo ver worden doorgevoerd dat het verhaalsrecht illusoir zou worden ten voordele van de aansprakelijke persoon (HR 2 juni 1989, NJ 1990/726). LJN BD5820
[appellant] heeft voorts als verweer gevoerd dat [betrokkene 1] ten tijde van het ongeval werkloos was en een WW-uitkering genoot. Het standpunt van [appellant] dat artikel 52a Ziektewet (Zw) slechts ziet op de situatie dat iemand die werkt, arbeidsongeschikt wordt en "het UWV volledig verantwoordelijk is voor de gevolgen van het feit dat [betrokkene 1 ] geen baan had" vindt geen steun in het recht. Artikel 52a Zw gaat ter bepaling van de omvang van het daarin geregelde verhaal uit van een fictieve situatie, namelijk de situatie die zou bestaan indien de aanspraken krachtens de Ziektewet worden weggedacht. Volgens artikel 19 lid 1 sub a Werkloosheidswet heeft de werknemer die een uitkering ontvangt op grond van de Ziektewet geen recht op een WW-uitkering. De vraag is derhalve aan de orde of de fictie van artikel 52a Zw (het "wegdenken" van de aanspraken krachtens de Ziektewet) tot gevolg heeft dat ervan moet worden uitgegaan dat dan [betrokkene 1 ] een werkloosheidsuitkering zou hebben genoten. Voor de beantwoording van die vraag in bevestigende zin is reeds in de bewoordingen van artikel 52a Zw geen steun te vinden. Beslissend is echter dat dit artikel ten doel heeft het de bedrijfsvereniging (thans het UWV) die ziekengeld heeft uitbetaald, mogelijk te maken verhaal uit te oefenen (in het onderhavige geval via de WAM-verzekeraar) op degene die voor het veroorzaken van het letsel aansprakelijk is ([appellant]) en dat de fictie in dit artikel slechts ertoe strekt het bereiken van dat doel veilig te stellen. Het "wegdenken" van de gevolgen van de Ziektewet mag niet zo ver worden doorgevoerd dat het verhaalsrecht illusoir zou worden ten voordele van de aansprakelijke persoon (HR 2 juni 1989, NJ 1990/726). LJN BD5820