Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Gelderland 300316 buitengerechtelijke kosten terzake van regres gevorderd en, na correctie dubbeltelling, toegewezen op gevorderd bedrag

Rb Gelderland 300316 Letsel politieman bij gebruik noodzakelijk geweld tegen arrestant; vordering van politieman en diens werkgever, geen eigen schuld vanwege toepassing nekklem; 
- Sommenverzekering politieagent levert geen te verrekenen voordeel ex art. 6:100 BW op.
- Smartengeld politieagent vanwege borstspierscheuring bij arrestatie € 5000,00 

- buitengerechtelijke kosten terzake van regres gevorderd en, na correctie dubbeltelling, toegewezen op gevorderd bedrag

Aansprakelijkheid jegens de politie

2.16.
Vast staat dat [gedaagde] na en vanwege het afscheuren van zijn borstspier, waarvoor [gedaagde] zoals hierboven is uiteengezet aansprakelijk is, gedurende enige tijd (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt is geweest. Als onbetwist staat eveneens vast dat de politie krachtens artikel 7:629, lid 1 BW of krachtens individuele of collectieve arbeidsovereenkomst verplicht was tijdens de periode van (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid van [eiser 1] diens loon (gedeeltelijk) door te betalen. De politie heeft dan jegens [gedaagde] recht op schadevergoeding ten bedrage van het door haar doorbetaalde loon, en ook op vergoeding van door haar gemaakte redelijke kosten van re-integratie, in de zin van artikel 7:658a BW, zo volgt uit artikel 6:107a BW.

Schade politie

2.17.
De politie heeft een bedrag gevorderd van € 13.775,40 ter zake van doorbetaald loon. Ter onderbouwing van het gevorderde bedrag is als productie 4 een gedetailleerde berekening overgelegd.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat [eiser 1] vanwege zijn degeneratieve problematiek in die periode sowieso arbeidsongeschikt zou zijn geweest. En voorts dat de politie niet aannemelijk heeft gemaakt dat [eiser 1] in de genoemde periode arbeidsongeschikt is geweest, gelet op het feit dat [eiser 1] de dag na het incident gewoon weer aan het werk is gegaan.
De rechtbank acht, gelet op de ernst van het letsel, aannemelijk dat [eiser 1] vanwege de afscheuring van de borstspier, de daaropvolgende operatie en de herstel- en revalidatieperiode nadien in de genoemde periode geheel en later gedeeltelijk arbeidsongeschikt is geweest. Dat in die periode, de afscheuring van de borstspier en de operatie weggedacht, [eiser 1] als gevolg van de degeneratieve problematiek ook arbeidsongeschikt zou zijn geweest is op geen enkele wijze aannemelijk geworden. Het rapport van Van Bekerom geeft daarvoor in ieder geval geen onderbouwing, zoals volgt uit punt 2.3. [eiser 1] heeft tijdens de comparitie verder verklaard dat hij de dag na het incident is gaan werken, maar al na enkele uren vanwege pijn aan zijn borst is uitgevallen. Dat heeft [gedaagde] niet weersproken.
Concrete bezwaren tegen de in het geding gebrachte berekening zijn verder niet gemaakt.
Van belang is verder nog dat loon is doorbetaald gedurende een periode waarin, gelet op hetgeen in punt 2.3. is overwogen, op basis van de gewrichtsdegeneratie nog geen klachten en beperkingen te verwachten waren. Ook voor deze schadepost heeft deze aandoening van [eiser 1] derhalve geen gevolgen. De loonschade zal worden begroot op het gevorderde bedrag van € 13.755,40.

2.18.
De politie heeft een bedrag gevorderd van € 2.263,55 ter zake van re-integratiekosten, althans verplaatste schade in de zin van artikel 6:107 BW. Het gaat om onkosten verband houdende met de arbeidsongeschiktheid van [eiser 1] die de politie ingevolge het Besluit Algemene Rechtspositie Politie aan [eiser 1] heeft moeten vergoeden, aldus de politie . [gedaagde] heeft daar tegen aangevoerd dat deze kosten niet hadden mogen worden uitgekeerd omdat het ongeval volgens [gedaagde] aan [eiser 1] zelf is te wijten. Daaraan wordt voorbij gegaan gelet op hetgeen is overwogen onder punt 2.1. en 2.4. Ter comparitie van partijen heeft [gedaagde] nog aangevoerd dat de kosten door de verzekeraar van de politie zijn vergoed. De politie heeft gemotiveerd gesteld dat dat niet het geval is. [gedaagde] heeft daar niets meer tegenin gebracht. Van overige bezwaren is niet gebleken. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de in dit verband gevorderde kosten, blijkens het overzicht, niet vanwege de gewrichtsdegeneratie ook zouden zijn gemaakt, het incident weggedacht. Daarbij zij verwezen naar hetgeen in punt 2.8. is overwogen. De rechtbank zal de uitgekeerde onkosten dan ook begroten op het gevorderde bedrag.

2.19.
De politie heeft ter zake van verhaal van kosten ter vaststelling van aansprakelijkheid en ter verkrijging van voldoening buiten rechte op de voet van artikel 6:96 lid 2 aanhef en onder sub b en c BW – na vermeerdering van eis – een bedrag van in totaal € 7.168,16 gevorderd (€ 4.904,13 plus € 2.264,03). De beoordeling van aansprakelijkheid van [gedaagde] jegens de politie omvat mede de vraag of [gedaagde] jegens [eiser 1] onrechtmatig heeft gehandeld, nu zowel voor een beroep op artikel 6:107 als voor een beroep op 6:107a BW aansprakelijkheid van [gedaagde] jegens [eiser 1] vereist is. De politie kan derhalve in beginsel ook de in dit laatste verband gemaakte kosten op de voet van artikel 6:96 BW op [gedaagde] verhalen.

2.20.
[gedaagde] betwist dat het hier gaat om buitengerechtelijke kosten en verder dat de gevorderde kosten de dubbele redelijkheidstoets kunnen doorstaan.
De rechtbank constateert dat de politie vergoeding wenst van de kosten van de door haar ingeschakelde personenschade regelaar, de heer [naam 2] . Het gaat, blijkens de specificaties, om werkzaamheden in de periode van 3 november 2012 tot 13 mei 2015. Zoals ook tijdens de comparitie van partijen is geconstateerd zijn de werkzaamheden in de periode van 20 februari tot 24 maart 2015 dubbel in rekening gebracht. Het gaat om afgerond vijf uren tegen een uurtarief van € 210,00 (inclusief BTW dus een bedrag van € 1.270,50). Hetgeen na aftrek van dit bedrag resteert, een bedrag van € 5.897,66, zal worden toegewezen nu uit de stellingen van [eisers] naar voren komt dat [naam 2] namens [eisers] de schade in kaart heeft gebracht en buitengerechtelijk met [gedaagde] heeft getracht een regeling te treffen en [gedaagde] dit verder niet concreet heeft betwist. Niet kan worden gezegd dat het maken van de kosten of de hoogte ervan onredelijk is.

2.21.
Voor zover het op verrekening van voordeel gerichte verweer ook tegen de vordering van de politie wordt gevoerd slaagt dat verweer niet. Van voordeel is geen sprake nu de politie de verzekeringsuitkering heeft doorbetaald aan [eiser 1] .

2.22.
Het door de politie gevorderde is derhalve toewijsbaar tot een bedrag van € 21.936,61, vermeerderd met de wettelijke rente die tot 29 mei 2015 € 1.730,00 bedraagt. Zonder toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien waarom het ontbreken van een aanzegging aan de verschuldigdheid van rente in de weg zou staan, zoals [gedaagde] opwerpt. Op grond van artikel 6:83 aanhef en onder b BW treedt het verzuim in beginsel zonder ingebrekestelling in. ECLI:NL:RBGEL:2016:2974