Overslaan en naar de inhoud gaan

RBNHO 110924 schade vanwege narisico WAM-verzekeraar; OD t.o.v. WAM-verzekeraar vanwege niet verzekeren auto

RBNHO 110924 schade vanwege narisico WAM-verzekeraar; OD t.o.v. WAM-verzekeraar vanwege niet verzekeren auto

De zaak in het kort

[gedaagde] heeft het kenteken van een auto op zijn naam gezet. Op dat moment (en tot twee dagen later) was de auto voor Wettelijke Aansprakelijkheid voor motorrijtuigen (WA) verzekerd bij Achmea. [gedaagde] heeft geen (nieuwe) WA verzekering voor de auto afgesloten. Kort na de tenaamstelling is door de auto schade gereden aan vier geparkeerde auto’s. Achmea is op basis van de wet aansprakelijk gesteld voor de schade, welke zij op [gedaagde] wil verhalen.

De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] onrechtmatig tegenover Achmea heeft gehandeld door geen (nieuwe) WA verzekering voor de auto af te sluiten. Hiermee heeft hij zijn wettelijke verplichting om een WA verzekering af te sluiten niet nageleefd en zich onzorgvuldig tegenover Achmea gedragen. Hij is daarom aansprakelijk voor de schade die hieruit voortvloeit. De stelling van [gedaagde] dat hij thuis zat op het moment dat de schade is veroorzaakt doet niet terzake. De onrechtmatigheid van zijn handelen ziet namelijk op het niet afsluiten van een nieuwe WA verzekering en niet op het al dan niet veroorzaken van een ongeluk. De vorderingen van Achmea worden toegewezen.

1De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het tussenvonnis van 26 juni 2024

- de mondelinge behandeling van 15 augustus 2024.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2De feiten

2.1.

Achmea is een verzekeringsmaatschappij die onder meer Wettelijke Aansprakelijkheidsverzekeringen voor motorrijtuigen (hierna: de WA-verzekering) aanbiedt. [gedaagde] is een natuurlijk persoon.

2.2.

[gedaagde] heeft in juli 2018 een auto met kenteken [kenteken] (hierna: de auto) overgedragen gekregen waarvan het kenteken op 19 juli 2018 op zijn naam is gezet. De auto is tot 21 juli 2018 (door de vorige eigenaar van de auto) verzekerd geweest onder een WA-verzekering bij Achmea. [gedaagde] heeft, nadat het kenteken van de auto op zijn naam is gezet, geen nieuwe WA-verzekering voor de auto afgesloten.

2.3.

Op 29 juli 2018 is de auto betrokken geraakt bij een ongeluk op de [adres] in [plaats], waarbij de auto schade heeft toegebracht aan vier geparkeerd auto’s. Met behulp van getuigen heeft de politie vastgesteld dat de auto betrokken was bij het ongeluk.

2.4.

Achmea is op grond van artikel 13 lid 4 van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (hierna: WAM) aansprakelijk gesteld door de eigenaren van de vier geparkeerde auto’s. Dit wetsartikel bepaalt dat de verplichtingen van de WA-verzekeraar tegenover benadeelden blijven bestaan voor ongevallen en gebeurtenissen die plaatsvinden binnen 16 dagen na de dag waarop de verzekering is beëindigd. Deze bepaling wordt ook wel aangeduid als het “narisico” van een WA-verzekeraar. Achmea heeft op basis van het narisico een totaalbedrag van € 11.024,18 moeten uitkeren aan de eigenaren van de vier geparkeerde auto’s.

2.5.

Achmea heeft meerdere keren contact opgenomen met [gedaagde] en hem verzocht om dit bedrag aan Achmea te vergoeden. Dit heeft Achmea onder meer gedaan in een brief van 19 juni 2019, waarin Achmea aan [gedaagde] tot 3 juli 2019 de tijd heeft gegeven om het bedrag van € 11.024,18 terug te betalen. [gedaagde] heeft aan dit verzoek geen gehoor gegeven.

3Het geschil

3.1.

Achmea vordert - samengevat – dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van de hoofdsom van € 11.024,18 te vermeerderen met € 1.519,85 aan wettelijke rente, € 1.071,14 aan buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten.

3.2.

[gedaagde] heeft mondeling verweer gevoerd op 24 april 2024. [gedaagde] betwist de vorderingen van Achmea. Daartoe heeft [gedaagde] aangevoerd dat hij de vordering onterecht vindt omdat hij de schade niet heeft veroorzaakt omdat hij thuis was toen de schade is veroorzaakt. Ook heeft hij verklaard dat de politie bij hem is langsgeweest en heeft gezegd dat zijn auto betrokken was bij het ongeluk. Hij heeft zijn verhaal aan de politie gedaan en toen is hij niet verder vervolgd omdat het om een verzekeringskwestie ging. Volgens [gedaagde] heeft de politie en Achmea de verkeerde persoon te pakken, omdat hij gewoon thuis zat.

3.3.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4De beoordeling

Standpunten van partijen

4.1.

Achmea legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] een onrechtmatige daad heeft gepleegd tegenover haar door geen (nieuwe) WA-verzekering af te sluiten voor de auto, hoewel hij daartoe wel wettelijk verplicht is op basis van artikel 3 WAM. Als gevolg van de schending van die wettelijke verplichting heeft [gedaagde] onzorgvuldig gehandeld tegenover Achmea en is zij op basis van narisico aansprakelijk tegenover de eigenaren van de vier geparkeerde auto’s. Deze schade had Achmea niet geleden als [gedaagde] wel een (nieuwe) WA-verzekering had afgesloten. Daarom wil Achmea deze kosten verhalen op [gedaagde].

4.2.

Het verweer van [gedaagde] hiertegen komt er op neer dat de vordering moet worden afgewezen omdat hij niet in de auto zat toen de schade werd veroorzaakt nu hij, op dat moment dat de schade is veroorzaakt, thuis was. [gedaagde] stelt daarom dat hij de schade niet veroorzaakt kan worden.

Het oordeel van de kantonrechter
 

4.3.

In zijn mondelinge antwoord heeft [gedaagde] niet ontkend dat de auto zijn auto is, dat hij de auto niet WA heeft verzekerd en dat zijn auto bij het ongeval met de vier geparkeerde auto’s betrokken is geweest. Deze feiten staan daarom vast.

4.4.

Op basis van artikel 2 WAM is de bezitter van een motorrijtuig en degene op wiens naam het kenteken staat ingeschreven verplicht om het motorrijtuig te verzekeren op basis van een WA-verzekering. Deze verplichting is door [gedaagde] niet nageleefd. De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] door het niet afsluiten van een WA-verzekering heeft gehandeld in strijd met de zorgvuldigheid die hij ten opzichte van Achmea in acht had moeten nemen. Doordat [gedaagde] namelijk de wettelijke verplichting om een verzekering af te sluiten niet nakomt, is Achmea op basis van de wet (het narisico zoals opgenomen in artikel 13 lid 4 WAM) verplicht de schade aan de vier geparkeerde auto’s te vergoeden, terwijl de bij Achmea verzekerde vorige eigenaar van de auto niet meer de kentekenhouder is. Door het niet in acht nemen van deze zorgvuldigheidsnorm heeft [gedaagde] onrechtmatig tegenover Achmea gehandeld in de zin van artikel 6:162 lid 1 en 2 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) en is hij verplicht de schade die Achmea daardoor lijdt te vergoeden.

4.5.

De kantonrechter merkt nog op dat hoewel de strekking van de WAM is dat verkeersslachtoffers als benadeelden zoveel mogelijk hun schade vergoed krijgen, dit niet uitsluit dat ook de belangen van de verzekeraar met zich brengen dat die verzekeraar in een geval als het onderhavige een beroep kan doen op schending van de verzekeringsplicht.

4.6.

Nu de kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde], door de auto niet WA te verzekeren, onrechtmatig heeft gehandeld jegens Achmea, doet niet ter zake dat [gedaagde] niet in de auto zou hebben gezeten toen de schade aan de geparkeerde auto’s werd veroorzaakt.1 Het niet-verzekeren van de auto is namelijk al als onrechtmatig gekwalificeerd ten opzichte van Achmea, zodat het niet relevant is of de auto al dan niet met toestemming van [gedaagde] als kentekenhouder aan het verkeer is gaan deelnemen. Bovendien mag van een kentekenhouder die een auto niet krachtens de WAM heeft verzekerd zoals [gedaagde] in deze zaak, worden verwacht dat zij maatregelen heeft genomen die voorkomen dat iemand met de auto aan het verkeer gaat deelnemen, door bijvoorbeeld de autosleutels onder zich te houden. [gedaagde] heeft zich niet op het standpunt gesteld dat hij zulke maatregelen heeft genomen.

4.7.

De kantonrechter had [gedaagde] graag op zitting de mogelijkheid gegeven om op het (nadere) standpunt van Achmea te reageren en hem feitelijke vragen gesteld, maar dat kon niet omdat [gedaagde] niet op de zitting van 16 augustus 2024 is verschenen.

4.8.

Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld tegenover Achmea door de auto niet WA te verzekeren en is hij aansprakelijk voor de schade die Achmea als gevolg hiervan heeft geleden, namelijk het bedrag van € 11.024,18 dat zij heeft moeten uitkeren aan de eigenaren van de vier geparkeerde auto’s.

4.9.

Achmea maakt aanspraak op wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 juli 2019. Deze rente wordt toegewezen omdat [gedaagde] vanaf die datum in verzuim was. Per brief van 19 juni 2019 heeft hij namelijk van Achmea veertien dagen de tijd gekregen om het gevorderde bedrag aan Achmea te betalen. Deze termijn heeft [gedaagde] laten verstrijken. Achmea heeft een bedrag van € 1.519,85 aan wettelijke rente gevorderd voor de periode tussen 3 juli 2019 en 11 maart 2024 (de dag van dagvaarding). Dit bedrag is niet hoger dan het bedrag aan wettelijke rente waarop zij aanspraak kan maken. Dit bedrag wordt daarom toegewezen. De wettelijke rente vanaf het moment van dagvaarding wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

4.10.

Achmea vordert verder vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Achmea heeft aan [gedaagde] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). Achmea heeft vergoeding van btw gevorderd over de vergoeding voor buitengerechtelijke kosten. Omdat Achmea geen ondernemer is in de zin van de regelgeving over de btw, wordt de vergoeding verhoogd met btw. De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is niet hoger dan het tarief dat in het Besluit is bepaald. Daarom wordt € 1.071,14 (incl. btw) toegewezen.

4.11.

Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:

- hoofdsom en wettelijke rente

11.024,18

1.519,85

 

- buitengerechtelijke incassokosten

1.071,14

+

totaal

13.615,17

 

- betalingen

0,00

-/-

Totaal

13.615,17

 

4.12.

[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Achmea worden begroot op:

- kosten van de dagvaarding

138,05

 

- griffierecht

1.409,00

 

- salaris gemachtigde

812,00

(2,00 punten × € 406,00)

- nakosten

135,00

(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)

Totaal

2.494,05

 

1Zie voor een vergelijkbaar oordeel in een andere zaak: Hof ’s-Hertogenbosch 29 september 2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:3757, welke uitspraak via www.rechtspraak.nl raadpleegbaar is.

 

ECLI:NL:RBNHO:2024:8698