Rb Noord-Holland 050417 Regres op doorrijdende automobilist na (opzettelijk) aanrijden fietser
- Meer over dit onderwerp:
Rb Noord-Holland 050417 Regres op doorrijdende automobilist na (opzettelijk) aanrijden fietser
2 De feiten
2.1.
Op 27 oktober 2012 omstreeks 16.30 heeft een aanrijding plaatsgevonden tussen de auto van [gedaagde] en een fietser. De fietser is ten val gekomen en heeft schade geleden. Univé heeft als WAM verzekeraar van de auto deze schade aan de fietser vergoed.
2.2.
Op de avond van het ongeval zijn getuigen gehoord door de politie. [gedaagde] is na het ongeval doorgereden. Hij heeft later die dag contact opgenomen met de politie en is als verdachte van zware mishandeling gehoord op 7 november 2012.
2.3.
De fietser heeft op de avond van het ongeval omstreeks 19.45 onder meer het volgende verklaard: ‘Ik doe aangifte van zware mishandeling. Ik ben zojuist in het ziekenhuis geweest en daar hebben ze geconstateerd dat ik een breuk in het bekken heb. Ik heb dit vanmiddag opgelopen.
Ik reed vanmiddag, zaterdag 27 oktober 2012, omstreeks 16.30 uur, over het Noordeinde in Lambertschaag. Ik reed op een mountainbike in de richting van Abbekerk. Voor mij reden een paar personenauto’s achter een landbouwtrekker. Deze kwam op een gegeven moment stil te staan omdat er een busje aan de andere zijde van de weg stond en de trekker er niet door kon. 1k ben toen de auto’s links voorbijgereden en kwam zodoende vlak achter de trekker te rijden. Achter mij reed op dat moment een rode/paarse personenauto. Nadat de trekker weer door kon rijden kwam deze weer stil te staan nabij de kruising met de Oosterboekelweg. Vanwege het verkeer, er kwam een andere trekker uit de zijweg, kwam de trekker waar we achter reden, weer stil te staan. Toen de weg weer vrij was ben ik doorgereden. Vlak daarna werd ik ingehaald door die rode personenauto welke achter mij had gestaan. Deze auto reed mij bijna aan. Ik zag dat hij vlak langs mij reed en mij vervolgens afsneed. In het voorbijgaan, op het moment dat de auto links naast mij reed, maakte ik een zwaai met mijn linkerhand. Ik deed dit meer uit reactie omdat die auto zo dicht langs mij reed. Ik raakte hierbij het rechter portierraam. Tegelijkertijd vloekte ik en schold de bestuurder uit. Ik vond het geen pas dat hij mij zo dicht passeerde. Vervolgens sneed de bestuurder van die auto mij af en ik hoorde dat de motor van zijn auto afsloeg. Ik ben die auto vervolgens links voorbij gereden. Ik had verder geen behoefte aan een confrontatie met die bestuurder. Ik keek nog wel even in de auto en zag dat er in de auto, naast de bestuurder ook nog twee kinderen zaten. Toen ik doorreed hoorde ik achter mij de motor van die auto weer starten, Vervolgens hoorde ik aan het geluid dat de auto snel optrok. Volgens mij met slippende banden of zo. Ik hoorde het geluid van die auto snel dichterbij komen, waarna ik voelde dat ik van links achter werd geraakt. Ik raakte hierdoor te vallen en kwam naast mijn fiets op de grond te liggen. Ik kon niet zien welk kenteken op die auto zat, maar ik kon nog wel zien dat het diezelfde rood/paarse auto was die mij vlak daarvoor al bijna had aangereden. Door de val had ik meteen pijn in mijn lies. Ik voelde dat er iets kapot was. Ik ben met de ziekenauto naar het ziekenhuis gebracht en daar constateerden ze dat er een breuk in mijn bekken zit. Ik moet over twee weken voor controle terug komen en mag tot zolang in ieder geval niet werken. Verder denk ik dat ik 6 tot 8 weken niet meer kan werken.(…)
2.4.
[getuige 1] heeft ongeveer een half uur na het ongeval aan de politie onder meer het volgende verklaard: “Op zaterdag 27 oktober 2012, omstreeks 16:30 uur reed ik in mijn personenauto van het merk Ford Fiesta over het Noordeinde in Lambertschaag. Ik kwam vanuit de richting van provincialeweg N239 en reed in de richting van de dorpsstraat in Lambertschaag. Ik zat in de auto met mijn echtgenote. Ik zag voor mij een 45 kilometer auto rijden. Daar weer voor reed een donkerkleurige auto. Omdat het 45 kilometer voertuig voor mij reed kon ik niet goed zien wat het merk en de kleur van het voertuig was wat daar voor reed. Daar weer voor reed een tractor. Ook reed er een persoon op een fiets voor mij. Op het kruispunt met het Noordeinde en de Oosterboekelweg zag ik dat de tractor rechtsaf de Oosterboekelweg op wilde rijden. Omdat er op dat moment een tractor van de Oosterboekelweg af kwam rijden was er hierdoor wat oponthoud. Ik kon zien dat de fietser wat voertuigen inhaalde om zo makkelijk door het verkeer te kunnen rijden. Nadat de tractoren elkaar waren gepasseerd konden wij weer door rijden. Ongeveer 300 meter voorbij het eerder genoemde kruispunt in de richting van de dorpsstraat zag ik de donkere auto op het midden van de weg vrijwel stilstaan. Ik zag dat de auto tot twee keer toe een forse wolk aan uitlaatgassen produceerde en weg reed met behoorlijke snelheid. Daarbij zag ik dat de auto naar rechts afweek. Ik zag dat de bestuurder aan de rechterzijde van de weg op de fiets afreed. Ik zag kort daarop dat de fietser door die eerder genoemde donkere auto geraakt werd. Ik heb het niet heel goed kunnen zien omdat er dus een voertuig voor mij reed, maar volgens mij is de fietser tegen de rechter zijde van het voertuig aan gekomen. Ik zag later ook dat er een kapotte spiegel en brokstukken van een wieldop vlak bij de fietser in de berm lagen. De fietser kwam na de aanrijding ten val. Ik zag dat de bestuurder zonder te stoppen met aanmerkelijke snelheid verder reed. (…)
2.5.
[getuige 2] heeft op zaterdag 27 oktober 2012 omstreeks 19.30 onder meer het volgende tegenover de politie verklaard: “Ik ben vanmiddag getuige geweest van een voorval en het Noordeinde in Lambertschaag. Hier is een bestuurder van een personenauto bewust ingereden op een fietser. Ik reed vanmiddag, zaterdag 27 oktober 2012, omstreeks 16.30 uur, over het Noordeinde in Lambertschaag in de richting van Abbekerk. Ik reed op dat moment in een 45 km auto en reed achter een andere personenauto. Dit was een rode personenauto. Welk merk weet ik zo niet. We reden achter een landbouwtrekker met een aanhangwagen met kool. Bij de kruising met de Oosterboekelweg raakte het verkeer een beetje opgestopt. Ik zag toen dat er een fietser ons links voorbij reed en voor de rode auto kwam te staan. De trekker moest wachten voor een andere trekker. Toen dit opgelost was zag ik dat de fietser als eerste kon doorrijden. Daarna kon ook die rode auto en wij verder rijden. Ik zag toen dat die rode auto vlak langs die fietser hem voorbijreed. Ik zag dat de fietser een paar gebaren maakte en dat de bestuurder van de auto dat ook deed. Ik weet uiteraard niet wat of er gezegd werd. Ik zag dat de bestuurder van de auto naar rechts stuurde en tot stilstand kwam. Daarna zag ik dat de fietser die auto links voorbij ging en doorreed. Redelijk snel daarna zag ik dat die rode auto optrok met slippende wielen. Die fietser was toen zeg maar iets van 10 meter voor die auto. Ik hoorde dat de bestuurder van die auto veel gas gaf en snel optrok. Ik zag daarna dat de bestuurder, toen hij vlak achter die fietser reed, een ruk aan het stuur gaf en de fietser vol aan de linker achter dan wel zijkant raakte. Ik zag dat de fietser hierdoor over de kop sloeg en in op de weg kwam te vallen. Die rode auto stopte niet, maar reed met grote snelheid door richting Abbekerk. ik zag vervolgens dat er een andere automobilist stopte om de fietser te helpen. Ik ben daarom achter die rode auto aangereden om het kenteken te noteren, echter ik kon hem niet meer inhalen. Ik vond het gewoon schandalig wat er gebeurde. De bestuurder van die rode auto reed bewust op die fietser in. Ik vind dit gewoon een poging tot doodslag.’
2.6.
[gedaagde] (“A”)heeft onder meer het volgende verklaard tegen de politie (“V”) :
V: Wat is er op zaterdag 27 oktober omstreeks 16.30 uur gebeurd?
A: Ik was met mijn oudste en jongste kinderen weggeweest naar ford kijkduin. (…) Mijn zoontje van 6 jaar zat voorin en mijn zoon van 12 jaar zat achter in de auto. Op het Noordeinde kwam ik achter een trekker terecht. (…) In ene werd ik links ingehaald door een wielrenner.
V: Had u de wielrenner zien aankomen?
A: Nee, ik had hem ook niet verwacht. De wielrenner ging midden voor mijn auto rijden. Ik moest hierdoor flink in de remmen. Ik zag dat hij rechts en links aan de achterkant van de aanhanger ging rijden. (…) Vervolgens kwamen we bij de kruising Noordeinde-Oosterboekelweg. Ik zag dat de trekker richting aangaf naar rechts. (…) Ik zag dat er uit de Oosterboekelweg ook een trekker kwam. (…) Ik zag dat de wielrenner links om de trekker met aanhanger heen reed en vervolgens moest wachten op de tweede trekker. (…) Op het moment dat de kruising weer vrij was en ik op wou trekken zag ik opeens de wielrenner weer. Ik kan u niet goed vertellen waar hij vandaan kwam, ik denk dat hij om de losse trekker heen was gereden. De wielrenner kwam in ieder geval vlak voor mij van de linkerzijde van de weghelft naar de rechterzijde van de weghelft. Hierdoor moest ik weer flink in de remmen. Vervolgens trok ik op met mijn auto en neb ik de fietser links ingehaald. Tijdens het inhalen hoorde ik een hele harde klep. Ik vermoed dat de fietser een harde klap op mijn auto gaf, dit kan ook een schop geweest zijn. Ik heb dit niet gezien. Ik vermoed dat hij een klap gaf.
Van deze klap schrok ik heel erg, ook zag ik dat mijn kinderen hier heel erg van schrokken. Omdat ik hier van schrok heb ik mijn auto rechts van de weg aan de kant gezet. Ook deed ik dit om te kijken wat er aan de hand was. Ik wou uitstappen maar voordat ik dit kon doen kwam de wielrenner alweer links om mijn auto heen fietsen. Toen hij langs mij reed zag ik dat de wielrenner mij heel kwaad aan keek. Ik zag echt de woede in zijn ogen. De man kwam heel roekeloos en kwaad op mijn over. Ik was hier behoorlijk van geïntimideerd. Ik zag dat het ook een grote man was. Ik was bang dat hij mij of mijn kinderen wat aan zou doen en ik raakte een beetje in paniek. Ik had iets van, ik wil weg hier, ik wil weg uit deze situatie, ik wil naar huis met mijn kinderen.
Ik wou wegrijden maar mijn auto sloeg af, daarna probeerde ik de wielrenner weer in te halen. Ik wilde gewoon naar huis. Ik weet zeker dat ik genoeg naar links reed. Ik reed niet helemaal links, omdat er huizen aan de linkerkant van de weg staan, maar ik reed wel genoeg naar links. Tijdens het inhalen hoorde ik een harde knal tegen mijn spiegel. Vervolgens zag ik die wielrenner vallen waarop ik in paniek raakte.
V: Hoe voelde dat, dat u in paniek raakte?
A: Heel verwarrend, ik wilde daar weg, maar ik wist dat ik daar niet weg mocht, ik was bang dat die man me wat zou aan doen of mijn kinderen. Ik keek in mijn spiegel, achter mij reed een donkerrode brommobiel, ik zag dat deze brommobiel ook door reed. Ik zag dat er achter de brommobiel ook een auto reed, volgens mij was deze zilverkleurig. Ik zag dat deze auto wel stopte. Vervolgens ben ik in paniek naar mijn ouders toe gereden. Daar heeft mijn vader de politie gebeld. Mijn vader heeft gebeld omdat ik helemaal overstuur was en niet goed uit mijn woorden kon komen.
(…)
V: Wij hebben een getuigen gehoord en deze verklaarde dat u ten hoogte van de fietser een ruk naar rechts heeft gemaakt met uw voertuig, wat heeft u hierop te verklaren?
A: Ik ben na de fietser pas weer naar rechts gegaan, toen ik ten hoogte van de fietser was ben ik links blijven rijden. Ik ben niet naar de fietser toe gereden. (…)
2.7.
Artikel 16.1 van het Algemeen Reglement ALG-5 bepaalt: Van de verzekering zijn uitgesloten alle schaden, kosten of rechten op uitkering veroorzaakt door en/of voortvloeiende uit het opzettelijk en tegen een persoon of zaak gericht wederrechtelijk handelen of nalaten door de verzekeringsnemer (…). Artikel 5.5 van het speciaal Reglement Personenauto verzekering van Univé bepaalt onder 1: Het is mogelijk dat wij op grond van de WAM of een soortgelijke buitenlandse wet aan een benadeelde schade moeten vergoeden, terwijl deze schade volgens de voorwaarden van het Algemeen Reglement niet verzekerd is. In zulke gevallen hebben wij het recht alle gedane uitkeringen en gemaakte kosten op de aansprakelijke verzekerde te verhalen.
3 De vordering
3.1.
Univé vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 25.000,-. Zij heeft een bedrag van € 23.993,40 aan de fietser uitgekeerd. Inclusief buitengerechtelijke kosten van € 1.228,07 en de inmiddels vervallen rente ad € 1.760,39 is het bedrag hoger dan het gevorderde bedrag, doch Univé doet afstand van het meerdere.
3.2.
Univé legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] de schade en het letsel met opzet aan de fietser heeft veroorzaakt. Meerdere objectieve getuigen hebben duidelijk verklaard dat zij hebben gezien dat de auto van [gedaagde] stil stond, dat hij daarna met een behoorlijke snelheid op de fietser afreed en deze opzettelijk raakte. Dit betekent dat op grond van artikel 16 van de toepasselijke voorwaarden (algemeen reglement ALG-5) en artikel 5.5 van de specifieke voorwaarden van Univé, de verzekering geen dekking biedt en Univé gerechtigd is de schade en gemaakte kosten op [gedaagde] te verhalen.
4 Het verweer
4.1.
[gedaagde] betwist de vordering. Hij voert aan – samengevat – dat geen sprake is geweest van opzet. Hij beroept zich op het vonnis van de kantonrechter van 12 mei 2014, waarbij [gedaagde] is veroordeeld voor overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet. Blijkbaar kwamen het Openbaar Ministerie en de kantonrechter tot de conclusie dat [gedaagde] geen opzet verweten kon worden. [gedaagde] beroept zich op artikel 161 van het Wetboek van Rechtsvordering. Bovendien bevreemdt het [gedaagde] dat Univé zich voor het bewijs van opzet uitsluitend baseert op de processenverbaal, nu het oordeel over de vraag of sprake is van opzet alleen aan de rechter toekomt.
4.2.
Verder voert hij aan dat hij de algemene voorwaarden niet kende, hetgeen niet verwonderlijk is aangezien verzekeraars een machtspositie hebben ten opzichte van [gedaagde] die verplicht was een verzekering af te sluiten en dus niet kon onderhandelen omdat alle maatschappijen nagenoeg gelijke voorwaarden hanteren zodat het ook geen zin heeft de voorwaarden tevoren te lezen. [gedaagde] betoogt dat daarom een uitleg volgens objectieve factoren dient plaats te vinden. Artikel 7:952 BW is van regelend recht en de polis kan zwaardere of lichtere gradaties van eigen schuld uitsluiten.
4.3.
Tenslotte klaagt [gedaagde] erover dat een specificatie van het aan de fietser uitgekeerde bedrag ontbreekt, zodat [gedaagde] het opgevoerde bedrag niet kan beoordelen en niet kan nagaan of Univé heeft voldaan aan haar schadebeperkingsplicht bij de afwikkeling van de schade. De buitengerechtelijke kosten moeten worden afgewezen omdat de veertien dagen brief niet voldoet aan de eisen.
5 De beoordeling
5.1.
De kantonrechter gaat allereerst in op de discussie die is gevoerd over de algemene voorwaarden waar Univé zich op beroept. [gedaagde] heeft niet betoogd dat deze hem niet ter hand zijn gesteld voor het sluiten van de overeenkomst. Hij heeft slechts aangevoerd dat het geen zin had de voorwaarden te lezen omdat hij er toch niet over kon onderhandelen. Hij heeft geen beroep gedaan op vernietigbaarheid van de bedingen waar Univé zich op beroept. Dat betekent dat de kantonrechter het geschil zal beoordelen aan de hand van de door Univé aangehaalde bepalingen uit de toepasselijke algemene voorwaarden. Voor zover [gedaagde] een beroep doet op de vernietigbaarheid van artikel 21 van de algemene voorwaarden, passeert de kantonrechter dit aangezien Univé op dit artikel geen beroep heeft gedaan en het ook anderszins niet relevant is voor de beoordeling van dit geschil.
5.2.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de getuigenverklaringen blijkt dat [gedaagde] de fietser opzettelijk heeft aangereden, waardoor de fietser ten val is gekomen en schade en letsel heeft opgelopen. Zowel [Getuige 1] , [Getuige 2] als de fietser verklaren dat de fietser links achter werd geraakt en daardoor ten val kwam. [Getuige 1] en [Getuige 2] verklaren eenduidig dat [gedaagde] naar rechts stuurde en daarbij de fietser raakte. Ook overigens komen de verklaringen van [gedaagde] zelf en van de getuigen en de fietser grotendeels overeen waar het betreft de feitelijke gang van zaken, de verkeerssituatie en de gebeurtenissen voor en na de val van de fietser. Uitsluitend op het punt van de vraag of [gedaagde] de fietser opzettelijk aanreed wijkt zijn verklaring op een belangrijk punt af van die van de twee getuigen en de fietser.
heeft ten aanzien van de inhoud en de betrouwbaarheid van de getuigen ook alleen maar aangevoerd dat [Getuige 1] niet direct achter de auto reed, daardoor geen goed zicht op het voorval had en aldus geen objectieve getuige is. [gedaagde] wijst op het feit dat [Getuige 1] zelf verklaart: ”Ik heb het niet heel goed kunnen zien omdat er dus een voertuig voor mij reed, maar volgens mij is de fietser tegen de rechter zijde van het voertuig aan gekomen.” De kantonrechter is van oordeel dat dit niet afdoet aan de duidelijkheid en betrouwbaarheid van de verklaring van [Getuige 1] . De verklaring van [Getuige 1] komt immers op belangrijke punten overeenkomt met de eigen verklaring van [gedaagde] . Er is geen sprake van tegenstrijdigheden tussen zijn verklaring en die van de andere getuigen, daar heeft [gedaagde] ook niet op gewezen. Het feit dat [Getuige 1] aangeeft dat hij het ‘niet heel goed heeft kunnen zien’ geeft veeleer aan dat hij zo objectief mogelijk heeft willen verklaren.
Verder beweert [gedaagde] dat geen sprake was van schade aan zijn auto, echter heeft de politie op de plaats van het ongeval een gedeelte van de wieldop en buitenspiegel van de auto van [gedaagde] aangetroffen zodat dit verweer evenzeer faalt. Ook betoogt [gedaagde] dat de fiets ook naar de auto toegekomen zou kunnen zijn. Uit de getuigenverklaringen blijkt dat niet, zodat ook dit verweer geen hout snijdt. Tenslotte betoogt [gedaagde] dat geen sprake was van een vooropgezet plan om letsel toe te brengen. De kantonrechter overweegt dat dat niet nodig is om opzet in de zin van de toepasselijke voorwaarden vast te stellen en passeert ook dit verweer.
5.3.
Bij repliek heeft Univé een naar diverse posten uitgesplitste opgave van de in het kader van het onderhavige geval uitgekeerde bedragen van in totaal € 23.993,40 in het geding gebracht. [gedaagde] heeft daartegen in gebracht dat hij niet kan nagaan of de berekende bedragen correct tot uitdrukking komen in deze weergave. Gezien de door Univé verstrekte specificatie is deze betwisting zijdens [gedaagde] onvoldoende specifiek, zodat het gevorderde bedrag zal worden toegewezen.
5.4.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van Univé zal toewijzen. De buitengerechtelijke kosten zullen worden afgewezen, aangezien de veertien dagen brief niet aan de eisen voldoet. De tot dagvaarding vervallen rente bedraagt € 1.760,39 en zal worden toegewezen nu daartegen geen verweer is gevoerd. Nu dit bedrag opgeteld bij het hiervoor genoemde schadebedrag uitkomt boven het gevorderde bedrag van € 25.000,- , is dit bedrag toewijsbaar.
5.5.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij ongelijk krijgt. ECLI:NL:RBNHO:2017:2436