Rb Limburg 290415 oordeel over in debet gestelde kosten deskundigenbericht na schikking; conform hoofdregel
- Meer over dit onderwerp:
Rb Limburg 290415 oordeel over in debet gestelde kosten deskundigenbericht na schikking; conform hoofdregel
2 De vordering
Op de comparitiezitting van 16 maart 2015 hebben partijen een regeling getroffen en is de zaak doorgehaald. Eisers hebben de kantonrechter vervolgens verzocht te beslissen over de kosten van het voorafgaand aan deze procedure uitgebrachte voorlopig deskundigenbericht.
3 De beoordeling
3.1.
Bij beschikking van deze rechtbank van 24 april 2014 (zaaknummer 2791298 OV VERZ 14-40) is op verzoek van eisers een voorlopig deskundigenbericht gelast naar, samengevat, eventuele gebreken in de uitvoering door gedaagde van aan hem opgedragen werkzaamheden aan de badkamer van eisers. De kosten van het voorlopig deskundigenbericht, vastgesteld op het door de deskundige begrote bedrag, na aanvulling, van € 1.789,59 zijn voorgeschoten uit ’s Rijks kas. In de beschikking is verstaan dat omtrent de kosten van de procedure zal worden beslist in de hoofdzaak.
3.2.
In de onderhavige procedure hebben eisers onder meer de veroordeling van gedaagde gevorderd tot betaling van schadevergoeding, welke vordering werd onderbouwd met het deskundigenbericht. Voorts vorderden eisers veroordeling van gedaagde tot betaling van de kosten van de deskundige en van de verzoekschriftprocedure als bepaald in de beschikking van 24 april 2014.
3.3.
Op de op 16 maart 2015 gehouden comparitiezitting hebben partijen een minnelijke regeling bereikt met de volgende inhoud:
“Partijen verklaren te zijn overeengekomen als volgt:
Gedaagde zal aan eisers betalen een bedrag van € 5.250, uiterlijk op 1 april 2015 door overboeking op rekeningnummer [rekeningnummer] t.n.v. [eiseres sub 2].
Bij gebreke van tijdige betaling is gedaagde in verzuim zonder dat ingebrekestelling is vereist en is tevens met ingang van de dag volgend op de hierboven genoemde datum over het daar genoemde bedrag de wettelijke rente verschuldigd.
Na uitvoering van het in deze overeenkomst bepaalde verlenen eisers aan gedaagde finale kwijting ter zake het onderhavige geschil.
Partijen doen afstand van het recht deze overeenkomst te ontbinden of te doen ontbinden.
Partijen verzoeken royement van de procedure onder compensatie van kosten, waarbij ieder der partijen zijn eigen kosten draagt.”
waarop de kantonrechter de zaak heeft doorgehaald.
3.4.
In haar brieven van 16 maart 2015 en 2 april 2015 stelt mr. Meys dat ter comparitie niet is gesproken over de kosten van de deskundige en dat de overeengekomen compensatie van kosten meebrengt dat ieder der partijen de helft van de kosten van de deskundige dient te dragen, waartoe zij verwijst naar een beschikking van de Rechtbank Amsterdam (ECLI:NL:RBAMS:2013:9770). Mr. Meys verzoekt de kantonrechter te bepalen dat ieder van partijen de helft van de kosten van de deskundige moet voldoen. Gedaagde heeft zich in zijn brief tegen het verzoek van mr. Meys verzet, met de stelling dat de deskundigenkosten onderdeel vormden van de bereikte regeling en dat uitdrukkelijk is afgesproken dat het bij het schikkingsbedrag van € 5.250,- zou blijven.
3.5.
In de beschikking van 24 april 2014 is overwogen dat er geen grond bestond gedaagde (mede) te belasten met het voorschot en is de hoofdregel van art 195 Rv (de eisende partij schiet de kosten voor) gevolgd, met dien verstande dat eisers geen voorschot is opgelegd wegens, kort gezegd, hun onvermogen. Het ten laste van ’s Rijks kas aan de deskundige betaalde bedrag van in totaal € 1.789,59 is op de voet van art. 199 lid 3 Rv hangende het onderhavige geding voorlopig in debet gesteld. Art. 244 Rv bepaalt dat de rechter in geval de proceskosten door hem geheel of gedeeltelijk worden gecompenseerd vaststelt welk deel van de voorlopig in debet gestelde deskundigenkosten elk der partijen dient te dragen, met hun veroordeling dat deel aan de griffier te voldoen. Ingevolge art. 248 Rv dient die bepaling op overeenkomstige wijze te worden toegepast nadat de zaak - zoals hier - is doorgehaald.
3.6.
In het midden kan blijven of, zoals gedaagde stelt en mr. Meys namens eisers bestrijdt, bij de schikkingsonderhandelingen tussen partijen – gedurende een schorsing van de comparitie, buiten de zittingszaal en (dus) buiten aanwezigheid van rechter en griffier – de kosten van de deskundige uitdrukkelijk aan de orde zijn gesteld. Van de in het proces-verbaal neergelegde regeling maakt immers deel uit de afspraak dat ieder der partijen de eigen kosten draagt. Ter zitting is voorts inderdaad, zoals gedaagde in zijn brief stelt, benadrukt dat met betaling van het schikkingsbedrag van € 5.250,- voor gedaagde de kous af zou zijn. Voor een veroordeling van gedaagde tot betaling van een deel van de kosten van het op verzoek van eisers gelaste deskundigenbericht bestaat gelet daarop geen grond. De getroffen schikking brengt mee dat deze kosten voor rekening van eisers komen. In het bijzonder daarin onderscheidt dit geval zich van de door mr. Meys aangehaalde Amsterdamse zaak.
3.7.
Gelet op het voorgaande en op het bepaalde in art. 248 Rv zal worden beslist als hierna vermeld.
4 Beslissing
De kantonrechter:
wijst af de vordering van eisers tot veroordeling van gedaagde in de helft van de kosten van de deskundige ECLI:NL:RBLIM:2015:3149