Hof Arnhem 051206 appellant wil rekenen met een kapitalisatierente van 2%, Hof hanteert 3%
- Meer over dit onderwerp:
Hof Arnhem 05-12-06 appellant wil rekenen met een kapitalisatierente van 2%, Hof hanteert de gebruikelijke 3%
10 Verlies arbeidsvermogen
Het debat dat de partijen voeren gaat over de vraag of er een nieuwe kapitalisatieberekening gemaakt moet worden. De enige geschilpunten betreffen de kapitalisatiedatum en met welke rekenrente (rendement) en inflatiepercentage moet worden gerekend. Bij de stukken bevindt zich een berekening waarin het arbeidsvermogenverlies van [appellant] tot zijn 60e jaar per 1 januari 2002 is gekapitaliseerd op f 87.585,00, bij een rendement van 6% en een inflatie van 3%, dus bij een kapitalisatierente van 3%. De rechtbank heeft dat bedrag ook toegewezen. [appellant] wil dat zijn verlies aan arbeidsvermogen wordt gekapitaliseerd per 1 januari 2005, tegen een kapitalisatierente van 2% (4% rendement en 2% inflatie). Univé verzet zich daartegen.
[appellant] heeft niet gemotiveerd aangegeven waarom in deze zaak met een andere kapitalisatierente gerekend zou moeten worden dan de in het huidige tijdsgewricht gebruikelijke 3% (6% rendement en 3% inflatie). Het hof ziet dan ook geen aanleiding in deze zaak een andere kapitalisatierente te hanteren. Verder geldt dat [appellant] in zijn toelichting op deze grief onder 7. terecht heeft opgeworpen dat Univé vanaf de kapitalisatiedatum over het verschuldigde bedrag de wettelijke rente is verschuldigd. In zoverre slaagt ook, zoals hierna zal blijken, grief 11. Dat betekent dat [appellant] vanaf de peildatum 1 januari 2002 aanspraak kan maken op de wettelijke rente over het door de rechtbank toegewezen bedrag van f 87.585,00. Tot 1 januari 2005 gaat het daarbij om een bedrag van ongeveer f 15.000,00. [appellant] heeft een kapitalisatieberekening overgelegd van zijn verlies aan arbeidsvermogen per 1 januari 2005 bij een (voor hem gunstige) kapitalisatierente van 2%, welke uitkomt op f 91.852,19 (en niet op € 91.852,19 zoals [appellant] kennelijk abusievelijk stelt). Wanneer dit zou worden berekend op basis van een door het hof aangehouden kapitalisatierente van 3%, zou dit bedrag lager uitvallen. Een en ander betekent dat [appellant] bij een kapitalisatie per 1 januari 2002 – wanneer ook rekening wordt gehouden met de sindsdien verschuldigd geworden wettelijke rente – aanspraak kan maken op een hoger bedrag dan wanneer er wordt gekapitaliseerd per 1 januari 2005. Nu het hof een kapitalisatierente van 3% hanteert en de grief in zoverre faalt, heeft [appellant] geen belang meer bij een voor hem ongunstig uitvallende kapitalisatie per 1 januari 2002. LJN AZ6510