RBMNE 150420 voor rendement en inflatie aansluiting gezocht bij RBMNE 250919, partijen mogen zich hierover nog uitlaten
- Meer over dit onderwerp:
RBMNE 150420 student fiscaal recht; uitgangspunten situatie zonder en met ongeval;
- voor rendement en inflatie aansluiting gezocht bij RBMNE 250919, partijen mogen zich hierover nog uitlaten
- € 50.000,- smartengeld gevorderd vanwege kneuzing sleutelbeen en borstholte & fysieke en cognitieve beperkingen, toegewezen: € 10.000,-
Algemene uitgangspunten voor de schadeberekening
2.19.
De pensioenleeftijd van 67 jaar en drie maanden is niet in geschil. Ook de rechtbank zal daarvan uitgaan.
2.20.
Als kapitalisatiedatum geldt de datum van het rapport van de rekenkundige.
2.21.
ASR stelt voor dat een rekenrente wordt gehanteerd van 2%. [eiser] heeft zich niet uitgelaten over de rekenrente.
2.22.
In de letselschadepraktijk is de rekenrente de component waarmee rekening wordt gehouden bij het kapitaliseren van toekomstschade. De rekenrente is daarbij het saldo van de veronderstelde rente en de verwachte inflatie
2.23.
Aan een benadeelde die in de toekomst jaarlijks terugkerende schade zal lijden, moet een zodanig kapitaal worden toegekend dat het toereikend is om ieder jaar een bedrag ter hoogte van de (desbetreffende) jaarschade te kunnen opnemen. Uitgangspunt is dat schade volledig vergoed moet worden. Dit betekent dat er bij het afwikkelen van toekomstige schade in een som ineens geen of slechts beperkte financiële risico’s bij de benadeelde gelegd mogen worden. Een benadeelde moet een hoge mate van zekerheid hebben dat hij of zij iedere jaarschade aan het kapitaal kan onttrekken.
2.24.
Door de economische omstandigheden in de laatste jaren is het niet eenvoudig om de redelijke verwachtingen voor het rendement en de inflatie voor de toekomst te bepalen. De rechtbank overweegt dat - in lijn met de beschikking van 25 september 2019 van deze rechtbank ECLI:NL:RBMNE 2019:4559 - voor het begin van de looptijd (de eerste vijf jaar) aansluiting kan worden gezocht bij actuele statistische gegevens over rendement en inflatie zoals verzameld door het CPB en het CBS en voor de lange(re) termijn bij de Ultimate Forward Rate (UFR) voor de pensioenfondsen. Dat is een berekende risicovrije rente voor langjarige contracten, die is opgebouwd uit een schatting van de rekenrente en de verwachte inflatie voor de lange termijn. Verder acht de rechtbank het redelijk om, in lijn met de beschikking van 25 september 2019 een onderscheid te maken tussen de korte termijn (de eerste vijf jaar) de middellange termijn (5 tot 10 jaar) en de lange termijn (langer dan 20 jaar). In de genoemde beschikking resulteert dit in de volgende percentages: de eerste vijf jaar bedraagt de rente 1,3%, de daarop volgende vijftien jaar 2,2% en vanaf twintig jaar na kapitalisatiedatum 3,6% tot aan de einddatum. De inflatie bedraagt in diezelfde perioden respectievelijk 1,5%, 1,6% en 1,9%. Partijen zullen in de gelegenheid worden gesteld zich hierover bij akte uit te laten