Overslaan en naar de inhoud gaan

RBROT 041023 rekenrente cf aanbevelingen LOVCK/LOVCH maart 22

RBROT 041023 rekenkundige beoordeling obv eerdere uitgangspunten en vraagstelling rb; gevorderde € 337.341,00 wordt € 4.442.00
- rekenrente cf aanbevelingen LOVCK/LOVCH maart 22

2De zaak in het kort

2.1.

Deze zaak gaat over de schade die [eiseres01] lijdt door een haar overkomen ongeval op 16 maart 2007. [eiseres01] stelt dat zij als gevolg van het ongeval materiële schade wegens verlies aan arbeidsvermogen lijdt van € 337.341 en dat haar immateriële schade op € 20.000 dient te worden begroot. Allianz heeft de aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval [eiseres01] erkend en heeft € 17.000 aan voorschotten op de schade aan [eiseres01] betaald, maar betwiste dat [eiseres01] enige verdere schade als gevolg van het ongeval lijdt.

2.2.

De rechtbank wijst thans eindvonnis en wijst de vordering van [eiseres01] toe tot het bedrag van € 5.013,00 te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 1 juni 2023. De rechtbank licht dit toe als volgt.

3De verdere beoordeling

3.1.

Voorafgaand aan deze procedure zijn op verzoek van [eiseres01] een orthopedische expertise en een neurologische expertise verricht. De rechtbank heeft bepaald dat op basis van de daarvan uitgebrachte rapporten moet worden uitgegaan van blijvende invaliditeit als gevolg van het ongeval van 2% op orthopedisch terrein en 5% op neurologisch terrein. Hierna heeft de rechtbank een deskundigenbericht van een psychiater bevolen. De in dat deskundigenbericht vermelde conclusies van de psychiater zijn door de rechtbank overgenomen en tot de hare gemaakt.

3.2.

Daarna heeft de rechtbank een deskundigenbericht van een verzekeringsarts bevolen om op basis van de voormelde conclusies en eigen onderzoek van die verzekeringsarts een overzicht te krijgen van de beperkingen die [eiseres01] door het ongeval heeft. De rechtbank heeft de conclusies van deze deskundige overgenomen en tot de hare gemaakt. Vervolgens heeft de rechtbank een arbeidsdeskundige benoemd om haar mede aan de hand van de conclusies van de verzekeringsarts voor te lichten over – kort samengevat – het arbeidsvermogen van [eiseres01] sinds het ongeval en in de hypothetische situatie dat [eiseres01] het ongeval niet was overkomen.

3.3.

Bij het tussenvonnis van 23 maart 2022 heeft de rechtbank:

 de conclusies van de arbeidsdeskundige overgenomen en tot de hare gemaakt,

 vastgesteld dat op de onderdelen zelfwerkzaamheid en huishoudelijke hulp er geen sprake is van ongevalsgerelateerde schade,

 de uitgangspunten voor het verlies aan verdienvermogen vastgesteld,

 het aan [eiseres01] toekomende smartengeld begroot op € 15.000,00 te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 16 maart 2007,

 geoordeeld dat een financieel deskundige dient te worden benoemd om de vraag te kunnen beantwoorden of en zo ja hoeveel vermogensschade [eiseres01] door verlies aan verdienvermogen lijdt.

3.4.

Dat deskundigenbericht is bevolen bij tussenvonnis van 7 september 2022 ter beantwoording van de volgende vragen:

1. Op welk bedrag berekent u het verlies van het verdienvermogen van [eiseres01] als gevolg van het haar op 16 maart 2007 overkomen verkeersongeval met inachtneming van de volgende uitgangspunten, alsmede de eventueel nog door u op te vragen informatie, gekapitaliseerd voor zover het de toekomstige schade betreft? Wilt u in die berekening de door [eiseres01] (te) ontvangen zorg-, huur- en kindertoeslag in de situatie met ongeval en de situatie zonder ongeval verwerken?

Uitgangspunten :

in de situatie met ongeval

[eiseres01] is volledig arbeidsongeschikt en ontvangt een Wajong-uitkering en de

toepasselijke zorg-, huur- en kindertoeslag;

in de situatie zonder ongeval

 tot 1 augustus 2008: een bijstandsuitkering met een fiscaal vrije vrijwilligersvergoeding van (gemiddeld) € 171 per maand

 vanaf 1 augustus 2008 tot het bereiken van de leeftijd van 67 jaar:

een inkomen van 80% van een bijstandsuitkering, tot 31 december 2008 vermeerderd met een fiscaal vrije vrijwilligersvergoeding van (gemiddeld)

€ 171,- per maand, en 20% van een inkomen uit arbeid van gemiddeld 23 uur per week in een functie met een aanvangssalaris bij een fulltime dienstverband van (thans) € 1.785 en een maximaal te bereiken salaris € 2.481 bruto per maand. Dit salaris beginnend met het op 1 augustus 2008 geldende aanvangssalaris en in tien jaar met een jaarlijkse verhoging met één trede oplopend naar het maximale salaris, vermeerderd met de te verwachten indexeringen, 8% vakantietoeslag en een eindejaaruitkering van 5,15%.

 pensioen van Stichting Pensioenfonds Zorg en Welzijn,

rekenrente

de te hanteren rekenrente bedraagt voor de periode:

 0 tot en met 5 jaar -2% (0% rente, 2% inflatie)

 6 tot 20 jaar -1,5% (0,5% rente, 2% inflatie)

 vanaf 20 jaar -0,5% (1,5% rente, 2% inflatie)

2. Kunt u verder nog iets mededelen dat van belang zou kunnen zijn voor de door de rechtbank te nemen beslissing.

Daarbij heeft de rechtbank E.M. Budwilowitz, rekenkundige verbonden aan het Nederlands Rekencentrum Letselschade B.V., tot deskundige benoemd.

3.5.

Deze deskundige heeft op 30 maart 2023 zijn rapport met bijlagen uitgebracht en heeft daarin de voormelde vragen als volgt beantwoord:

“ 1. De schade is berekend op € 4.442 (zie bijgevoegd rekenrapport).

In deze berekening is geen rekening gehouden met de kapitalisatiefactoren (sterftekans, inflatie en rendement). De reden hiervan is dat uitsluitend in de jaren 2007 en 2008 schade wordt berekend, waarna het inkomen in de jaren 2009 tot en met 2015 in de situatie met ongeval hoger is dan in de situatie zonder ongeval. Hierdoor ontstaat er een overschot.

In de periode 2016 tot en met 2022 is het inkomen in de situatie zonder ongeval hoger dan in de situatie met ongeval, waardoor wel een jaarschade ontstaat. Deze - cumulatieve - jaarschade blijft 'onder' het overschot.

Vanaf 2023 tot en met 2043 wordt er weer een negatieve schade berekend, waardoor het overschot toeneemt.

Vanaf 2043 (pensionering) is er weer een positieve jaarschade. Ondanks deze positieve jaarschade blijft de cumulatieve (jaar)schade negatief.

Het gevolg van het bovenstaande is dat er vanaf 2009 geen positieve cumulatieve schade is berekend waarop de kapitalisatiefactoren van invloed zijn.

2. Er zijn geen opmerkingen die van belang voor de zaak kunnen zijn.”

3.6.

De rechtbank heeft geen aanleiding om van het deskundigenoordeel af te wijken. Dit oordeel is namelijk inzichtelijk gemotiveerd. Verder heeft Allianz zich aan het oordeel van de deskundige geconformeerd en heeft [eiseres01] geen gebruik gemaakt van de aan haar geboden gelegenheid om zich daarover uit te laten.

3.7.

Dit leidt tot de begroting van de schade die [eiseres01] door het ongeval lijdt wegens het verlies aan verdienvermogen op het bedrag van € 4.442,00.

3.8.

Daarmee is nu zowel de materiële schade (€ 4.442,00) als de immateriële schade

(€ 15.000) die [eiseres01] door het ongeval lijdt bekend, zodat de resterende vordering van [eiseres01] op Allianz kan worden berekend.

3.9.

Allianz heeft de resterende vordering van [eiseres01] per 1 juni 2023 berekend op € 5.013,00. Zij heeft die berekening overgelegd en daarin rekening gehouden met de vanaf 16 maart 2007 vervallen wettelijke rente en de vanaf juli 2007 door haar betaalde voorschotten. [eiseres01] heeft gelegenheid gehad om zich over die berekening uit te laten maar heeft daar geen gebruik van gemaakt. Hierdoor staat als onbestreden vast dat de onder 3.8 vermelde schade leidt tot een resterende vordering van € 5.013,00 te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 1 juni 2023. De vordering van [eiseres01] zal daarom tot dat bedrag worden toegewezen.

3.10.

Omdat beide partijen gedeeltelijk ongelijk krijgen, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. ECLI:NL:RBROT:2023:9104