Overslaan en naar de inhoud gaan

RBMNE 140824  BGK; vordering op cliënte afgewezen; onredelijk bezwarend kostenbeding leidt tot vervallen overeenkomst 

RBMNE 140824  BGK; vordering op cliënte afgewezen; onredelijk bezwarend kostenbeding leidt tot vervallen overeenkomst 

2De beoordeling

Kern van de zaak

2.1.

[eiseres] is een advocatenkantoor. Eén van haar advocaten heeft in opdracht juridische bijstand aan [gedaagde] verleend voor een letselschadezaak. Omdat [gedaagde] de factuur niet heeft betaald, vordert [eiseres] betaling van het restantbedrag van € 5.104,04, vermeerderd met de wettelijke rente.

2.2.

[gedaagde] is van mening dat zij deze factuur niet hoeft te betalen omdat de advocaat van [eiseres] haar belangen niet goed zou hebben behartigd. [gedaagde] stelt daarnaast een tegeneis in (eis in reconventie). Zij vordert € 30.000,- aan schadevergoeding van [eiseres] , omdat zij vindt dat de advocaat van [eiseres] de overeenkomst niet had mogen beëindigen, zij door de beëindiging van de overeenkomst de letselschade uitkering heeft misgelopen én daardoor haar (bestaande) schulden zijn opgelopen. Alle omstandigheden hebben volgens haar ook ertoe geleid dat zij haar baan is kwijtgeraakt.

2.3.

De vordering van [eiseres] wordt afgewezen omdat sprake is van een onredelijk bezwarend kostenbeding in de overeenkomst. De vordering in reconventie van [gedaagde] wordt ook afgewezen, omdat deze onvoldoende is onderbouwd. Hieronder zal dit verder worden toegelicht.

De beoordeling van de kantonrechter in conventie

Het kostenbeding van [eiseres] is een onredelijk bezwarend beding

2.4.

[gedaagde] heeft bij het aangaan van de overeenkomst met [eiseres] gehandeld als consument. Op grond van artikel 4 lid 2 van de Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: de richtlijn), in combinatie met artikel 6:231 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), moeten zogeheten ‘kernbedingen’ waarover niet afzonderlijk is onderhandeld op oneerlijkheid worden getoetst, als deze niet duidelijk en begrijpelijk zijn geformuleerd. De kantonrechter moet deze toets ambtshalve uitvoeren, dus ook ondanks dat [gedaagde] hier geen beroep op heeft gedaan. Het kostenbeding dat de afspraken bevat over de door [gedaagde] aan [eiseres] te betalen kosten is een kernbeding waarover niet afzonderlijk is onderhandeld. Om te bepalen of dit beding op oneerlijkheid moet worden getoetst, moet daarom eerst beoordeeld worden of het kostenbeding duidelijk en begrijpelijk is geformuleerd (het transparantievereiste).

2.5.

In het kostenbeding van [eiseres] staat, samengevat, het volgende: de kosten voor juridische hulp en bijstand worden door [gedaagde] gedragen. Uitgaande van een volledige erkenning van de aansprakelijkheid door de tegenpartij zullen de redelijke (buitengerechtelijke) kosten voor juridische bijstand op grond van artikel 6:96 lid 2 sub b BW onderdeel van de schade vormen. Deze kosten zullen door [eiseres] namens [gedaagde] rechtstreeks bij de tegenpartij worden gedeclareerd, op basis van het door de advocaat van [eiseres] gehanteerde uurtarief. Voor 2022 bedraagt het uurtarief van de advocaat € 250,- exclusief BTW. Onder de buitengerechtelijke kosten voor juridische bijstand worden ook de kosten van derden, zoals de medisch adviseur, de kosten voor het inwinnen van informatie en de af te dragen BTW begrepen. Voor zover kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen of betaling daarvan door de aansprakelijke tegenpartij wordt geweigerd, zal [gedaagde] daarvoor instaan.

2.6.

Dit kostenbeding voldoet niet aan de vereisten van transparantie die worden gesteld in artikel 4 lid 2 van de richtlijn. Uit het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) van 12 januari 2023 (ECLI:EU:C:2023:14, hierna: het arrest) volgt namelijk dat een advocaat aan de consument informatie moet geven waardoor de consument bij benadering de totale kosten van de diensten kan inschatten.

2.7.

Door alleen een uurtarief te noemen kon [gedaagde] niet inschatten wat zij in totaal voor de diensten van [eiseres] moest betalen. Hetzelfde geldt voor het enkel benoemen van de mogelijkheid dat [gedaagde] voor (buitengerechtelijke) kosten moet instaan als deze niet voor vergoeding in aanmerking komen of door de tegenpartij worden geweigerd. Het is voor [gedaagde] niet te overzien hoe hoog deze kosten zouden kunnen uitvallen.

2.8.

Om te voldoen aan de vereisten van de richtlijn had [eiseres] bijvoorbeeld een indicatie van de te verwachten kosten kunnen geven of tussentijdse facturen/kostenoverzichten naar [gedaagde] kunnen sturen, maar dit is niet gedaan. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de advocaat van [eiseres] aangegeven dat een algemene informatiefolder vanuit [eiseres] is gestuurd naar [gedaagde] over letselschadezaken en hij het uurtarief aan haar heeft doorgegeven, een kosteninschatting is niet gemaakt of gegeven. Daarnaast is niet gesteld of gebleken dat (de advocaat van) [eiseres] tussentijds facturen of kostenoverzichten naar [gedaagde] heeft gestuurd. Bij de dagvaarding is ook maar één factuur met een urenoverzicht overgelegd, waarop [eiseres] haar hele vordering baseert.

2.9.

Nu is vastgesteld dat het kostenbeding niet transparant is, moet vervolgens worden beoordeeld of het kostenbeding ook oneerlijk is. Op grond van artikel 3 lid 1 van de richtlijn is het kostenbeding oneerlijk als het, in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst volgende rechten en verplichtingen van de partijen ten nadele van [gedaagde] aanzienlijk verstoort. Dat het kostenbeding niet transparant is, betekent niet meteen dat het beding oneerlijk is, maar uit het arrest volgt wel dat het een van de onderdelen is die moet worden meegewogen.

2.10.

Het tussen [eiseres] en [gedaagde] overeengekomen kostenbeding is, gelet op alle omstandigheden van het geval, oneerlijk. Daarbij weegt de kantonrechter mee dat het beding niet transparant is, maar ook dat [gedaagde] zich als consument in een aanzienlijk zwakkere positie bevindt ten opzichte van [eiseres] , die, gelet op haar deskundigheid en kennis een inschatting had kunnen maken van het voorzienbare of minimale aantal uren dat nodig was om de diensten te verlenen. Daarbij komt dat een advocaat op grond van de eigen gedragsregels verplicht is om vooraf een inschatting te geven van de te verwachten tijdsbesteding en het totaal aan kosten. Zoals hiervoor is toegelicht, heeft [eiseres] een dergelijke inschatting niet gegeven. Daarnaast heeft [eiseres] vóór het totstandkomen van de overeenkomst geen informatie gegeven aan [gedaagde] over wat de financiële gevolgen van de overeenkomst zouden kunnen zijn.
 

De overeenkomst vervalt

2.11.

Het voorgaande betekent dat de kantonrechter het kostenbeding op grond van artikel 6:233 sub a BW moet vernietigen. Dit heeft als gevolg dat het kostenbeding wordt geacht nooit te hebben bestaan. Omdat een overeenkomst van opdracht niet kan bestaan zonder loon (artikel 7:405 eerste lid BW), betekent dat dat de hele overeenkomst vervalt en daarmee de grondslag van de vordering tot betaling van de factuur.

2.12.

Gelet op het voorgaande komt de kantonrechter niet toe aan de beoordeling van de stellingen van [gedaagde] over dat haar belangen niet juist zouden zijn behartigd, omdat die niet tot een andere beslissing kunnen leiden.

De beoordeling van de kantonrechter in reconventie

2.13.

Tussen de vorderingen van beide partijen bestaat voldoende samenhang, waardoor de kantonrechter ook de vordering in reconventie van [gedaagde] in deze procedure zal behandelen (artikel 97 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).

De vordering van [gedaagde] is niet (voldoende) onderbouwd

2.14.

Tijdens de mondelinge behandeling is met toestemming van [gedaagde] ter sprake gekomen dat (pas) tijdens een gesprek tussen [gedaagde] , de advocaat van [eiseres] en de verzekeraar informatie naar voren kwam, onder andere over het aanpassen van bankafschriften door of namens [gedaagde] , die het vertrouwen van de advocaat van [eiseres] in [gedaagde] ernstig heeft beschadigd. Anders dan [gedaagde] stelt, overweegt de kantonrechter dat de advocaat de overeenkomst vanwege deze vertrouwensbreuk terecht heeft beëindigd.

2.15.

[gedaagde] heeft alleen maar gesteld dat zij door het beëindigen van de overeenkomst de letselschade uitkering heeft misgelopen en daardoor schade heeft geleden, zij heeft deze stelling niet onderbouwd. Tijdens de mondeling behandeling heeft de advocaat van [eiseres] ook toegelicht dat de verzekeraar geen aansprakelijkheid had erkend in de letselschadezaak van [gedaagde] . Dat een letselschade uitkering aan [gedaagde] zou worden uitbetaald was dus op zijn minst onzeker.

2.16.

Gelet op het bovenstaande oordeelt de kantonrechter dat de vordering in reconventie van [gedaagde] wordt afgewezen. ECLI:NL:RBMNE:2024:4965