Overslaan en naar de inhoud gaan

GHARL 290119 Hof kapitaliseert zelfwerkzaamheid o.b.v. richtlijn DLR; € 1.140,- per jaar x 1,3 = € 1.482,- p/j. tot 70ste levensjaar

GHARL 290119 ongval 1992; VAV na arbeidsdeskundig- en bedrijfseconomisch onderzoek tzv schade 22 jarige in agrarisch bedrijf ouders;
- Hof kapitaliseert huishoudelijke hulp; aansluiting bij richtlijn DLR; € 10,00 per uur; 8,5 uur p/w;
- Hof kapitaliseert zelfwerkzaamheid o.b.v. richtlijn DLR; € 1.140,- per jaar x 1,3 = € 1.482,- p/j. tot 70ste
 levensjaar;
- PWS en HNP; ; € 10.000,00; bepaald naar normen en bedragen die rechters in 1992 aan smartengeld toekenden;

- kosten STOLN (Slond) 15% (65.340) niet redelijk, € 15.000,00 wel, Engelgeer 50% € 12.367,50, Letsel.nl 100% € 29.214,99

Uitspraak kreeg een vervolg in: PHR-060320-deskundigenbericht-bedrijfseconoom-vav-agrarier

Grief 3 – verlies zelfwerkzaamheid

3.17
Met grief 3 maakt [appellant] bezwaar tegen de begroting van de rechtbank ter zake verlies zelfwerkzaamheid. Volgens hem heeft de rechtbank enkel het toekomstige bedrag, dus vanaf 1 januari 2015 toegewezen en niet de verschenen schade en heeft verzuimd om over de jaren 1992-2011 toen hij nog in de stacaravan woonde de schade (2 uren op jaarbasis) te begroten.

Naar het oordeel van het hof heeft de rechtbank inderdaad verzuimd te beslissen over de verschenen schade 1992-2011 toen [appellant] nog in de stacaravan woonde en over de verschenen schade van 2012 tot januari 2015. Het hof volgt [appellant] in zijn overzicht in de memorie van grieven onder 71 over de jaren tot en met 2011, nu deze bedragen (€ 560 + € 525 + € 255) niet gemotiveerd zijn betwist door ASR; over deze bedragen dient dan de jaarlijks verschenen wettelijke rente nog berekend te worden.

Voorts maakt [appellant] kennelijk ook bezwaar tegen de begroting van deze schadepost door de rechtbank voor de periode 2012 tot 2015 en vanaf 2015.

Het hof zal voor de begroting voor schade verlies zelfwerkzaamheid ook weer uitgaan van het rapport van Artoos (par. 8.3), die kennelijk uitgaat van de door [appellant] te betrekken woning en aldus voor werkzaamheden aan woning en tuin uitgaat van 30 uren respectievelijk 34 uren per jaar = 64 uren per jaar. Wat betreft de nog te verrichten verbouwingen aan de woning merkt Artoos op dat het niet aannemelijk is dat [appellant] deze werkzaamheden alleen had verricht in de situatie zonder ongeval als hij 60 uren per week werkte (en daarnaast nog huishoudelijke werkzaamheden zou verrichten). Hierin gaat het hof mee, hetgeen betekent dat hier geen sprake is van schade die toe te rekenen is tot het ongeval. Wat betreft het uurtarief voor het inschakelen van derden stelt [appellant] dat uitgegaan moet worden van een (gangbaar) uurtarief van € 45,-, doch hij onderbouwt dit (gangbare) tarief, dat hij dus dan ook al betaald zou moeten hebben voor de inschakeling van derden, in het geheel niet. Daarom zal het hof net als de rechtbank heeft gedaan aansluiting zoeken bij de normbedragen van de Richtlijn Zelfwerkzaamheid van de Letselschaderaad (2017) voor de toekomstig te lijden schade, dit is een normbedrag van € 1.140,- per jaar met de omrekenfactor 1,3 voor een vrijstaande woning = € 1.482,- per jaar, tot het jaar 2037 (als [appellant] 70 jaar is geworden). Voor de eindleeftijd en de te hanteren rekenrente verwijst het hof naar hetgeen hiervoor onder 3.13 is overwogen en beslist.

Grief 3 slaagt deels. ECLI:NL:GHARL:2019:801