Overslaan en naar de inhoud gaan

RBZWB 090425 verlies van nier, rugletsel en schouderklachten, smartengeld  € 28.000, mede o.i.v. Rotterdamse Schaal

RBZWB 090425 verlies van nier, rugletsel en schouderklachten, smartengeld  € 28.000, mede o.i.v. Rotterdamse Schaal
- verzocht 21 x € 260, toegewezen 15 uur x € 260 + 21% = € 4.719

3De feiten

3.1.

[verzoekster] is op 19 september 2022 rijdend op een racefiets ten val gekomen door een botsing met een auto die ingevolge de WAM verzekerd was bij ZLM. Hierbij heeft zij een zestal ribfracturen, vier fracturen van de lumbale wervels en ernstig nierletsel opgelopen, waardoor de linkernier moest worden verwijderd. In januari 2023 kreeg [verzoekster] klachten aan haar linker schouder.

3.2.

Inmiddels is een medische eindtoestand bereikt.

3.3.

ZLM heeft aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval erkend en partijen hebben de schaderegeling ter hand genomen. In het kader van de schaderegeling hebben partijen overeenstemming bereikt over de vergoeding van alle schadeposten waarover zij hebben gesproken, met uitzondering van het smartengeld. ZLM heeft ter zake deze post een bedrag van € 20.000,00 aan [verzoekster] betaald.

4Het verzoek en het verweer

4.1.

[verzoekster] verzoekt de kantonrechter ZLM te veroordelen om aan haar een aanvullend smartengeld van € 15.000,00 te betalen, totaal € 35.000,00 inzake haar smartengeld, de kosten van het deelgeschil op grond van artikel 1019aa Rv jo 6:96 BW vast te stellen conform de opgave van haar advocaat en te bepalen dat ZLM gehouden is tot betaling van deze kosten inclusief het griffierecht.

4.2.

[verzoekster] legt aan het verzoek - samengevat - ten grondslag dat ook rekening gehouden dient te worden met haar persoonlijke, subjectieve omstandigheden bij het bepalen van de hoogte van het smartengeld. Onder verwijzing naar onder meer een recente uitspraak van het Hof Den Haag bepleit [verzoekster] dat bij het bepalen van de hoogte van het smartengeld aansluiting gezocht kan worden bij de Rotterdamse Schaal, ondanks het feit dat deze zich nog in de consultatiefase bevindt. Gelet hierop en gezien de aard van haar letsel en de impact van het ongeval, waaronder met name het feit dat zij een nier moet missen, is [verzoekster] van mening dat een bedrag van € 35.000,00 aan smartengeld billijk is.

[verzoekster] begroot de kosten van de procedure op € 7.312,60, waarvan € 5.460,00 aan salaris gemachtigde (21 x € 260), vermeerderd met btw en griffierecht.

4.3.

ZLM verzet zich tegen toewijzing van het verzoek en voert daartoe -samengevat -aan dat [verzoekster] alleszins goed is hersteld en niet of nauwelijks nog gevolgen ondervindt van het letsel en ook als acht wordt geslagen op eerder door de rechter in vergelijkbare gevallen toegewezen smartengeldbedragen, de door haar aangeboden smartengeldvergoeding een alleszins redelijke vergoeding betreft, ook gelet op de door de medisch adviseur van [verzoekster] geduide beperkingen. De in de Rotterdamse Schaal vervatte uitgangspunten kunnen volgens ZLM niet worden gehanteerd, nu deze zich nog in de consultatiefase bevindt.

ZLM verzoekt de kantonrechter voor recht te verklaren dat de door [verzoekster] als gevolg van het ongeval geleden schade moet worden begroot op € 20.000,00 (inclusief wettelijke rente).

ZLM voert verweer tegen de hoogte van de kosten van de deelgeschilprocedure, nu naar haar mening gezien de eenvoudige aard van dit deelgeschil maakt dat het aantal opgevoerde uren overmatig is.

5De beoordeling

Smartengeld

5.1.

Tussen partijen is niet in geschil dat het verzoek van [verzoekster] over de hoogte van de smartengeldvergoeding zich leent voor de deelgeschilprocedure.

5.2.

Immateriële schadevergoeding (smartengeld) vormt een naar billijkheid vast te stellen vergoeding voor het niet in vermogensschade bestaande nadeel dat is geleden door een persoon die als gevolg van een gebeurtenis waarvoor een ander aansprakelijk is (lichamelijk) letsel heeft opgelopen (artikel 6:106 lid 1 onder b Burgerlijk Wetboek).

Bij de begroting daarvan moet de rechter rekening houden met alle omstandigheden van het geval, waarbij voor de omvang van de smartengeldvergoeding in het bijzonder bepalend zijn de aard, ernst en duur van het letsel, de pijn, de intensiteit van het verdriet en de gederfde levensvreugde en de gevolgen daarvan voor de betrokkene. De rechter moet de zwaarte van het verdriet, de ernst van de pijn en het gemis aan levensvreugde afleiden uit min of meer objectieve factoren en concrete aanwijzingen, zoals de aard van het letsel en de (meer subjectief te duiden) gevolgen daarvan voor de concrete benadeelde. Ook moet de rechter letten op de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, daaronder begrepen de maximaal toegekende bedragen, rekening houdend met een eventueel opgetreden geldontwaarding en de (gewijzigde) maatschappelijke opvattingen over de compensatie van leed. Er mag gekeken worden naar bedragen die buitenlandse rechters toekennen, maar de ontwikkelingen in andere landen met betrekking tot de toegekende bedragen kunnen niet beslissend zijn voor de in Nederland toe te kennen bedragen.

5.3.

Voor wat betreft de fysieke klachten en ongevalsgevolgen gaat de kantonrechter, evenals partijen, uit van het door de medisch adviseur van [verzoekster] uitgebrachte rapport, door [verzoekster] overgelegd als productie 2. Daaruit blijkt dat er sprake is van blijvend letsel voor wat betreft de nier die is verwijderd en dat er nog sprake is van schouderklachten waarvan herstel dient te worden afgewacht. De rib- en wervelfracturen zijn hersteld.

Voor wat betreft de persoonlijke omstandigheden wordt rekening gehouden met het feit dat [verzoekster] vanwege de operatie een ontsierend litteken heeft waardoor ze dagelijks wordt geconfronteerd met de gevolgen van het ongeval, dat het idee van het moeten leven met maar één nier haar spanning oplevert, dat zij door het missen van de nier ook maatregelen heeft moeten nemen betreffende onder andere haar voedingspatroon en dat het impact heeft op haar sociale leven en het sporten, nu zij minder energie heeft en sporten haar momenteel energie kost in plaats van energie oplevert. Verder is relevant dat [verzoekster] naar omstandigheden goed is hersteld en geen (medisch vastgestelde) psychische gevolgen van het ongeval ondervindt.

5.4.

De door ZLM aangehaalde uitspraken uit de Smartengeldgids laten lagere smartengeldbedragen zien bij orgaanletsel dan [verzoekster] verzoekt. Deze uitspraken zijn niet echt goed vergelijkbaar aangezien zij niet het verwijderen van een nier betreffen en het verwijderen van een nier aanzienlijk meer impact heeft op de gezondheid dan het verwijderen van bijvoorbeeld een milt. De Smartengeldgids is slechts een leidraad en de rechter heeft de ruimte om daarvan af te wijken. Gelet op de maatschappelijke ontwikkelingen in Nederland die een verhoging van het smartengeld rechtvaardigen en de ontwikkeling die de jurisprudentie laat zien, acht de kantonrechter het redelijk bij het bepalen van de hoogte van het smartengeld, ook acht te slaan op de consultatieversie van de ‘Rotterdamse Schaal’, een ordening van smartengeldbedragen bij letsel en andere persoonsaantastingen. In de Rotterdamse Schaal zijn voor wat betreft nierschade factoren als littekenvorming, weerslag op werk, levenskwaliteit en vrijetijdsbesteding, het sociale leven en relaties inbegrepen. De door [verzoekster] gestelde omstandigheden kunnen hieronder geschaard worden.

Dat alles overziend vindt de kantonrechter een bedrag van € 28.000,00 aan smartengeld redelijk. Dit bedrag is opgebouwd uit een bedrag van € 25.000,00 vanwege het nierletsel en € 3.000,00 vanwege het inmiddels genezen rugletsel en de nog bestaande schouderklachten. Zij zal een bedrag van € 8.000,00 toewijzen gelet op de uitkering van € 20.000,00 die ZLM al heeft gedaan.

5.5.

Uit hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen volgt al dat het verzoek van ZLM niet kan worden toegewezen.

Kosten deelgeschil

5.6.

Op grond van artikel 1019aa Rv moet de rechtbank de kosten bij de behandeling van het verzoek aan de zijde van de persoon die schade door dood of letsel lijdt begroten, waarbij alle kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking moeten worden genomen. Hierbij moet de dubbele redelijkheidstoets worden gehanteerd; het moet redelijk te zijn dat de kosten zijn gemaakt en de hoogte van de kosten moet ook redelijk zijn.

Uit de parlementaire geschiedenis volgt dat voor begroting van de kosten ook plaats is in geval van afwijzing van het verzoek. Dit is alleen anders als de deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld. Van deze laatste situatie is in dit geval geen sprake.

5.7.

De zaak is niet omvangrijk en ook niet complex: het is een beperkt en overzichtelijk deelgeschil. De kantonrechter vindt een tijdsinvestering van de gemachtigde van [verzoekster] in verband met het deelgeschil van 15 uur met een uurtarief van € 260,00 gelet daarop reëel en zij begroot de kosten op 15 uur x € 260,00, te vermeerderen met 21% BTW, in totaal dus € 4.719,00. Dit bedrag moet, zoals verzocht, nog worden vermeerderd met het griffierecht van € 706,00. De kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 worden dus begroot op € 5.425,00. Nu de aansprakelijkheid van ZLM niet ter discussie staat zal de rechtbank ZLM veroordelen tot betaling van deze deelgeschilkosten. Rechtbank Zeeland-West-Brabant 9 april 2025, ECLI:NL:RBZWB:2025:2046