Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Den Haag 250313 psychische klachten na arbeidsongeval; verzoek aanvullend voorschot afgewezen

Rb Den Haag 250313 psychische klachten na arbeidsongeval; overeenstemming over psychiatrische expertise; verzoek aanvullend voorschot afgewezen;
- gevorderd 20,5 uur, begroot en toegewezen 14 uur x € 225,-- + 6% + 21% + griffierecht

4.  De beoordeling 
Verzoek jegens AON 

4.1.  [verzoeker] heeft gesteld dat hij zijn verzoek mede heeft gericht tegen AON, omdat hij er bij het opstellen van het verzoekschrift van is uitgegaan dat AON de aansprakelijkheidsverzekeraar van Ballast Nedam is. Naar aanleiding van het op dit punt door verweersters gevoerde verweer, heeft [verzoeker] zich ter zitting ten aanzien van het verzoek voor zover dit is gericht tegen AON gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. 

4.2.  De rechtbank overweegt dat gebleken is dat AON niet de aansprakelijkheidsverzekeraar, maar de assurantiemakelaar van Ballast Nedam is. [verzoeker] heeft derhalve niet de juiste partij in rechte betrokken en heeft jegens AON geen rechtstreeks vorderingsrecht als bedoeld in artikel 7:954 BW. Gelet hierop is de rechtbank met verweersters van oordeel dat het verzoek voor zover dit is gericht tegen AON afgewezen dient te worden wegens het ontbreken van een deugdelijke wettelijke grondslag. 

Behandeling in een deelgeschilprocedure 

4.3.  Beoordeeld dient te worden of de door [verzoeker] voorgelegde verzoeken zich lenen voor behandeling in een deelgeschilprocedure. 

4.4.  Ballast Nedam heeft gesteld dat het verzoek om over te gaan tot het benoemen van een deskundige buiten het bestek van de deelgeschilprocedure valt en dat geen sprake is van een patstelling in de minnelijke onderhandelingen. Partijen waren immers met elkaar in gesprek over het (nut van het) in gang zetten van een psychiatrische expertise dan wel het op pragmatische wijze regelen van de zaak. Voorts kunnen de verzochte beslissingen niet althans onvoldoende bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst, aldus Ballast Nedam. 

4.5.  De rechtbank stelt voorop dat ter zitting duidelijk is geworden dat [verzoeker] met het onder A opgenomen verzoek bedoeld heeft de rechtbank te verzoeken om te bepalen dat Ballast Nedam, conform de reeds tussen partijen gemaakte afspraken, dient mee te werken aan een buitengerechtelijke psychiatrische expertise. Naar het oordeel van de rechtbank kan zowel een dergelijk verzoek als een verzoek tot toekenning van een (nader) voorschot in een deelgeschilprocedure aan de orde komen. Beide verzoeken betreffen deelgeschillen in de zin van artikel 1019w Rv. Bovendien is het voorleggen van meerdere deelgeschillen in één procedure, zoals [verzoeker] ook heeft gesteld, in beginsel mogelijk. 

4.6.  Gezien de ratio van de deelgeschilprocedure om de buitengerechtelijke onderhandelingen te bevorderen, dient vervolgens getoetst te worden of de verzochte beslissingen voldoende kunnen bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Voor zover dit niet het geval is, dienen de verzoeken ingevolge artikel 1019z Rv te worden afgewezen. 

4.7.  Tussen partijen is onder meer in geschil of tussen de psychische klachten van [verzoeker] en het ongeval een causaal verband bestaat. Gelet op dit geschilpunt is volgens [verzoeker] een psychiatrische expertise noodzakelijk. Daarnaast wenst [verzoeker] dat aan hem een redelijk nader voorschot wordt toegekend. Hoewel Ballast Nedam aanvankelijk niet afwijzend tegenover een psychiatrische expertise stond, is van haar zijde bij brief van 30 november 2012 te kennen gegeven dat, gelet op de informatie uit de behandelend sector over de psychische problematiek van [verzoeker], geen aanleiding wordt gezien een dergelijke expertise te entameren. Voorts blijkt uit die brief dat geen bereidheid tot het verstrekken van een aanvullend voorschot bestaat. Wel heeft Ballast Nedam te kennen gegeven dat zij bereid is om in overleg te treden over een pragmatische regeling. Ter zitting is gebleken dat partijen hangende de onderhavige procedure nog overleg met elkaar hebben gevoerd. Dit heeft echter niet tot een oplossing geleid. 

4.8.  De rechtbank stelt, gezien het voorgaande, vast dat sprake is van een impasse in de buitengerechtelijke onderhandelingen. Met [verzoeker] is de rechtbank van oordeel dat een beslissing op de voorgelegde deelgeschillen deze impasse kan doorbreken. Hoewel (wellicht) nog de nodige stappen gezet moeten worden om tot een volledige afwikkeling van de zaak te komen, ziet de rechtbank voldoende mogelijkheden voor partijen om nadat een beslissing op de voorgelegde verzoeken is gegeven het buitengerechtelijke onderhandelingstraject voort te zetten. De discussie tussen partijen over de aan het ongeval toe te rekenen (fysieke en psychische) klachten en beperkingen en de omvang van de schade kan dan immers (verder) gevoerd worden. De rechtbank leidt uit het verhandelde ter zitting af dat aan de zijde van beide partijen hiertoe de benodigde bereidheid bestaat. De onderhavige beslissing kan dus een bijdrage leveren aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Daarmee is het belang van het verzoek voor [verzoeker] gegeven. Dit alles afgewogen tegen de investering in tijd, geld en moeite bestaat er naar het oordeel van de rechtbank geen grond om het verzoek op voorhand op grond van artikel 1019z Rv af te wijzen. Aan het op dit punt gevoerde verweer gaat de rechtbank dan ook voorbij. 

Psychiatrische expertise 

4.9.  Zoals hiervoor reeds is overwogen heeft [verzoeker] bedoeld de rechtbank te verzoeken om te bepalen dat Ballast Nedam, zoals tussen partijen reeds is overeengekomen, dient mee te werken aan een buitengerechtelijke psychiatrische expertise. Ter zitting hebben partijen op dit punt overeenstemming bereikt. 

4.10.  Partijen zijn overeengekomen dat: 
-   Schoutrop buitengerechtelijk een psychiatrische expertise zal verrichten, zulks in ieder geval op basis van de volledige medische informatie van [verzoeker]; 
-   aan Schoutrop zal worden voorgelegd de vraagstelling zoals opgenomen in de als productie 6 bij het verzoekschrift overgelegde brief van 3 september 2012, met dien verstande dat aan vraag 1f wordt toegevoegd dat de diagnose dient plaats te vinden conform de systematiek van de DSM-IV; 
-   de kosten van de expertise worden gedragen door de aansprakelijkheidsverzekeraar van Ballast Nedam. 

4.11.  Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het verzoek van [verzoeker] toewijzen als na te melden. 

Betaling van een aanvullend voorschot 

4.12.  Vast is komen te staan dat door (de aansprakelijkheidsverzekeraar van) Ballast Nedam bij wijze van voorschot reeds een bedrag van € 7.000,-- aan schadevergoeding is voldaan. Tussen partijen is in geschil of aan [verzoeker] al dan niet een nader voorschot dient te worden voldaan. 

4.13.  Volgens [verzoeker] bestaat er op basis van de in het geding gebrachte bescheiden voldoende aanleiding om het verzochte voorschot van € 15.000,-- toe te kennen. [verzoeker] heeft hierbij opgemerkt dat slechts een deel van de per 1 februari 2013 verschenen schade is gevraagd, waarbij rekening is gehouden met het expertiserapport van Oosterhoff. Ballast Nedam is echter van mening dat niet is onderbouwd dat er ruimte bestaat voor een nadere bevoorschotting. In dit verband heeft zij erop gewezen dat, nu het causaal verband tussen het ongeval en de schade niet vast staat, niet kan worden toegekomen aan de vraag of de door [verzoeker] gestelde schade aannemelijk is. 

4.14.  Met Ballast Nedam is de rechtbank van oordeel dat de omvang van de aan het ongeval toe te rekenen schade op dit moment niet duidelijk is. Pas na het laten verrichten van de overeengekomen psychiatrische expertise (en vervolgens eventueel een verzekeringsgeneeskundige en arbeidsdeskundige beoordeling) zal bekeken kunnen worden of en zo ja, in hoeverre de schade die in causaal verband met het ongeval staat het reeds bij wijze van voorschot uitgekeerde bedrag te boven gaat. Gelet hierop zal de rechtbank het verzoek van [verzoeker] om aan hem een nader voorschot op de schadevergoeding toe te kennen afwijzen. Hierbij heeft de rechtbank tevens het bestaande restitutierisico in aanmerking genomen. 

4.15.  Het voorgaande neemt niet weg dat de verdere behandeling van deze zaak – mede in het licht van de uit te voeren psychiatrische expertise – nadere kosten met zich zal brengen. De rechtbank gaat er, nu de aansprakelijkheid vast staat, van uit dat (de aansprakelijkheidsverzekeraar van) Ballast Nedam de met de te entameren expertise gemoeide behandelingskosten nog zal bevoorschotten. Mede gezien het feit dat ter zitting is gebleken dat tot op heden niet het in het verweerschrift genoemde totaalbedrag van  € 21.917,77, maar een bedrag van € 17.539,77 (waarvan € 10.539,77 aan buitengerechtelijke kosten) is voldaan, acht de rechtbank dit niet onredelijk. 

Kosten deelgeschil 

4.16.  Op grond van artikel 1019aa Rv dient begroting plaats te vinden van de kosten bij de behandeling van het verzoek aan de zijde van de persoon die schade door dood of letsel lijdt. Daarbij dient de zogenoemde dubbele redelijkheidstoets gehanteerd te worden: het dient redelijk te zijn dat de kosten zijn gemaakt en de hoogte van de kosten dient eveneens redelijk te zijn. Dit betekent dat indien een deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, de kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking komen (TK 2007-2008, 31518, nr. 3, p. 12). 

4.17.  De rechtbank is van oordeel dat verweersters – met de enkele verwijzing naar een eerdere uitspraak van deze rechtbank, in welke zaak het verzoek overigens op grond van artikel 1019z Rv werd afgewezen – onvoldoende hebben onderbouwd dat de kosten van de onderhavige procedure niet in redelijkheid zijn gemaakt. Gelet hierop gaat de rechtbank in zoverre aan het verweer van verweersters voorbij. De rechtbank zal dan ook overgaan tot begroting van de kosten. 

4.18.  Mr. Öntas stelt € 5.916,-- aan kosten te hebben gemaakt. Daarbij is hij uitgegaan van 20,5 uur (te weten 15,5 uur zoals opgesomd onder punt 26 van het verzoekschrift, te vermeerderen met 5 uur zoals ter zitting is gesteld), een uurtarief van € 225,--, 6% kantoorkosten en 21% BTW. De rechtbank begrijpt dat verweersters alleen bezwaar maken tegen het gestelde aantal aan de zaak bestede uren. 

4.19.  De rechtbank is van oordeel dat het aantal in rekening gebrachte uren, gezien de omvang en inhoud van het verzoekschrift en de mate van complexiteit van het deelgeschil, bovenmatig is. De rechtbank acht het redelijk om het aantal aan de zaak bestede uren te matigen tot 14 uur in totaal. Gezien het voorgaande zal de rechtbank de kosten begroten op een bedrag van € 4.040,19 (14 uur x € 225,--, vermeerderd met kantooropslag van 6% en BTW van 21%). Deze kosten zullen worden vermeerderd met het door [verzoeker] betaalde griffierecht van € 267,--, zodat het totaal uitkomt op een bedrag van € 4.307,19. 

4.20.  Nu de aansprakelijkheid voor de gevolgen van het [verzoeker] overkomen ongeval is erkend, zal Ballast Nedam conform het onder C opgenomen verzoek in de hiervoor genoemde kosten worden veroordeeld. LJN BZ8900