Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Rotterdam 120216 aanvullend voorschot en leeuwendeel BGK inmiddels betaald; deelgeschil volstrekt onnodig ingesteld

Rb Rotterdam 120216 aanvullend voorschot en leeuwendeel BGK inmiddels betaald; deelgeschil volstrekt onnodig ingesteld;
- kosten deelgeschil afgewezen, onnodig aanhanging gemaakt

De feiten

Er wordt uitgegaan van de volgende feiten:

2.1. 
Op 16 december 2013 vond in Rotterdam een verkeersongeval plaats. Een bij London WAM-verzekerde auto is daarbij tegen de achterzijde van de door [Verzoeker] bestuurde auto gebotst.

2.2. 
London erkent aansprakelijkheid. Partijen twisten over de causaliteit en over de omvang van de schade.

20.3. 
London heeft aan [Verzoeker] en zijn belangenbehartigers in totaal € 25.378,91 betaald, te weten € 2.008,05 voor de schade aan de auto, voorschotten van € 15.000,00, € 4.344,57 aan belangenbehartiger Elfi en € 4.026,29 aan belangenbehartiger Vitak Advocaten.

De stellingen van partijen

3.1.
[Verzoeker] verzoekt London te veroordelen tot betaling van (1) een voorschot van € 5.000,00 en (2) € 9.913,19 aan buitengerechtelijke kosten, met begroting van de kosten van dit deelgeschil.

3.2. 
Het verweer van London strekt tot afwijzing van het verzoek van [Verzoeker]. London voert aan dat de zaak zich niet leent voor behandeling in een deelgeschil. Daar komt bij dat inmiddels het verzochte voorschot volledig en de verzochte buitengerechtelijke kosten zo goed als volledig aan [Verzoeker] en zijn belangenbehartigers zijn betaald.

De beoordeling

4.1. 
Het door [Verzoeker] verzochte voorschot van € 5.000,00 is inmiddels door London aan hem betaald. London voert daarnaast aan dat van de verzochte vergoeding voor buitengerechtelijke kosten van € 9.913,19 een bedrag van € 8.370,86 is betaald. De gemachtigde van [Verzoeker] is in de gelegenheid gesteld aan te geven of deze stelling van London al dan niet juist is. In de brief van de gemachtigde van [Verzoeker] van 2 februari 2016 leest de kantonrechter niet dat de stelling van [Verzoeker] niet klopt. Dit betekent dat in dit deelgeschil alleen nog een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten van (€ 9.913,19 – € 8.370,86 =) € 1.542,33 aan de orde is.

4.2. 
De deelgeschilprocedure biedt betrokkenen bij een geschil over letsel- en overlijdensschade in de buitengerechtelijke onderhandelingsfase een eenvoudige en snelle toegang tot de rechter, ter bevordering van de totstandkoming van een minnelijke regeling. De rechter wijst het verzoek af voor zover de verzochte beslissing naar zijn oordeel onvoldoende kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst (artikel 1019z Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).

4.3. 
Hetgeen tussen [Verzoeker] en London aan het sluiten van een vaststellingsovereenkomst in de weg staat is de vraag of er een causaal verband bestaat tussen het [Verzoeker] overkomen ongeval en de door hem gestelde klachten en, als dat causaal verband inderdaad bestaat, hoe hoog de schade is die [Verzoeker] dan lijdt door dat ongeval. De toewijzing van de vergoeding voor buitengerechtelijke kosten maakt naar het oordeel van de kantonrechter geen einde aan die discussie en levert evenmin een inhoudelijke bijdrage aan het tot stand komen van een vaststellingsovereenkomst. Dit geldt overigens ook voor het niet meer aan de orde zijnde verzoek om toekenning van een voorschot van € 5.000,00. Hetgeen door [Verzoeker] aan de kantonrechter is voorgelegd leent zich met andere woorden niet voor behandeling in een deelgeschil. Het verzoek wordt daarom afgewezen. Het enkele feit dat [Verzoeker] momenteel, zoals hij stelt in financiële problemen verkeert, maakt deze beslissing niet anders, zeker niet nu gesteld noch gebleken is dat het hiervoor genoemde bedrag aan kosten, dat nu nog onderwerp van het geschil is, door [Verzoeker] aan zijn belangenbehartigers al betaald is.

4.4. 
Ook als het verzoek afgewezen wordt, begroot de rechter de kosten bij de behandeling van het verzoek aan de zijde van in dit geval [Verzoeker] (artikel 1019aa Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). Daarbij geldt een dubbele redelijkheidstoets: het moet redelijk zijn dat de kosten zijn gemaakt en de hoogte van de kosten moet ook redelijk zijn. De kantonrechter is van oordeel dat het niet redelijk is dat er kosten voor de behandeling van dit deelgeschil zijn gemaakt. Als productie 9 bij het verzoekschrift is een voorlopige schadeopstelling van 22 september 2015 gevoegd, maar deze schadeopstelling is pas met het verzoekschrift onder ogen van London gekomen. London had dus voordat het verzoekschrift ingediend werd niet de gelegenheid om te beoordelen of zij in die schadestaatopstelling aanleiding zag een aanvullend voorschot aan [Verzoeker] te verstrekken. [Verzoeker] is onmiddellijk een deelgeschilprocedure begonnen, maar dat was niet nodig geweest. London zag in de schadeopstelling namelijk inderdaad aanleiding aan [Verzoeker] een aanvullend voorschot van € 5.000,00 te verstrekken. Van de buitengerechtelijke kosten van € 9.913,19 die [Verzoeker] in het verzoekschrift vraagt was bij het indienen daarvan al een groot deel vergoed. Gelet op hetgeen London hierover onder randnummer 28 van haar verweerschrift heeft aangevoerd kan bij het nog niet vergoede deel van de door [Verzoeker] gevraagde buitengerechtelijke kosten inderdaad de vraag gesteld worden of zij de dubbele redelijkheidstoets wel kunnen doorstaan. Het is onnodig en onterecht om voor dat niet betaalde deel van de buitengerechtelijke kosten een deelgeschilprocedure te starten. Onder die omstandigheden bestaat er geen aanleiding om de kosten van het deelgeschil te begroten en moet worden geoordeeld dat [Verzoeker] de onderhavige procedure nodeloos aanhangig heeft gemaakt. www.stichtingpiv.nl