Overslaan en naar de inhoud gaan

RBROT 181224 Onvoldoende (medische) gegevens om aanvullend voorschot te kunnen toekennen; Verzoek t.z.v. BGK wel toegewezen

RBROT 181224 Onvoldoende (medische) gegevens om aanvullend voorschot te kunnen toekennen; Verzoek t.z.v. BGK wel toegewezen
- verzocht 24 uur x € 275,00, toegewezen 18 uur x € 275,00 +21% = € 5.989,50

3De feiten

3.1.

Op 4 oktober 2021 reed een personenauto op de A16 met hoge snelheid achterop een bestelbus die op dat moment werd bestuurd door [verzoeker] (verder: het ongeval).

3.2.

De personenauto was op basis van de WAM (Wet aansprakelijkheidsverzekeringen motorrijtuigen) bij Baloise verzekerd. Baloise wordt als WAM-verzekeraar in Nederland vertegenwoordigd door Dekra Claims Services Netherlands B.V. (hierna: Dekra).

3.3.

Dekra heeft namens Baloise de aansprakelijkheid van haar verzekerde erkend.

3.4.

Direct na het ongeval is [verzoeker] naar het Albert Schweitzer Ziekenhuis vervoerd. Daar werd hij op de Spoedeisende Hulp gezien door chirurgen van het ziekenhuis. Hun diagnose luidde dat [verzoeker] “een trauma capitis met licht hoofd-/hersenletsel zonder traumatische afwijkingen behoudens post trauma musculaire rugpijn” had. De volgende dag is [verzoeker] uit het ziekenhuis ontslagen. Daarna heeft zijn huisarts [verzoeker] pijnstillers voorgeschreven en is [verzoeker] voor zijn klachten zes keer behandeld door een fysiotherapeut en zes keer door een chiropractor.

3.5.

Ten tijde van het ongeval volgde [verzoeker] een HBO-studie Business & Management. Hij zat in het vierde studiejaar. Daarnaast had hij vanaf 1 oktober 2021 een bijbaan als medicijnbezorger.

3.6.

Na het ongeval heeft [verzoeker] niet meer gewerkt en is hij met zijn studie gestopt.

3.7.

Tot op heden heeft Baloise in totaal € 25.000,00 aan voorschotten op de letselschade van [verzoeker] betaald.

4Het geschil

4.1.

[verzoeker] verzoekt – samengevat – :

I. te bepalen dat Baloise hem als voorschot op de eindregeling van de verschenen schade tot 1 september 2024 € 85.979,06 zal betalen en voorts vanaf 1 september 2024 totdat [verzoeker] in staat zal zijn om zijn carrière als it-er te starten, een voorschot op zijn arbeidsvermogensschade van € 2.500,00 per maand;

II. te bepalen dat Baloise aan mr. Keereweer zal voldoen de openstaande buitengerechtelijke kostennota’s, die onbetwist zijn behouden tot een bedrag van € 2.862,87;

III. de kosten van dit deelgeschil van [verzoeker] te begroten aan de hand van de overgelegde specificatie van mr. Keereweer, en te bepalen dat Baloise die kosten zal moeten betalen.

4.2.

Baloise verzet zich tegen toewijzing van ieder onderdeel van het verzoek.

5De beoordeling

5.1.

[verzoeker] heeft zich tot de rechtbank gewend met een verzoek als bedoeld in artikel 1019w Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).

5.2.

Het geschil gaat in de kern over de vraag of aan [verzoeker] een aanvullend voorschot moet worden toegekend. Daarnaast gaat het over de vraag of Baloise nota’s van mr. Keereweer moet betalen. Een oordeel over die vragen kan een bijdrage leveren aan het vlottrekken van de onderhandelingen die uiteindelijk zouden kunnen leiden tot een vaststellingsovereenkomst. De zaak is daarom geschikt voor behandeling als deelgeschil als bedoeld in artikel 1019w Rv. Dat staat op zich tussen partijen ook niet ter discussie.

Het voorschot

5.3.

[verzoeker] legt aan zijn verzoek om een aanvullend voorschot ten grondslag dat het bedrag van € 25.000 dat hij van Baloise heeft ontvangen ruimschoots lager is dan de schade die hij inmiddels door het ongeval heeft geleden. [verzoeker] stelt dat hij als gevolg van het ongeval klachten heeft aan zijn bekken, rug, schouders en nek en last heeft van slaapproblematiek, vermoeidheid en concentratieproblemen. Hierdoor heeft hij zijn studie niet kunnen afronden en niet kunnen werken. Indien het ongeval hem niet zou zijn overkomen zou hij medio 2022 zijn studie hebben afgerond en als IT-er zijn gaan werken. De schade die hij daardoor lijdt begroot [verzoeker] per september 2024 op € 106.479,06, waarvan € 87.696,00 door verlies van arbeidsvermogen; voor de periode daarna begroot hij de schade op € 2.500,00 per maand totdat hij zijn carrière als IT-er kan beginnen.

5.4.

Baloise spreekt tegen dat de schade die [verzoeker] inmiddels door het ongeval heeft geleden de voorschotten van in totaal € 25.000 die zij al heeft betaald overstijgt. Zij vindt dat [verzoeker] onvoldoende heeft onderbouwd dat hij als gevolg van het ongeval de door hem gestelde klachten sinds het ongeval heeft gehad en nog steeds heeft en dat hij daardoor niet heeft kunnen studeren of werken en dat ook nu nog niet kan.

5.5.

De rechtbank oordeelt dat er op dit moment onvoldoende gegevens zijn om aan [verzoeker] een aanvullend voorschot te kunnen toekennen. Zij licht dat toe als volgt.

5.6.

De aard van de deelgeschilprocedure brengt mee dat de deelgeschilrechter zoveel mogelijk uitdrukkelijk en zonder voorbehoud oordeelt. Dit betekent dat op basis van de stukken die nu in het dossier zitten vastgesteld moet kunnen worden dat [verzoeker] een aanspraak heeft op schadevergoeding die de reeds door Baloise betaalde voorschotten (in voldoende mate) overstijgt.

5.7.

De voornaamste schadepost van [verzoeker] is zijn verlies aan arbeidsvermogen.

De rechtbank moet daarom op basis van de stukken in het dossier de vraag beantwoorden of op dit moment voldoende duidelijk is dat [verzoeker] als gevolg van het ongeval klachten heeft of had waardoor hij tot op heden, of in elk geval lange tijd, zijn studie niet kon afmaken en niet kon werken.

5.8.

Als uitgangspunt geldt dat de stelplicht en – in voorkomend geval – de bewijslast van het oorzakelijk (causaal) verband tussen het ongeval en de klachten (en, uiteindelijk, de schade) in beginsel op [verzoeker] rust. Daarbij mogen aan het te leveren bewijs geen al te hoge eisen worden gesteld, in die zin dat het ontbreken van een specifieke medisch aantoonbare verklaring voor de klachten niet in de weg hoeft te staan aan het oordeel dat het bewijs van het oorzakelijk verband geleverd is. Tot op zekere hoogte komt het immers voor risico van de aansprakelijke partij dat het slachtoffer van een verkeersongeval daardoor ook klachten kan ondervinden die zich slechts in beperkte mate lenen voor objectivering. Het gaat niet om medische maar om juridische causaliteit.

5.9.

[verzoeker] stelt niet dat er een specifieke medisch aantoonbare verklaring voor zijn klachten is en daarvan blijkt ook niet uit de stukken. Volgens vaste rechtspraak moet in een dergelijk geval het causaal verband tussen het gestelde verlies aan arbeidsvermogen en het ongeval aan de hand van de volgende gezichtspunten worden beoordeeld:

  1. de geuite klachten dienen reëel, niet ingebeeld, niet voorgewend en niet overdreven te zijn, wat doorgaans het geval is bij een consistent, consequent en samenhangend patroon van klachten;

  2. [verzoeker] had de klachten voor het ongeval niet,

  3. de klachten kunnen op zich door het ongeval worden verklaard,

  4. een alternatieve verklaring voor de klachten ontbreekt,

  5. de aard, ernst en duur van de aannemelijke beperkingen die uit de klachten voortvloeien.

5.10.

Het ongeval betreft een achterop aanrijding met hoge snelheid. Dit en het feit dat in het ziekenhuis een trauma capitis met licht hoofd-/hersenletsel en post trauma musculaire rugpijn bij [verzoeker] werd vastgesteld maakt aannemelijk dat [verzoeker] door het ongeval enige tijd (tenminste enige maanden) klachten had die hem beperkten in zijn studie en het verrichten van loonvormende arbeid. Dit neemt niet echter weg dat de (medische) gegevens in het dossier op dit moment ontoereikend zijn om een uitspraak over de hiervoor genoemde gezichtspunten te doen. De klachten die [verzoeker] na het ongeval had zijn namelijk maar beperkt gedocumenteerd. Naast het verslag van de Spoedeisende Hulp van het ziekenhuis (zie 3.4) zijn er slechts aantekeningen in het huisartsenjournaal over consulten op 24 mei 2022 en 17 april 2023, een verslag van de fysiotherapeut van 19 oktober 2022 over behandelingen die op 1 december 2021 zijn beëindigd en een verslag van de chiropractor van 7 november 2022 over behandelingen van [verzoeker] tussen 11 en 30 mei 2022. Met name ontbreken er gegevens over:

  • - de periode tussen 1 december 2021 (de datum waarop de behandelingen door de fysiotherapeut eindigden) en 15 maart 2022 (de datum waarop [verzoeker] opnieuw de fysiotherapeut bezocht en deze hem doorverwees naar de chiropractor), en
  • - de periode tussen de bezoeken aan de huisarts op 24 mei 2022 en 17 april 2023.

Hierdoor is het beloop van de klachten niet helder en is op dit moment ook niet duidelijk welke beperkingen die klachten meebrachten voor het vervolgen van de studie en het verrichten van loonvormende arbeid en voor hoelang. Ook ontbreekt er informatie over de medische voorgeschiedenis van [verzoeker] en over een verkeersongeval dat hem kennelijk eerder (ongeveer 10 jaar geleden) is overkomen (verder: het eerdere ongeval). Dat is nodig, omdat niet alleen op basis van het woord van [verzoeker] kan worden aangenomen dat hij aan het eerdere ongeval geen klachten heeft overgehouden en dat hij voor het ongeval van 4 oktober 2021 helemaal geen klachten had. Verder is [verzoeker] nog niet onderzocht door een medisch specialist waardoor op dit moment een alternatieve verklaring voor zijn klachten niet kan worden uitgesloten.

5.11.

Gelet op de voormelde onvolkomenheden in de medische informatie is het op dit moment te vroeg om [verzoeker] een aanvullend voorschot toe te kennen. Onduidelijk is immers of [verzoeker] meer schade dan € 25.000 heeft geleden tengevolge van het ongeval. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat Baloise kennelijk ook aannemelijk vindt dat het ongeval enige tijd tot klachten en beperkingen bij [verzoeker] heeft geleid, met schade als gevolg, en daarnaar heeft gehandeld. Ondanks alle onduidelijkheden heeft zij namelijk in totaal al € 25.000 als voorschot op die schade aan [verzoeker] voldaan en draagt zij daarnaast de kosten van de begeleiding door een arbeidsdeskundige.

5.12.

Ook heeft Baloise zich bereid verklaard de (geschatte) kosten van een multidisciplinair traject te betalen. Een dergelijk traject kan nieuwe gezichtspunten en inzichten opleveren, met nieuwe mogelijkheden om met de situatie om te gaan. Dat kan voor beide partijen sterk schadebeperkend werken. Het komt de rechtbank dan ook zeer raadzaam voor dat [verzoeker] het multidisciplinaire traject volgt en daarmee zo spoedig mogelijk begint.

5.13.

Ter zitting heeft [verzoeker] zich bereid verklaard om aan Baloise informatie over het eerdere ongeval en zijn medische voorgeschiedenis te verstrekken. Het komt de rechtbank raadzaam voor dat [verzoeker] daartoe zo snel mogelijk overgaat en dat vervolgens een onderzoek door een onafhankelijk medische expert plaatsvindt, zo nodig gevolgd door een onderzoek door een verzekeringsarts en/of een arbeidsdeskundige.

De nota’s van mr. Keereweer

5.14.

Uitgangspunt is dat de buitengerechtelijke kosten die worden gemaakt om de aansprakelijkheid en de hoogte van de geleden (letsel)schade te bepalen, worden vergoed door (de verzekeraar van) de aansprakelijke partij. Als voorwaarde geldt dat het redelijk en noodzakelijk was om daarvoor deskundige bijstand in te roepen en de daarvoor gemaakte kosten naar hun omvang redelijk zijn (de dubbele redelijkheidstoets).

5.15.

[verzoeker] heeft 6 nota’s van mr. Keereweer overgelegd met bijbehorende urenspecificaties voor zijn werkzaamheden in de periode van 1 november 2022 t/m 1 juli 2024. Het totaal daarvan bedraagt € 4.925,93 (€ 1.132,56 + € 332,75 + € 366,03 + € 1.098,08 + € 1.297,73 + 698,78) inclusief btw. [verzoeker] stelt dat nog een bedrag van € 2.862,87 op die nota’s openstaat.

5.16.

Baloise heeft het laatste niet weersproken en heeft ook niet tegengesproken dat de op de specificaties vermelde uren in redelijkheid zijn gemaakt. Wel maakt Baloise bezwaar tegen een uurtarief van € 260,00 (exclusief btw), omdat zij een uurtarief van meer dan € 200,00 (exclusief btw) bovenmatig vindt.

5.17.

Uit de overgelegde urenspecificaties blijkt dat de hiervoor bedoelde nota’s van mr. Keereweer niet zijn gebaseerd op een uurtarief van € 260,00 (exclusief btw) maar op een uurtarief van € 275,00 (exclusief btw).

5.18.

De rechtbank oordeelt dat Baloise het openstaande bedrag van € 2.862,87 van de nota’s van mr. Keereweer moet voldoen. Het uurtarief van € 275,00 (exclusief btw) komt de rechtbank, gelet op de ervaring en specialisatie van mr. Keereweer en de aard van het deelgeschil, namelijk niet bovenmatig voor. Omdat niet in geschil is dat mr. Keereweer de gedeclareerde uren in redelijkheid heeft gemaakt, is daarmee gegeven dat zijn nota’s aan de dubbele redelijkheidstoets voldoen.

De kosten van het deelgeschil

5.19.

De rechtbank dient op grond van artikel 1019aa lid 1 Rv de kosten van de procedure te begroten en daarbij de redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking te nemen. Bij de begroting van de kosten dient de rechtbank de dubbele redelijkheidstoets te hanteren: zowel het inroepen van de rechtsbijstand als de daarvoor gemaakte kosten moeten redelijk zijn. Uit die maatstaf volgt ook dat indien een deelgeschil volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, de kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking komen.

5.20.

Anders dan Baloise heeft betoogd doet de situatie dat het deelgeschil volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld zich niet voor. Dit volgt uit de toewijzing van het verzoek over het betalen van het openstaande bedrag van de nota’s van mr. Keereweer en uit de ter zitting gemaakte afspraken die kunnen bijdragen aan het regelen van de zaak.

5.21.

[verzoeker] begroot zijn kosten op € 8.991,00, inclusief btw en griffierecht. Dit is gebaseerd op het betaalde griffierecht van € 1.005,00, het uurtarief van mr. Keereweer van € 275,00 (exclusief btw) en een tijdsbesteding van in totaal 24 uur.

5.22.

Hiervoor heeft de rechtbank al vastgesteld dat het uurtarief van € 275,00 exclusief btw (€ 332,75 inclusief btw) redelijk is. De rechtbank hanteert daarom dit uurtarief.

5.23.

Gelet op de snelheid en efficiëntie die op basis van het door de advocaat gehanteerde tarief en zijn specialisatie mag worden verwacht en de complexiteit van het geschil is de rechtbank van oordeel dat de opgegeven tijdsbesteding bovenmatig is. De rechtbank matigt deze daarom als volgt:

  • - 8 uur voor de aan het opstellen van het verzoekschrift bestede tijd inclusief de daarmee samenhangende correspondentie,
  • - 6 uur voor de aan de voorbereiding van de mondelinge behandeling bestede tijd, inclusief bestudering verweerschrift, bespreking met cliënt en het opstellen van het aanvullend verzoekschrift en de daarmee samenhangende correspondentie,
  • - 4 uur voor de aan de mondelinge behandeling bestede tijd, inclusief reistijd en nabespreking met de cliënt.

Dit leidt tot een begroting van de bestede tijd op 18 uur.

5.24.

Dit alles leidt ertoe dat de rechtbank de kosten van het deelgeschil van [verzoeker] begroot op € 6.994,50 (18 x 332,75 = € 5.989,50 + € 1.005,00) inclusief btw en griffierecht.

5.25.

Omdat Baloise in haar hoedanigheid van aansprakelijkheidsverzekeraar namens haar verzekerde aansprakelijkheid heeft erkend, zal de rechtbank overeenkomstig het verzoek van [verzoeker] bepalen dat zij de kosten van dit deelgeschil moet betalen. ECLI:NL:RBROT:2024:12275