Overslaan en naar de inhoud gaan

RBLIM 260624 artikel 6:107 BW schept recht om zich tot de aansprakelijke partij te richten; geen plicht

RBLIM 260624 ex-partner vordert bij SO verkeersongeval vergoeding voor verleende mantelzorg; bewijsopdracht
 artikel 6:107 BW schept recht om zich tot de aansprakelijke partij te richten; geen plicht

2 De feiten

2.1. Partijen hebben vanaf maart 2012 tot in het najaar van 2018 een ongehuwde affectieve relatie gehad.

2.2.

Op 20 april 2017 heeft [gedaagde] een motorongeluk gehad waarbij hij ernstig gewond is geraakt. Ten tijde van het ongeval woonden [eiseres] en [gedaagde] ieder in hun eigen woning.

2.3.

Na zijn ziekenhuisopname van een aantal weken is [gedaagde] bij [eiseres] ingetrokken. Zij heeft hem na het ongeval verzorgd. Partijen hebben geen samenlevingsovereenkomst laten opmaken.
 

2.4.

De schadeafwikkeling tussen [gedaagde] en de verzekeraar van de aansprakelijke partij loopt nog. Onderdeel van de discussie is de post vergoeding mantelzorg.

3 Het geschil

3.1. [eiseres] vordert dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:

  1. [gedaagde] veroordeelt tot betaling aan [eiseres] van een bedrag ad € 28.784,00 dan wel een door de rechtbank in goede justitie nader te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 januari 2022 dan wel een door de rechtbank nader te bepalen datum, binnen veertien dagen na het door de rechtbank te wijzen vonnis,

  2. [gedaagde] veroordeelt tot betaling aan [eiseres] van de buitengerechtelijke kosten ten bedrage van € 1.062,84, binnen veertien dagen na het door de rechtbank te wijzen vonnis, en

  3. [gedaagde] veroordeelt in de kosten van de procedure, te vermeerderen met de nakosten, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en – voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.

3.2.

[eiseres] legt hieraan – samengevat – het volgende ten grondslag. Partijen hebben de afspraak gemaakt dat [eiseres] een vergoeding zou ontvangen voor de zorg die ze aan [gedaagde] heeft verleend in de periode na zijn ongeval. Hiertoe hebben partijen een overeenkomst van opdracht gesloten in de zin van artikel 7:400 BW. De afspraak hield in dat [eiseres] [gedaagde] vijf uur per dag zou verzorgen tegen een vergoeding van € 12,50 per uur. Aangezien [eiseres] [gedaagde] van mei 2017 tot en met december 2018 heeft verzorgd, bedraagt de totale vergoeding € 36.000,-. [eiseres] vordert een lager bedrag (€ 28.784,00) omdat [gedaagde] een tweedehands auto voor haar heeft gekocht en hij diverse betalingen die zij had verricht, reeds vergoed heeft, aldus [eiseres] .

3.3.

[gedaagde] voert verweer.

3.4.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4 De beoordeling

Rechtsvraag

4.1.

Tussen partijen is in geschil of [eiseres] op grond van een overeenkomst van opdracht recht heeft op vergoeding van de zorg die zij heeft verleend aan [gedaagde] na zijn motorongeval.


Artikel 6:107 BW

4.2.

[gedaagde] voert allereerst aan dat [eiseres] niet ontvankelijk is in haar vordering omdat zij de verkeerde partij aanspreekt voor een vergoeding. Volgens [gedaagde] dient [eiseres] niet hem maar de (verzekeraar van de) aansprakelijke partij aan te spreken op grond van artikel 6:107 BW. Op grond van dat artikel heeft [eiseres] volgens [gedaagde] een zelfstandig recht om een vergoeding te vorderen van de aansprakelijke partij.

4.3.

Ingevolge artikel 6:107 BW is degene die aansprakelijk is voor aan een ander toegebracht lichamelijk of geestelijk letsel, behalve tot vergoeding van de schade van de gekwetste persoon zelf, ook verplicht tot vergoeding van de kosten die een derde anders dan krachtens een verzekering ten behoeve van de gekwetste persoon heeft gemaakt en die deze laatste, indien hij deze kosten zelf zou hebben gemaakt, van die ander had kunnen vorderen. Wat betreft deze kosten kan onder andere gedacht worden aan geneeskundige, verpleeg- en revalidatiekosten, maar ook aan door naasten aan verzorging van de gekwetste bestede tijd, wanneer het normaal en gebruikelijk is daarvoor tegen betaling derden in te schakelen. Een derde heeft op grond van voornoemd artikel jegens de aansprakelijke een eigen recht op schadevergoeding. Dit neemt niet weg dat ook de gekwetste aanspraak kan maken op de schadevergoeding. De omvang van de aansprakelijkheid blijft voor de aansprakelijke partij echter gelijk. Dat betekent dat, indien de aansprakelijke persoon de schade heeft vergoed aan de derde die de kosten daadwerkelijk heeft gemaakt, hij ook tegenover de gekwetste is bevrijd, en omgekeerd (Hoge Raad 5 december 2008, ECLI:NL:HR:2008:BE9998). Artikel 6:107 BW schept enkel een recht en geen verplichting voor een derde om zich tot de aansprakelijke partij te richten. Dat betekent dat het beroep op niet-ontvankelijkheid door [gedaagde] wordt verworpen.

Overeenkomst van opdracht?

4.4. Verder betwist [gedaagde] dat partijen de door [eiseres] gestelde overeenkomst van opdracht zijn aangegaan. Volgens [gedaagde] heeft hij geen afspraken met [eiseres] gemaakt over de vergoeding van haar zorg. Zijn advocaat, mr. Ruiter, heeft weliswaar met [eiseres] gesproken over een uurtarief en het aantal uren, maar dit gesprek is slechts gevoerd ten behoeve van het opstellen van een abstracte schadebegroting die bij de verzekeraar van de aansprakelijke partij is ingediend, aldus [gedaagde] . Dat [eiseres] hierover gesproken heeft met mr. Ruiter betekent niet dat partijen met elkaar gecontracteerd hebben. Dat is nooit de bedoeling geweest. Het is aan de aansprakelijke partij om een vergoeding voor mantelzorg aan [eiseres] te betalen. [eiseres] heeft op voorhand niet kenbaar gemaakt dat zij bij [gedaagde] kosten in rekening zou brengen voor de verzorging. Ook heeft hij vanaf
mei 2018 geen hulp meer gehad van [eiseres] , aldus [gedaagde] .

4.5.

Gelet op de gemotiveerde onderbouwing van de vordering door [eiseres] en de gemotiveerde betwisting daarvan door [gedaagde] , zal de rechtbank [eiseres] , overeenkomstig het bepaalde in artikel 150 Rv, opdragen de feiten en omstandigheden te bewijzen waaruit blijkt dat:

  • [gedaagde] [eiseres] opdracht heeft gegeven om hem na zijn ongeval vijf uur per dag te verzorgen tegen een vergoeding van € 12,50 per uur, en

  • [eiseres] deze zorg daadwerkelijk heeft verleend in de periode vanaf mei 2017 tot en met december 2018.

4.6.

In afwachting van de bewijslevering zal de rechtbank iedere verdere beslissing aanhouden. ECLI:NL:RBLIM:2024:4899