Overslaan en naar de inhoud gaan

EHvJ 241013 WAM dient affectieschade voor nabestaanden te vergoeden, voor zover het toepasselijke nationale recht in een dergelijke vergoeding voorziet

EHvJ 241013 WAM dient affectieschade voor nabestaanden te vergoeden, voor zover het toepasselijke nationale recht in een dergelijke vergoeding voorziet

(Zaak C-22/12) Katarína Haasová v Rastislav Petrík, Blanka Holingová

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing – Krajský súd v Prešove – Uitlegging van artikel 1 van de Derde richtlijn (90/232/EEG) van de Raad van 14 mei 1990 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven (PB L 129, blz. 33) en van artikel 3, lid 1, van richtlijn 72/166/EEG van de Raad van 24 april 1972 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven en de controle op de verzekering tegen deze aansprakelijkheid (PB L 103, blz. 1) – Omvang van de door de verplichte verzekering verstrekte garantie ten gunste van derden – Nationale bepaling die niet voorziet in vergoeding van de immateriële schade

Dictum

Artikel 3, lid 1, van richtlijn 72/166/EEG van de Raad van 24 april 1972 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven en de controle op de verzekering tegen deze aansprakelijkheid, artikel 1, leden 1 en 2, van de Tweede richtlijn (84/5/EEG) van de Raad van 30 december 1983 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven, zoals gewijzigd bij richtlijn 2005/14/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005, en artikel 1, eerste alinea, van de Derde richtlijn (90/232/EG) van de Raad van 14 mei 1990 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven, moeten aldus worden uitgelegd dat de verplichte verzekering tegen wettelijke aansprakelijkheid waartoe gebruik van motorrijtuigen aanleiding kan geven de vergoeding moet dekken van immateriële schade die is geleden door de naasten van bij een verkeersongeval overleden slachtoffers voor zover een dergelijke vergoeding in het op het hoofdgeding toepasselijke nationale recht uit hoofde van de wettelijke aansprakelijkheid van de verzekerde is voorzien. curia.europa.eu