Mr. D.J. van der Kolk en Mr. C.W.M. Brons; Vergoeding van shockschade en de directe confrontatie-eis
- Meer over dit onderwerp:
Mr. D.J. van der Kolk en Mr. C.W.M. Brons; Vergoeding van shockschade en de directe confrontatie-eis (Bij betrekken van aard normschending kan het verkeren …)
Bespreking van recente jurisprudentie en gevolgen daarvan voor de positie van de verzekeraar.
In beginsel kunnen nabestaanden onder het huidige wettelijke stelsel geen aanspraak maken op vergoeding van immateriële schade als gevolg van hun verlies. De Hoge Raad heeft hierop twee uitzonderingen gemaakt:
1. Het geval waarin de aansprakelijke persoon met zijn handelen het oogmerk had om immaterieel nadeel toe te brengen aan die derde (art. 6:106 lid 1 sub a BW); en
2. Het geval waarin sprake is van schade die bestaat uit geestelijk letsel van een derde als gevolg van het waarnemen van een ongeval dat een ander is overkomen of het waarnemen van de gevolgen daarvan (shockschade).
De Hoge Raad heeft in het Kindertaxi-arrest overwogen dat shockschade op grond van art. 6:106 lid 1 sub b BW (aantasting in de persoon) in bijzondere gevallen voor vergoeding in aanmerking kan komen. Hiervoor dient te zijn voldaan aan de volgende criteria:
1. Letsel of overlijden door de overtreding van een verkeers- of veiligheidsnorm;
2.. Een ander dan de gewonde of overleden persoon ondervindt een hevige emotionele schok door waarneming van het ongeval of door de directe confrontatie met de ernstige gevolgen hiervan (directe confrontatie-eis);
3. De shock moet leiden tot geestelijk letsel;
4. Dit geestelijke letsel is een in de psychiatrie erkend ziektebeeld.
Deze criteria beperken de kring van gerechtigden die aanspraak kunnen maken op shockschade. In dit artikel wordt ingegaan op de toepassing van één van deze criteria, namelijk de directe confrontatie-eis. Hierbij worden de gevolgen hiervan voor de positie van de verzekeraar besproken. Mr. D.J. van der Kolk en Mr. C.W.M. Brons in het PIV-Bulletin 2008, 7