Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Arnhem 160507 PTSS agv moord op dochter en confrontatie met haar lichaam

Rb Arnhem 160507 PTSS agv moord op dochter en confrontatie met haar lichaam
2.3.  De deskundige heeft de vragen als volgt beantwoord.
“1.
(...) Samengevat gaat het om een posttraumatische stresstoornis relevante symptomen. Betrokkene is blootgesteld aan een traumatische ervaring ten gevolge van de confrontatie met de gewelddadige dood van zijn dochter. Dit heeft geleid tot intense angst, hulpeloosheid en afschuw. De traumatische gebeurtenis wordt voortdurend herbeleefd met recidiverende en zich opdringende onaangename herinneringen aan de gebeurtenis met inbegrip van voorstellingen, gedachten en waarnemingen. Er is sprake van recidiverende akelige dromen over de gebeurtenis. Er is sprake van handelen en voelen als of de traumatische gebeurtenis opnieuw plaatsvindt, zoals illusies en flashbacks. Er is sprake van intens psychisch lijden bij blootstelling aan gebeurtenissen die een aspect van de traumatische gebeurtenis symboliseren of er op lijken. Daaraan gekoppelde lichamelijke reacties zoals zenuwen, trillen, hoge bloeddruk, benauwdheid en moeheid treden op.
Daarbij is er sprake van het aanhoudend vermijden van prikkels die bij een trauma horen, zoals pogingen gedachten, gevoelens of gesprekken behorend bij het trauma te vermijden. Dit lukt betrokkene echter niet. Ook vermijdt hij het huis waar ze heeft gewoond. Er is een onvermogen zich belangrijke aspecten van het trauma te herinneren. Er is een duidelijk verminderde belangstelling voor deelneming aan andere belangrijke activiteiten. Er zijn gevoelens van onthechting en vervreemding van anderen. Er is een beperkt spectrum van gevoelens en het gevoel nog maar een beperkte toekomst te hebben.
Er is sprake van aanhoudende symptomen van verhoogde prikkelbaarheid, zoals moeite met inslapen en doorslapen, prikkelbaarheid en woede uitbarstingen, moeite met concentreren, overmatige waakzaamheid en overdreven schrikreacties. Deze stoornis bestaat vanaf de traumatische gebeurtenis en veroorzaakt in significante mate lijden en beperkingen in sociaal functioneren en op andere belangrijke terreinen.
2. Naar DSM IV TR kenmerken is sprake van een posttraumatische stressstoornis.
3. Posttraumatische stressstoornis.
4. Deze klachten en symptomen zijn in grote mate te herleiden tot de moord op zijn dochter in juni 2003.
Uiteraard kan deze ernstige posttraumatische stressstoornis niet los worden gezien van alles wat er eerder in zijn leven is gebeurd, zoals de dood van zijn eerste en tweede vrouw en zijn hele persoonlijkheidsontwikkeling. Dat geldt voor ieder mens.
Ik heb voor zover dat mogelijk is geprobeerd dit te kwantificeren met betrokkene. Ik wil wel met nadruk stellen dat psychiatrie, zoals veel vakgebieden binnen de geneeskunde, geen wiskunde is.
Betrokkene denkt dat de posttraumatische stressstoornis voor 90% veroorzaakt wordt door de gewelddadige dood van zijn dochter.
Op grond van kennis en ervaring lijkt het mij waarschijnlijk dat betrokkene ook een ernstige posttraumatische stressstoornis had gekregen als hij niet de dood van zijn eerste en tweede vrouw had meegemaakt.
Daarnaast heb ik geprobeerd met hem de schok van het horen en de schok van het zien uit elkaar te halen en te kwantificeren. De schok van het horen van de dood van zijn dochter schat betrokkene ongeveer op 20%, de schok van het zien van zijn vermoorde dochter schat hij op ongeveer 80%. Dat lijkt mij plausibel, maar ook hier geldt uiteraard dat kwantificeren een arbitrair iets is.
Voor de achtergronden hiervan verwijs ik naar de anamnese en de forensisch psychiatrische beschouwing.

5. Ik verwacht dat de klachten en symptomen niet zullen verbeteren en ook niet zullen verslechteren.

6. In therapeutisch opzicht is, voor zover ik kan zien, alles al geprobeerd wat redelijkerwijs succesvol zou kunnen zijn. Op langere termijn lijkt mij een langdurig onderhoudscontact bij de GGz Drenthe in Hoogeveen in combinatie met antidepressieve medicatie het beste.

7. Als psychiater is het voor mij volstrekt evident dat er bij betrokkene sprake is van een zeer ernstige posttraumatische stressstoornis welke in zeer grote mate veroorzaakt is door de confrontatie met de gewelddadige dood van zijn dochter. In diagnostisch opzicht is dit volkomen duidelijk.
Omdat dit psychiatrisch onderzoek plaatsvindt in een juridisch kader, heb ik geprobeerd de gevolgen van de schok van de moord op zijn dochter samen met betrokkene enigszins te kwantificeren. Het moge duidelijk zijn dat dit geen harde diagnostische feiten zijn, maar slechts een inschatting; een poging een handreiking aan de rechtbank te doen in het gecompliceerde grensgebied tussen forensische psychiatrie en rechtspraak.”

2.4.  Het deskundigenbericht is gelast ter voorlichting van de rechtbank in verband met de vraag of bij [eiser] sprake is van geestelijk letsel en, als dat zo is, de vraag naar het causale verband tussen het geestelijke letsel en het handelen van [gedaagde]. Nu partijen geen gebruik hebben gemaakt van de gelegenheid opmerkingen te maken over het rapport van de deskundige en hebben afgezien van conclusie na deskundigenbericht, en nu de rechtbank overigens geen aanleiding heeft de deugdelijkheid van het rapport te betwijfelen, zal bij de verdere beoordeling van de vordering van [eiser] van dit rapport worden uitgaan.

2.5.  Op basis van het rapport staat vast dat [eiser] lijdt aan een posttraumatische stressstoornis (PTSS). Daarmee is voldoende komen vast te staan dat sprake is van geestelijk letsel. Ook staat naar het oordeel van de rechtbank op grond van het rapport voldoende vast dat dit geestelijk letsel zijn oorzaak vindt in de dood van [-----], de wijze waarop zij de dood heeft gevonden en de confrontatie van [eiser] met het lichaam van zijn dochter. De deskundige acht het immers waarschijnlijk dat [eiser] ook een PTSS zou hebben gekregen indien hij niet de dood van zijn eerste en tweede vrouw had meegemaakt. Daar komt nog bij dat, mocht er al sprake zijn van een zekere geestelijke kwetsbaarheid van [eiser] door het feit dat hij al de dood van zijn eerste en tweede vrouw had meegemaakt, de gevolgen van deze kwetsbaarheid, te weten het posttraumatische stresssyndroom, als een gevolg van de onrechtmatige daad van [gedaagde] hebben te gelden en dus aan hem dienen te worden toegerekend.
LJN BA6358