Overslaan en naar de inhoud gaan

RBDHA 271118 vraagstelling voor psychiatrisch onderzoek tzv onderscheid tussen shockschade en affectieschade

RBDHA 271118 vraagstelling voor psychiatrisch onderzoek tzv onderscheid tussen shockschade en affectieschade 

in vervolg op: gharl-180918-shockschade-7-jarige-jongen-die-zijn-moeder-om-het-leven-gebracht-aantrof-vraagstelling-deskundigenonderzoek

2
De verdere beoordeling

2.1.
In het tussenvonnis heeft de rechtbank overwogen dat zij voornemens is een deskundige te benoemen met het verzoek vast te stellen of bij [eiser 1 c.s.] sprake is van geestelijk letsel als gevolg van de directe confrontatie met de ernstige gevolgen van de moord op [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ). Partijen zijn in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de persoon van de te benoemen deskundige en de te stellen vragen. Vervolgens is iedere verdere beslissing aangehouden.

2.2.
Partijen hebben gezamenlijk voorgesteld om de heer drs. J.J.D. Tilanus tot deskundige te benoemen. Deze deskundige heeft de rechtbank desgevraagd laten weten in staat en bereid te zijn deze opdracht op zich te nemen en dat hij verwacht op een termijn van vier maanden na dit vonnis te kunnen rapporteren. Gelet hierop zal de rechtbank de heer drs. J.J.D. Tilanus benoemen tot deskundige.

2.3.
Partijen hebben op de door de rechtbank beoogde vraagstelling, zoals in het tussenvonnis in 4.26 weergegeven, een aanvullende vraag voorgesteld, namelijk: “Kunt u de diagnose weergeven volgens de DSM-classificatie?”. De rechtbank neemt deze aanvullende vraag over, zodat de vraagstelling aan de deskundige komt te luiden zoals in het dictum verwoord.

2.4.
De deskundige verlangt als voorschot op zijn honorarium een bedrag van € 6.715,50 inclusief btw. Hij heeft toegelicht dat de vader, de moeder en de broer apart moeten worden onderzocht. Per persoon moet worden beoordeeld of sprake is van een psychiatrische diagnose met een direct medisch-causale relatie met de confrontatie met de moord op [slachtoffer] . De deskundige gaat hierbij uit van een (op verzoek van de rechtbank ruim geschatte) tijdsbesteding van circa 10 uur per onderzoek, in totaal derhalve 30 uur, tegen een uurtarief van € 185,-- exclusief btw (2018). De rechtbank komt een en ander niet onredelijk voor en ook partijen hebben de rechtbank desgevraagd laten weten dat zij kunnen instemmen met de hoogte van dit voorschot. De rechtbank zal het voorschot daarom overeenkomstig de inschatting van de deskundige vaststellen.

2.5.
[eiser 1 c.s.] hebben aangevoerd dat er aanleiding is om, in afwijking van de hoofdregel, het voorschot te laten deponeren door de gedaagde. De rechtbank ziet in de door [eiser 1 c.s.] aangevoerde gronden geen reden om terug te komen van haar beslissing in 4.27 van het tussenvonnis dat op grond van het uitgangspunt van de wet (de hoofdregel van artikel 195 Rv) het voorschot door de eisende partij moet worden gedeponeerd. Met de onherroepelijke strafrechtelijke veroordeling van [gedaagde] voor de moord op [slachtoffer] staat zijn civielrechtelijke aansprakelijkheid tegenover de nabestaanden voor shockschade niet vast. Die veroordeling, en daarmee ook de aard van het misdrijf waarvoor [gedaagde] is veroordeeld, is derhalve op zichzelf geen omstandigheid die meebrengt dat [gedaagde] tot betaling van het voorschot is aangewezen. Nu het deskundigenbericht wordt gelast in verband met de gestelde aansprakelijkheid van [gedaagde] voor shockschade (6:162 BW) en niet voor de gemaakte uitvaartkosten (6:108 BW), ziet de rechtbank evenmin reden voor afwijking van de hoofdregel op de grond dat [gedaagde] aansprakelijk is tegenover [eiser 1 c.s.] op die laatste grondslag. Een en ander laat onverlet dat, nu aan [eiser 1 c.s.] toevoegingen zijn verleend en anders dan in 4.27 van het tussenvonnis overwogen, aan hen op grond van artikel 195 derde tot en met vijfde volzin, geen voorschot wordt opgelegd. Het voorschot van de deskundige zal op grond van artikel 199 lid 3 Rv door de griffier ten laste van ’s Rijks kas worden voorgeschoten. De rechtbank zal in het eindvonnis bepalen ten laste van welke partij(en) de kosten van de deskundige uiteindelijk zullen komen.

2.6.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.

2.7.
Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige zendt, moet zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij verstrekken.

2.8.
In afwachting van het deskundigenbericht zal iedere verdere beslissing worden aangehouden.


De beslissing

De rechtbank:

3.1.
beveelt een onderzoek door de volgende deskundige:

de heer drs. J.J.D. Tilanus,
als psychiater werkzaam bij het ETZ Elisabeth,
adres: Hilvarenbeekseweg 60, 5022 GC Tilburg
telefoon: [nummer] ,
e-mailadres: [e-mailadres]

3.2.
bepaalt dat in het kader van de te verrichten onderzoeken de volgende vragen gemotiveerd dienen te worden beantwoord:

Kunt u – op basis van dossieronderzoek en/of onderzoek van [eiser 1 c.s.] in persoon – omschrijven met welke klachten, afwijkingen en beperkingen [eiser 1 c.s.] te maken hebben gehad na het overlijden van [slachtoffer] , te specificeren per persoon (vader, moeder en broer)?

Zijn de onder 1. bedoelde klachten en beperkingen te herleiden tot geestelijk letsel dat medisch voldoende kan worden vastgesteld? Zo ja, wat is uw diagnose en wilt u daarbij een differentiaaldiagnostische overweging op uw vakgebied geven? Is sprake van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld en zo ja, welk? Kunt u de diagnose weergeven volgens de DSM-classificatie?

Wilt u bij bevestigende beantwoording van vraag 2. ook de volgende vragen beantwoorden:

Hoe is het beloop geweest tot nu toe?

Zijn de klachten adequaat behandeld?

Indien nog steeds sprake is van een ziektebeeld: is verder herstel te verwachten?

Acht u dit ziektebeeld (mede) het gevolg van de directe confrontatie van [eiser 1 c.s.] met de ernstige gevolgen van de moord op [slachtoffer] ? Voor zover uw deze vraag niet met zekerheid kunt beantwoorden, wordt u gevraagd om uw mening vanuit uw kennis en ervaring op uw vakgebied over kansen en waarschijnlijkheden.

Heeft u nog andere op- of aanmerkingen die voor de beoordeling van deze zaak van belang kunnen zijn?

het voorschot (etc... red LSA-LM) ECLI:NL:RBDHA:2018:13864