Overslaan en naar de inhoud gaan

RBROT 311024 straf; € 400.000,00 smartengeld; hersenschade na schot door hoofd; daarnaast toewijzingen t.z.v. shock- en affectieschade

RBROT 311024 straf; € 400.000,00 smartengeld; hersenschade na schot door hoofd; daarnaast toewijzingen t.z.v. shock- en affectieschade

8.3.

Beoordeling

Benadeelde partij [slachtoffer 1]

Materiële schade

Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht, bestaande uit onvergoede ziekenhuis- en revalidatiekosten, medische kosten en kosten voor het eigen risico zorgverzekering. Omdat deze onderdelen van de gevorderde schadevergoeding voldoende zijn onderbouwd en door de verdediging niet zijn weersproken, zullen deze onderdelen van de vordering volledig worden toegewezen. Het deel van de vordering dat betrekking heeft op gederfde inkomsten vraagt nader onderzoek. Gezien de complexiteit van deze vordering, levert de behandeling hiervan een onevenredige belasting van het strafproces op. Hetzelfde geldt voor de toekomstige medische kosten en de nader te onderbouwen schade, zodat de benadeelde partij ook ten aanzien van deze onderdelen niet-ontvankelijk wordt verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Met betrekking tot de gevorderde kosten voor huishoudelijke hulp en mantelzorg oordeelt de rechtbank dat deze kosten op dit moment nog niet met enige mate van zekerheid kunnen worden bepaald. Niet duidelijk is immers of de benadeelde [slachtoffer 1] op enig moment weer thuis zal kunnen gaan wonen of dat hij voor onbepaalde tijd in een verpleeghuis zal moeten verblijven. Voor zover in de toekomst kosten voor huishoudelijke hulp en mantelzorg gemaakt zouden moeten worden geldt voorts dat niet vaststaat dat die kosten te zijner tijd mogelijk voor vergoeding in aanmerking kunnen komen, bijvoorbeeld op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning. De benadeelde partij zal daarom ook in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Immateriële schade

Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De benadeelde partij is met een vuurwapen door zijn hoofd geschoten en heeft hierdoor potentieel dodelijk letsel opgelopen in de vorm van onder meer schedelfracturen en een forse, blijvende hersenbeschadiging. De benadeelde partij verblijft in een revalidatiecentrum en is volledig afhankelijk van intensieve zorg. Hoewel het toegebrachte leed van het slachtoffer niet in geld is uit te drukken, zal de immateriële schade, naar maatstaven van billijkheid, worden vastgesteld op € 400.000,-. Dit deel van de vordering wordt dus geheel toegewezen. De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van dit bedrag aansluiting gezocht bij andere strafzaken en ook de jonge leeftijd, de ernst van het letsel en de gevolgen hiervan voor het slachtoffer meegewogen.

Benadeelde partijen [slachtoffer 2] en [benadeelde 1] (shockschade)

De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft gezien dat zijn broer door zijn hoofd werd geschoten. Ook de benadeelde partij [benadeelde 1] was in de woning aanwezig ten tijde van het schietincident. Zij heeft het schietincident weliswaar niet zien gebeuren, maar is direct daarna geconfronteerd met de ernstige verwonding van het slachtoffer. Beide benadeelde partijen hebben eerste hulp verleend en gezien hoe het slachtoffer vocht voor zijn leven en in zeer kritieke toestand verkeerde. Gezien de omstandigheden van het geval, acht de rechtbank evident dat sprake is van een zodanig hevige emotionele schok, dat daaruit geestelijk letsel bij beiden is voortgevloeid. Dit wordt verder nog ondersteund door de omstandigheid dat [slachtoffer 2] in de gevangenis is behandeld voor zijn psychische klachten. [benadeelde 1] heeft in dit verband een verklaring van een psycholoog overgelegd. Naar het oordeel van de rechtbank leent de gevorderde shockschade zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van ieder € 15.000,- met afwijzing van hetgeen meer aan hoofdsom is gevorderd.

Benadeelde partij [slachtoffer 2] (affectieschade)

[slachtoffer 2] is een broer van het slachtoffer. Voor hem geldt dat hij niet behoort tot de kring van gerechtigden die worden genoemd in het Besluit vergoeding affectieschade en dat alleen onder uitzonderlijke omstandigheden aan hem vergoeding van affectieschade kan worden toegekend. In het kader van dit strafgeding kan niet worden vastgesteld dat sprake is van een dergelijk uitzonderlijk geval. De rechtbank zal daarom de vordering afwijzen.

Benadeelde partijen [benadeelde 2] en [benadeelde 3]

De rechtbank stelt vast dat kinderen van het slachtoffer, dat (als gevolg van een misdrijf) ernstig en blijvend letsel heeft opgelopen, behoren tot de kring van gerechtigden die op grond van artikel 6:107, tweede lid BW aanspraak kunnen maken op vergoeding van affectieschade. De rechtbank zal aan de benadeelde partijen ieder € 17.500,- aan vergoeding van affectieschade toekennen, overeenkomstig het bepaalde in het Besluit vergoeding affectieschade

Benadeelde partij [benadeelde 8]

De rechtbank acht op basis van de door de raadsvrouw overgelegde stukken, waaronder de beschikking van de rechtbank waarin de echtscheiding tussen het slachtoffer en zijn toenmalige echtgenote is uitgesproken en waarin [benadeelde 8] als het minderjarige kind van partijen is vermeld, aannemelijk dat [benadeelde 8] het kind is van het slachtoffer. Gelet hierop behoort [benadeelde 8] eveneens tot de kring van gerechtigden die op grond van artikel 6:107, tweede lid BW aanspraak kunnen smaken op vergoeding van affectieschade. Het door de officier van justitie gemaakte onderscheid kent het Besluit vergoeding affectieschade niet. De rechtbank zal € 17.500,- aan vergoeding van affectieschade toekennen, op grond van het Besluit vergoeding affectieschade.

De rechtbank bepaalt dat de te betalen schadevergoeding zal worden gestort op een ten behoeve van [benadeelde 8] (geboren op 10 oktober 2017) te openen rekening met een zogenoemde BEM-clausule. Een dergelijke BEM-clausule is bedoeld ter bescherming van de belangen van de minderjarige. De minderjarige en zijn wettelijke vertegenwoordiger(s) kunnen aldus, tot hij achttien jaar is, slechts met toestemming van de kantonrechter over het vermogen van de minderjarige beschikken.

Benadeelde partijen [benadeelde 4] en [benadeelde 5]

De ouders van het slachtoffer behoren ook tot de kring van gerechtigden die op grond van artikel 6:107 BW aanspraak kunnen maken op vergoeding van affectieschade. De rechtbank zal de vorderingen van de ouders toewijzen tot een bedrag van ieder € 15.000,-, overeenkomstig het bepaalde in het Besluit vergoeding affectieschade. Het meer gevorderde aan hoofdsom wordt afgewezen.

Benadeelde partijen [benadeelde 6] en [benadeelde 7]

De benadeelde partijen [benadeelde 2] en [benadeelde 7] zijn broers van het slachtoffer. Voor hen geldt hetzelfde als voor [slachtoffer 2] : alleen onder uitzonderlijke omstandigheden kan affectieschade toegekend worden. Niet kan worden vastgesteld dat sprake is van een dergelijk uitzonderlijk geval. De rechtbank zal daarom deze vorderingen afwijzen.

Hoofdelijke veroordeling

Nu de verdachte het strafbare feit, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend, samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader een benadeelde partij betaalt, is de verdachte in zoverre jegens die benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.

Wettelijke rente

De benadeelde partijen hebben gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat de te vergoeden schadebedragen vermeerderd worden met wettelijke rente vanaf 7 januari 2024.

Kosten

Omdat de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [benadeelde 1] , [benadeelde 2] . [benadeelde 3] , [slachtoffer 1] , [benadeelde 5] en [benadeelde 8] (grotendeels) zullen worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door die benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.

Omdat de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 6] en [benadeelde 7] worden afgewezen, zullen die benadeelde partijen worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke tot op heden worden begroot op nihil.

8.4.

Conclusie

De rechtbank zal als schadevergoeding de volgende bedragen toewijzen:

Benadeelde partij

Materiële schade

Immateriële schade

Shockschade

Affectieschade

Totaal

[slachtoffer 1]

€ 14.247,-

€ 400.000,-

-

-

€ 414.247,-

[slachtoffer 1]

-

-

€ 15.000,-

-

€ 15.000,-

[benadeelde 1]

-

-

€ 15.000,-

-

€ 15.000,-

[benadeelde 2]

-

-

-

€ 17.500,-

€ 17.500,-

[benadeelde 3]

-

-

-

€ 17.500,-

€ 17.500,-

[benadeelde 4]

-

-

-

€ 15.000,-

€ 15.000,-

[benadeelde 5]

-

-

-

€ 15.000,-

€ 15.000,-

[benadeelde 8]

-

-

-

€ 17.500,-

€ 17.500,-

 

ECLI:NL:RBROT:2024:11697