Overslaan en naar de inhoud gaan

RBZWB 240125 straf; affectie- en shockschade; geen sprake van samenloop tussen toegekende affectie- en shockschadevergoeding

RBZWB 240125 straf; affectie- en shockschade; geen sprake van samenloop tussen toegekende affectie- en shockschadevergoeding

7De benadeelde partijen

De benadeelde partij [benadeelde 1]

Mr. Grijpstra heeft namens [benadeelde 1] een vordering van € 17.500,00 wegens affectieschade ingediend. Daarnaast heeft hij wettelijke rente en hoofdelijke veroordeling gevorderd en verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. De verdediging heeft zich – indien de rechtbank komt tot een veroordeling – gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

[benadeelde 1] is de dochter van de overleden [slachtoffer] . In die hoedanigheid heeft zij op grond van de wet recht op vergoeding van affectieschade. In het Besluit vergoeding affectieschade is bepaald dat een kind van een overledene recht heeft op een bedrag van € 17.500,00. De rechtbank zal [benadeelde 1] daarom een bedrag van € 17.500,00 toekennen.

De benadeelde partijen [benadeelde 2] , [benadeelde 3] en [benadeelde 4]

Mr. Van der Steen heeft namens [benadeelde 2] , [benadeelde 3] en [benadeelde 4] schadevergoedingsvorderingen ingediend. Daarnaast heeft hij wettelijke rente en hoofdelijke veroordeling gevorderd en verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. De verdediging heeft zich – indien de rechtbank komt tot een veroordeling – deels gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank en de vorderingen deels betwist. De rechtbank zal hierop bij de behandeling van de verschillende vorderingen nader ingaan.

Affectieschade

[benadeelde 2] vordert een bedrag van € 20.000,00 en [benadeelde 3] vordert een bedrag van € 17.500,00 wegens affectieschade. De verdediging heeft zich – indien de rechtbank komt tot een veroordeling – ten aanzien van deze vorderingen gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

[benadeelde 2] is de echtgenote van de overleden [slachtoffer] . In die hoedanigheid heeft zij op grond van de wet recht op vergoeding van affectieschade. In het Besluit vergoeding affectieschade is bepaald dat een echtgenote van een overledene recht heeft op een bedrag van € 20.000,00. De rechtbank zal [benadeelde 2] daarom een bedrag van € 20.000,00 toekennen.

[benadeelde 3] is de zoon van de overleden [slachtoffer] . In die hoedanigheid heeft hij op grond van de wet recht op vergoeding van affectieschade. In het Besluit vergoeding affectieschade is bepaald dat een kind van een overledene recht heeft op een bedrag van € 17.500,00. De rechtbank zal [benadeelde 3] daarom bedrag van € 17.500,00 toekennen.

Shockschade – [benadeelde 2] en [benadeelde 3]

[benadeelde 2] en [benadeelde 3] vorderen ieder een bedrag van € 30.000,00 wegens shockschade. Zij stellen – kort samengevat – dat zij geestelijk letsel hebben opgelopen doordat zij op de plaats delict zijn geconfronteerd met het ernstig toegetakelde lichaam van hun echtgenoot en vader.

De verdediging heeft de vordering betwist en gesteld dat er geen bewijs is dat zij op de plaats delict zijn geweest en daar geconfronteerd zijn geweest met het lichaam van [slachtoffer] . Zij hebben in dit kader gewezen op het proces-verbaal van [verbalisant] die heeft verklaard dat de straat ruim was afgezet met rood-wit lint en hij hen bij de zorgboerderij heeft opgevangen en ervan heeft weerhouden om naar de plaats delict te gaan.

De rechtbank oordeelt als volgt. [benadeelde 2] en [benadeelde 3] hebben een situatieschets overgelegd waaruit blijkt dat zij vanaf hun auto naar de zorgboerderij zijn gelopen en op weg daarnaartoe de plaats delict passeerden. Zij stellen dat de politie nog helemaal niets had afgezet en dat zij bij aankomst bij de plaats delict richting de daar aanwezige hulpdiensten zijn gelopen en daar het ernstig toegetakelde lichaam van [slachtoffer] hebben zien liggen. Pas daarna zijn zij naar de zorgboerderij doorgelopen. De officier van justitie heeft tijdens de zitting bevestigd dat de plaats delict pas later is afgezet. Gelet hierop stelt de rechtbank vast dat [benadeelde 2] en [benadeelde 3] op de plaats delict zijn geweest vóórdat zij door [verbalisant] bij de zorgboerderij werden opgevangen (en volgens het proces-verbaal van [verbalisant] werden tegenhouden om weer naar de plaats delict terug te lopen).

Dit betekent dat [benadeelde 2] en [benadeelde 3] ter plaatse zijn geconfronteerd met het ernstig toegetakelde lichaam van hun man en vader. Hij werd op dat moment gereanimeerd en had zware verminkingen aan zijn gelaat, nek en borstregio en zat onder het bloed. Doordat het lichaam op de plaats delict was uitverlicht, was het letsel des te meer zichtbaar. Zoals blijkt uit de overgelegde intakeverslagen van de behandelend psychologen, heeft deze confrontatie bij beiden een hevige emotionele schok teweeggebracht, wat geresulteerd heeft in geestelijk letsel in de vorm van een posttraumatische stressstoornis (PTSS), zijnde een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Naar het oordeel van de rechtbank staat dan ook vast dat [benadeelde 2] en [benadeelde 3] als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks (shock)schade hebben geleden.

Uit het overgelegde intakeverslag van de psycholoog blijkt dat [benadeelde 2] sinds 26 september 2023 in verband met haar PTSS wordt behandeld. Er wordt met een behandelplan gewerkt om de herbelevingen van de confrontatie en daaruit voortvloeiende klachten te verwerken. Zij is nog altijd onder behandeling. Uit de overgelegde intakeverslagen van de psycholoog van [benadeelde 3] blijkt dat hij sinds 2 oktober 2023 in verband met zijn PTSS wordt behandeld. Hij wordt behandeld om de flashbacks en nachtmerries van de confrontatie en de daaruit voortvloeiende klachten te verwerken en is ook nog steeds onder behandeling.

Gelet op voornoemde omstandigheden, in samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat verdachte onrechtmatig jegens [benadeelde 2] en [benadeelde 3] heeft gehandeld en de door hen geleden shockschade moet vergoeden. De rechtbank benadrukt dat onder de shockschade van [benadeelde 2] en [benadeelde 3] niet valt het verdriet en de rouw om het verlies van hun echtgenoot en vader; alleen de PTSS die is ontstaan als gevolg van de confrontatie wordt aangemerkt als shockschade en komt voor vergoeding in aanmerking. Mede gelet op bedragen die in (min of meer) vergelijkbare gevallen door Nederlandse rechters zijn toegekend, stelt de rechtbank deze naar billijkheid vast op een bedrag van € 20.000,00 per persoon. Zij zal [benadeelde 2] en [benadeelde 3] in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.

Aftrek affectieschadebedrag op shockschadebedrag?

De verdediging heeft betoogd dat, als de rechtbank komt tot toewijzing van vergoeding van zowel affectie- als shockschade, er sprake is van samenloop en dat het toe te wijzen bedrag aan affectieschadevergoeding in mindering moet worden gebracht op het bedrag aan shockschadevergoeding.

De rechtbank stelt voorop dat affectieschade het verdriet en het leed betreft dat is ontstaan door het overlijden van een naaste. De affectieschadevergoeding beoogt hiervoor erkenning te verschaffen. Affectieschade onderscheidt zich van shockschade doordat het schade is die wordt geleden door het overlijden van een naaste, terwijl bij shockschade sprake is van schade die op een bijzondere wijze is ontstaan, namelijk in verband met kennisneming van een schokkende gebeurtenis.

Zoals de rechtbank hiervoor heeft benadrukt, valt het verdriet en de rouw om het verlies van [slachtoffer] als zodanig niet onder shockschade. Deze zijn dan ook niet meegenomen bij de bepaling van het shockschadebedrag. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van samenloop tussen de toegekende affectie- en shockschadevergoeding, zodat er geen mindering hoeft te worden toegepast op de shockschadevergoeding.

Shockschade – [benadeelde 4]

vordert een bedrag van € 25.000,00 wegens shockschade. Zij stelt – net als [benadeelde 2] en [benadeelde 3] – dat zij geestelijk letsel heeft opgelopen doordat zij op de plaats delict is geconfronteerd met het ernstig toegetakelde lichaam van haar schoonvader.

Onder verwijzing naar hetgeen bij [benadeelde 2] en [benadeelde 3] is overwogen, stelt de rechtbank vast dat ook [benadeelde 4] op de plaats delict is geconfronteerd met het ernstig toegetakelde lichaam van haar schoonvader, met wie zij – zo stelt de rechtbank eveneens vast – een nauwe en affectieve relatie had. Hij werd op dat moment gereanimeerd en had zware verminkingen aan zijn gelaat, nek en borstregio en zat onder het bloed. Doordat het lichaam op de plaats delict was uitverlicht, was het letsel des te meer zichtbaar. Deze confrontatie heeft een hevige emotionele schok bij haar teweeggebracht, wat geresulteerd heeft in geestelijk letsel in de vorm van een posttraumatische stressstoornis, zijnde een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Naar het oordeel van de rechtbank staat dan ook vast dat [benadeelde 4] als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks (shock)schade heeft geleden.

Ter onderbouwing van haar vordering heeft [benadeelde 4] een ontslagbrief van de behandelend psycholoog van 4 juli 2024 overgelegd. Hieruit blijkt dat de traumabehandeling in negen maanden tijd is afgerond en dat zij haar leven weer grotendeels heeft kunnen hervatten.

Gelet op voornoemde omstandigheden, in samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat verdachte onrechtmatig jegens [benadeelde 4] heeft gehandeld en de door haar geleden shockschade moet vergoeden. Mede gelet op bedragen die in (min of meer) vergelijkbare gevallen door Nederlandse rechters zijn toegekend, stelt de rechtbank deze naar billijkheid vast op een bedrag van € 10.000,00. Zij zal [benadeelde 4] in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.

Wettelijke rente, schadevergoedingsmaatregel en hoofdelijkheid

De rechtbank zal bij alle benadeelde partijen de wettelijke rente toewijzen vanaf de datum van het plegen van het feit. Ook zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen. Dat betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen, dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast en dat de vergoeding door de staat bij wijze van voorschot aan de nabestaande wordt betaald.

Ten slotte zal de rechtbank bij alle benadeelde partijen de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat als een ander ook zou worden veroordeeld tot vergoeding van dezelfde schade, zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor betaling van het te vergoeden schadebedrag. Dit houdt in dat verdachte niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen voor zover het bedrag door de mededader is betaald, en andersom. Rechtbank Zeeland-West-Brabant 24 januari 2025, ECLI:NL:RBZWB:2025:326