Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Zwolle 270712 RSI: smartengeld EUR 20.000 gevorderd, EUR 15.000 toegewezen

Rb Zwolle 270712 pre-existente klachten; arbeidsongeschiktheid zonder de opgelopen RSI is niet aannemelijk;
- zelfwerkzaamheid; conform richtlijn Letselschaderaad; onvoldoende onderbouwing voor meerkosten
- smartengeld EUR 20.000 gevorderd, EUR 15.000 toegewezen;
- schade agv privacy inbreuk door persoonlijk onderzoek vereist onderbouwing

Smartengeld 

4.18.  [A] vordert een bedrag van EUR 20.000,00 aan smartengeld. Daarvoor is volgens [A] van belang de blijvende (pijn)klachten die zij ondervindt en de operaties en de veelheid van injecties die zij tegen de pijn heeft ondergaan. Ook dient volgens [A] rekening te worden gehouden met de omstandigheid dat zij fors beperkt is in haar dagelijkse bezigheden. Zij is niet meer in staat om te werken, kan niet of nauwelijks haar hobby (tuinonderhoud) uitvoeren en is in het huishouden en voor haar mobiliteit aangewezen op hulp van anderen. [A] heeft ter onderbouwing verwezen naar het vonnis zoals opgenomen onder nummer 509 van het zogenaamde Smartengeldnummer (2009). Weliswaar is daar een andere schadeoorzaak aan de orde maar de blijvende klachten zijn vergelijkbaar en ook [A] is niet meer in staat tot het verrichten van arbeid en het uitoefenen van haar hobby. Tot slot acht ook het Bureau Beroepsziekten het gevorderde bedrag van EUR 20.000,00 reëel. 

4.19.  [B en C] meent dat de hoogte van het bedrag aan smartengeld afhankelijk is van de aard en de ernst van de schade. Nu het niet duidelijk is of en in welke mate de door [A] gestelde schade aan [B en C] kan worden toegerekend is er onvoldoende grond om te komen tot vaststelling van smartengeld. 

4.20.  De rechtbank overweegt dat voor de bepaling van de hoogte van smartengeld omstandigheden als de aard van de aansprakelijkheid, de aard en ernst van het letsel, de (eventuele) ontwikkeling van het letsel, de mate waarin betrokkene wordt belemmerd een normaal leven te leiden en de mate waarin betrokkene daaronder lijdt (HR 18 maart 2005, NJ 2006, 606, LJN AR5213). In het voorgaande heeft de rechtbank vastgesteld dat, en in welke mate de door [A] gestelde schade aan [B en C] kan worden toegerekend en dat [B en C] gehouden is tot volledige vergoeding daarvan. In het verlengde hiervan is vast komen te staan dat [A] blijvende gezondheidsklachten ervaart die bestaan uit pijnklachten aan de nek, handen, armen en schouders met hoofdpijnklachten en een tintelend/verkrampend gevoel in de armen en handen. Tevens is vast komen te staan dat [A] vanaf 2002 gedeeltelijk en vanaf 2008 volledig arbeidsongeschikt is geworden en verlies aan zelfwerkzaamheid heeft ten gevolge van de bij [B] opgelopen RSI. [A] heeft daarnaast diverse (medische) behandelingen ondergaan. 
Gelet op de aard van de in het geding zijnde aansprakelijkheid, de aard en ernst van de klachten, de duur van die klachten en de gevolgen daarvan voor het algehele functioneren van [A] acht de rechtbank, mede gezien de uitspraken van andere rechters omtrent smartengeld in vergelijkbare gevallen, smartengeld ten bedrage van EUR 15.000,00 reëel. 
 LJN BX2714