Overslaan en naar de inhoud gaan

RBGEL 200219 kapster; smartengeld vanwege functieverlies schouder en concentratiestoornissen agv (tijdelijke?) pijnklachten: € 10.000

RBGEL 200219 schatting vav kapster, geen verrekening van AOV-uitkeringen, 
- korting bgk wegens niet doorstaan dubbele redelijkheidstoets; gevorderd € 61.123,40; toegewezen € 35.471,62
smartengeld vanwege functieverlies schouder en concentratiestoornissen agv (tijdelijke?) pijnklachten: € 10.000,00

Smartengeld

2.14.
Tot slot heeft [eiseres] met verwijzing naar vergelijkbare uitspraken in de Smartengeldgids (nrs. 487 en 489) een smartengeldvergoeding gevorderd van € 15.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf ongevalsdatum.

De rechtbank stelt voorop dat bij de naar billijkheid toe te kennen immateriële schadevergoeding van artikel 6:106 lid 1 sub b BW moet worden aangesloten bij wat Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen hebben toegewezen (met inachtneming geldontwaarding), rekening houdend met alle omstandigheden van het geval, zoals de aard en de ernst van de (letsel)schade, de aard en de ernst van de gevolgen en de aard en de ernst van het aan de aansprakelijke te maken verwijt, de mate van gederfde levensvreugde en de ernst van de inbreuk op het rechtsgevoel van de benadeelde. Er mag gekeken worden naar wat buitenlandse rechters toewijzen, maar dat is niet doorslaggevend.

Voor [eiseres] geldt dat het ongeval in februari 2011 haar op een kwetsbaar moment heeft getroffen. Als zelfstandig kapster had zij haar kapsalon aan huis, waarin zij na beëindiging van haar relatie alleen woonde. Door financiële problemen heeft zij haar huis in 2013 met verlies moeten verkopen en is zij weer bij haar ouders gaan wonen. Hierdoor was het extra lastig om haar werkzaamheden te hervatten. Het letsel heeft haar aanvankelijk volledig verhinderd om weer aan de slag te gaan. Sinds zij in 2015 weer beschikt over een woning en de klachten langzaam afnemen, is zij weer tot werkzaamheden in staat. De prognose lijkt gunstig. Deze omstandigheden maken dat de door [eiseres] genoemde nrs 487 en 489 niet met haar situatie vergelijkbaar zijn. Met name van het stuklopen van de carrière en het niet meer kunnen uitoefenen van activiteiten rond huis (487) en van het enkel maar gedeeltelijk kunnen werken gedurende korte periodes achtereen met een ongunstige toekomstverwachting is geen sprake bij [eiseres] . De hoogte van het smartengeld wordt naar billijkheid vastgesteld op € 10.000,00, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 11 februari 2011.

Buitengerechtelijke kosten

2.15.
In totaal belopen de gevorderde buitengerechtelijke kosten een bedrag van € 61.123,40. Allianz heeft een bedrag van € 13.500,00 bevoorschot op de buitengerechtelijke kosten. [eiseres] heeft gesteld dat na aftrek van de voorschotten thans nog een vordering van € 47.623,36 inclusief btw, kantoorkosten en verschotten resteert. Allianz heeft aangevoerd dat de omvang van de buitengerechtelijke kosten de dubbele redelijkheidstoets niet kan doorstaan. Er is veel tijd geschreven voor werkzaamheden die niet zoveel tijd rechtvaardigen. Allianz noemt een brief van 3 juni 2014 met bijlagen als voorbeeld waarvoor alleen al 13 uur is geschreven. Het aantal uur en de kosten daarvan staan niet in verhouding tot de werkzaamheden die zijn verricht en tot het belang van de zaak. De werkzaamheden die zien op het opvragen van de patiëntenkaart dienen ten laste van [eiseres] te blijven, omdat ze voor vertraging hebben gezorgd en Allianz op het verkeerde been hebben gezet. Voorts blijkt uit de urenspecificatie dat ook de kosten voor het geschil met de arbeidsongeschiktheidsverzekeraar zijn opgevoerd.

2.16.
Zoals hiervoor is overwogen (2.10), zullen de buitengerechtelijke kosten die verband houden met de arbeidsongeschiktheidsverzekering voor rekening van [eiseres] blijven. Uit het declaratieoverzicht in de periode van 31 mei 2011 tot en met 27 mei 2014 worden de posten waarin “DL, arbeidsongeschiktheid(sverzekering), en/of verrekening” staan vermeld in aanmerking genomen. De rechtbank komt uit op een totaalbedrag van € 5.228,50 exclusief btw en kantoorkosten. Wat betreft het bezwaar van Allianz tegen de 13 in rekening gebrachte uren voor de brief van 3 juni 2014 heeft [eiseres] geen toelichting verstrekt. Dat deze brief enige voorbereiding heeft gekost, is aannemelijk. Het aantal van 13 uren is echter niet meer redelijk. Dat betekent dat € 1.700,00 exclusief (zeven uren) in mindering wordt gebracht. Voorts zal de tijd die op 22 en 23 oktober 2014 geschreven is in het kader van de overdracht van het dossier van mr. Pluymen naar mr. Borm niet ten laste van Allianz worden gebracht. Hiervoor brengt de rechtbank een bedrag van € 1.376,30 exclusief in aftrek. Totaal zal een bedrag van € 10.651,74 inclusief btw en kantoorkosten in verband met het voorgaande in mindering worden gebracht. Dan resteert nog een bedrag van € 36.971,62 inclusief btw en kantoorkosten.

Tot slot moet worden beoordeeld of gelet op het belang van de zaak en overige omstandigheden het totaal gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke kosten de dubbele redelijkheidstoets kan doorstaan. De bij dagvaarding ingestelde vordering bedraagt zonder buitengerechtelijke kosten totaal € 1.04.3207,22. Bij eindvonnis wordt hiervan slechts een bedrag van € 175.923,00 toewijsbaar geoordeeld. De stroperigheid van het dossier is deels het gevolg van de traagheid waarmee de medische gegevens beschikbaar zijn gekomen en de onduidelijkheid over de op de patiëntenkaart van de huisarts vermelde “hoofdpijn, nek en schouder” in 2010. Dat Allianz hierbij vraagtekens heeft gezet, is legitiem. De duur van het buitengerechtelijke traject is tegen die achtergrond te lang geweest. Uit de correspondentie was duidelijk dat verder aanmanen van Allianz geen effect meer zou resulteren. De hiervoor toewijsbaar geoordeelde buitengerechtelijke kosten zullen daarom ex aequo et bono worden verminderd met een bedrag van € 15.000,00.

Na aftrek van voornoemde posten resteert nog een bedrag van € 21.971,62 inclusief btw en kantoorkosten. ECLI:NL:RBGEL:2019:665