Overslaan en naar de inhoud gaan

RBGEL 200819 dubbele neusfractuur speurhondengeleider; smartengeld 3.000 euro

RBGEL 200819 dubbele neusfractuur speurhondengeleider; bestuursorgaan niet als werkgever, wel als bedrijfsmatig bezitter van speurhond aansprakelijk
- smartengeld 3.000 euro; overige schadeposten afgewezen

De immateriële schade als gevolg van de dubbele neusfractuur komt wel voor vergoeding in aanmerking, omdat de dubbele neusfractuur door het ongeval is veroorzaakt.

5.7.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een immateriële schadevergoeding van € 3.000,- passend en billijk is. Daarbij is het volgende in aanmerking genomen.

Verzoekster heeft door het ongeval een dubbele neusfractuur opgelopen. Uit het door verzoekster overgelegde rapport van de door haar ingeschakelde medisch deskundige van 14 juli 2018 en de daarbij gevoegde medische informatie van de behandelende sector blijkt dat verzoekster last heeft van chronische, mogelijk blijvende pijnklachten van de neusrug, hoofdpijn en slaapproblemen en dat ook de reuk en smaakzin zijn verdwenen. Verzoekster is als gevolg van de dubbele neusfractuur zeven weken arbeidsongeschikt geweest.

Verder heeft het ongeval plaatsgevonden tijdens een oefening waarbij verzoekster [hond A] begeleidde. Omdat verzoekster [hond A] begeleidde, diende zij rekening te houden met onberekenbaar gedrag van [hond A] . Verweerder valt van het ongeval geen enkel verwijt te maken. Verweerder is enkel aansprakelijk, omdat hij de bedrijfsmatige bezitter van [hond A] is.

Ten slotte is rekening gehouden met bedragen die door Nederlandse rechters in min of meer vergelijkbare gevallen zijn toegekend.

5.8.
De rechtbank komt tot de slotsom dat het verzoek om schadevergoeding voor toewijzing in aanmerking komt. Verweerder zal worden veroordeeld tot een schade-vergoeding van € 3.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het ongeval, 15 februari 2016, tot op de dag dat de vergoeding betaald wordt.

6. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder in de proceskosten te veroordelen. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.280,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, en 0,5 punt voor de schriftelijke reactie (waarde per punt € 512,-, wegingsfactor 1). De kosten voor het verslag van de door verzoekster ingeschakelde deskundige stelt de rechtbank vast op € 491,85. Van overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten is de rechtbank niet gebleken. De totale vergoeding komt daarmee op € 1.771,85. Tevens dient verweerder het door verzoekster betaalde griffierecht ten bedrage van € 168,- te vergoeden.

Beslissing
De rechtbank:

- wijst het verzoek om schadevergoeding toe en veroordeelt verweerder in de door verzoekster als gevolg van het ongeval op 15 februari 2016 geleden schade tot een bedrag van € 3.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 februari 2016 tot aan de dag van gehele betaling;

- wijst het meer of anders verzochte af; ECLI:NL:RBGEL:2019:3743