Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Noord-Holland 270814 ernstige verwondingen door kogelregen, kan topsport niet meer uitoefenen; mede in licht van signalen rechtswetenschap EUR 25.000

Rb Noord-Holland 270814 hoofdelijke aansprakelijkheid voor schietpartij; verlies verdienvermogen als profbokser onvoldoende onderbouwd; verhuiskosten toegewezen; 
- schade studievertraging voor 1 jaar toegewezen; normbedrag Letselschaderaad + extra jaar collegegeld; 
- ernstige verwondingen door kogelregen, kan topsport niet meer uitoefenen; mede in licht van signalen rechtswetenschap EUR 25.000 smartengeld

vervolg op: rb-noord-holland-260613-groepslid-schiet-bij-confrontatie-twee-broers-neer-deel-overige-leden-groep-hoofdelijk-aansprakelijk-vanwege-poging-machinegeweer-te-kopen

smartengeld

2.11.
De rechtbank stelt bij de beoordeling van dit geschilpunt voorop dat haar een grote mate van vrijheid toekomt bij het bepalen van de omvang van - kort gezegd - het smartengeld. Bij de begroting van de naar billijkheid vast te stellen vergoeding voor immateriële schade (vgl. artikel 6:106 BW) voor lichamelijk letsel moet de rechter rekening houden met alle omstandigheden, waarbij voor de omvang van de smartengeldvergoeding in het bijzonder bepalend is de aard van het letsel, de duur en de intensiteit van het verdriet en de gederfde levensvreugde die voor het slachtoffer het gevolg is van de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid berust. De rechter dient de zwaarte van het verdriet, de ernst van de pijn en het gemis aan levensvreugde af te leiden uit min of meer objectieve factoren en concrete aanwijzingen, zoals de aard van het letsel en de gevolgen daarvan voor de benadeelde. Bij de begroting mag de rechter daarnaast ook meewegen de aard van de aansprakelijkheid en de zwaarte van het aan de aansprakelijke gemaakte verwijt. De rechter dient bij zijn begroting tevens te letten op de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, daaronder begrepen de maximaal toegekende bedragen, rekening houdend met een eventueel opgetreden geldontwaarding (vgl. onder meer HR 8 juli 1992, NJ 1992/714 en HR 27 april 2001, NJ 2002/91).
[naam eiser]is van zeer nabij beschoten. Hij heeft ten gevolge daarvan de in rechtsoverweging 2.8 van het tussenvonnis van 26 juni 2013 beschreven ernstige verwondingen opgelopen. Na 49 dagen is hij uit het ziekenhuis ontslagen. Vaststaat dat in het ziekenhuis aan het zogenaamde pijnteam speciaal consult is gevraagd in verband met de forse pijnen die [naam eiser]leed. [naam eiser]was voorts als bokser van 2002 t/m 2004 Nederlands kampioen halfzwaargewicht in de A klasse. Door een blijvende functiebeperking aan de linkervoet heeft hij zijn passie, de bokssport, moeten prijsgeven. De rechtbank houdt rekening met vergelijkbare gevallen, maar merkt daarbij meteen op dat de jurisprudentie niet veel door een kogelregen gevelde topsporters kent. Daarnaast is de rechtbank niet doof voor signalen uit de rechtswetenschap dat de vergoeding voor immateriële schadevergoeding in Nederland ten opzichte van het buitenland de afgelopen decennia uit de pas is gaan lopen en dat, ware geldontwaarding volledig verdisconteerd, zelfs sprake is van een achteruitgang in de hoogte ervan. De rechtbank meent, al het voorgaande in acht genomen, dat een immateriële schadevergoeding van EUR 25.000,- billijk is.

ECLI:NL:RBNHO:2014:8699