Hof 's-Hertogenbosch 110111 whiplash na ongeval in 1994; smartengeld € 3.500,00
- Meer over dit onderwerp:
Hof 's-Hertogenbosch 110111 whiplash na ongeval in 1994; voorshands aannemelijk dat slachtoffer na ongeval en scheiding fulltime was gaan werken;
- eindleeftijd huishoudelijke hulp op 70 cf richtlijnen Letselschaderaad tzv zelfwerkzaamheid; smartengeld € 3.500,00
zie ook:
- hof-s-hertogenbosch-150915-whiplash-ongeval-uit-1994-oordeel-over-verlies-verdienvermogen-aantal-uren-zonder-ongeval
- hof-s-hertogenbosch-160413-rapport-verzekeringsarts-voldoet-aan-de-daaraan-te-stellen-eisen-zo-ook-het-rapport-van-de-arbeidsdeskundige
en hof-s-hertogenbosch-200911-whiplash-na-neurologisch-onderzoek-volgt-verzekeringsgeneeskundig-en-arbeidsdeskundig-onderzoek
Smartengeld
4.15.
Grief IV van [Verzekeringen] is gericht tegen de hoogte van het toegewezen smartengeld, te weten € 3.500,00. Volgens [Verzekeringen] is het door haar al betaalde bedrag van € 907,56 voldoende. Het hof neemt in aanmerking dat [geïntimeerde] als gevolg van het ongeval een mild post- whiplashsyndroom heeft opgelopen, waardoor zij pijnklachten heeft ondervonden en waardoor haar psychische belastbaarheid blijvend is beperkt, terwijl zij bovendien blijvend beperkt is in het uitoefenen van haar sportactiviteiten. Dit alles in aanmerking nemend acht het hof evenals de rechtbank een vergoeding voor immateriële schade van € 3.500,00 op zijn plaats.
4.16.
In grief VII maakt [Verzekeringen] bezwaar tegen de beslissing dat [Verzekeringen] over het gehele bedrag van € 3.500,00 rente vanaf het moment van het ongeval, omdat [Verzekeringen] heeft nagelaten te stellen wanneer zij het voorschot van € 907,56 heeft betaald. Volgens [Verzekeringen] heeft die betaling plaatsgevonden op 12 maart 1996. [geïntimeerde] heeft in een reactie daarop gesteld dat [Verzekeringen] op genoemde datum heeft aangekondigd dat zij het geld zou overmaken, maar dat zij dat daadwerkelijk niet heeft gedaan voor 1 april 1996. Het hof overweegt als volgt. [Verzekeringen] is het bedrag van € 3.500,00 verschuldigd per datum ongeval, 28 november 1994. Indien [Verzekeringen] een deel van dit bedrag reeds heeft voldaan ligt het op haar weg aan te tonen wanneer die betaling heeft plaatsgevonden. [Verzekeringen] heeft geen bewijs van betaling overgelegd. Het hof gaat daarom uit van de door [geïntimeerde] gestelde datum van betaling. Bij het dictum zal te zijner tijd hiermee rekening worden gehouden, in die zin dat [Verzekeringen] over € 3.500,00 rente verschuldigd is van 28 november 1994 tot 1 april 1996 en over € 2.592,44 vanaf 1 april 1996.
Overige grieven
4.17.
Grief 2 van [geïntimeerde] klaagt over het feit dat de rechtbank het geenszins aannemelijk heeft geacht dat de echtscheiding het gevolg is geweest van het ongeval. Het is het hof niet duidelijk welk belang [geïntimeerde] bij deze grief heeft. Theoretisch zou de echtscheiding een rol kunnen spelen bij de hoogte van het smartengeld, maar nu het hof de grief van [Verzekeringen] daartegen heeft verworpen en het smartengeld wordt toegewezen, speelt die kwestie geen rol meer. Het hof bespreekt de grief daarom niet.
4.18.
Grief 4 van [geïntimeerde] betreft de afwijzing van een bedrag voor brillenglazen. De rechtbank heeft deze post, die door [Verzekeringen] werd betwist, afgewezen omdat [geïntimeerde] deze post niet heeft onderbouwd met een aankoopbewijs c.q. nota. Ook in hoger beroep heeft [geïntimeerde] geen bewijsstuk overgelegd. Zij acht het niet reëel te eisen dat zij 14 jaar na dato nog over dergelijk bewijzen beschikt. Het hof verwerpt de grief. [geïntimeerde] dient nu eenmaal haar schadevordering te onderbouwen indien die door haar wederpartij gemotiveerd wordt betwist. Bij gebreke aan een onderbouwing is de vordering niet toewijsbaar.
4.19.
De bespreking van de grief 7, die betrekking heeft op het feit dat de rechtbank de proceskosten heeft gecompenseerd, houdt het hof aan tot de einduitspraak. Hetzelfde geldt voor grief 8, die geen zelfstandige betekenis heeft.
4.20.
In afwachting van de comparitie van partijen wordt iedere beslissing aangehouden.ECLI:NL:GHSHE:2011:7190