Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Arnhem 110407 vermeerdering vordering; stelling onwillige houding Goudse bij schaderegeling

Rb Arnhem 11-04-07 eiseres vermeerdert vordering smartengeld en stelt onwillige houding Goudse bij schaderegelingsproces
2.19.  [eiseres] heeft bij conclusie na deskundigenbericht haar eis in die zin gewijzigd dat zij het gevorderde smartengeld heeft verhoogd van € 7.500,-- naar € 15.000,--. Aan die eisvermeerdering legt [eiseres] ten grondslag dat, kort gezegd, de onwillige houding van [gedaagde] in het schaderegelingsproces een hogere smartengeldvergoeding rechtvaardigt. Goudse heeft zich tegen deze eisvermeerdering als zodanig niet verzet zodat de vordering, zoals deze na eisvermeerdering is komen te luiden, aan de rechtbank voorligt. Goudse heeft zich wel tegen de hoogte van de vordering verzet. Volgens haar is een vergoeding van € 3.500,-- passend.

2.20.  Vaststaat dat als gevolg van het ongeval sprake is van een blijvende invaliditeit van 2 % waardoor [eiseres] in fysieke zin wezenlijk beperkt is op diverse vlakken. Gelet daarop en op het in vergelijkbare gevallen door rechters in Nederland toegewezen smartengeld acht de rechtbank een vergoeding van € 4.000,-- passend bij de immateriële schade die [eiseres] als gevolg van het ongeval lijdt en heeft geleden. De gang van zaken in het schaderegelingsproces laat de rechtbank hierbij buiten beschouwing omdat dit met zich zou brengen dat de rechtbank allereerst zou moeten vaststellen of en zo ja, in welke mate Goudse zich in het schaderegelingsproces onredelijk heeft opgesteld. Uit hetgeen partijen in dit verband over en weer naar voren hebben gebracht, kan dit immers niet zonder meer worden afgeleid. Het voert te ver om dit in het kader van de vaststelling van de hoogte van smartengeld te doen, nog daargelaten in hoeverre dit van wezenlijk belang zou zijn bij de bepaling van de hoogte van het smartengeld. [eiseres] legt aan de eisvermeerdering immers kennelijk (conclusie na deskundigenbericht onder 21) ten grondslag dat de handelwijze van Goudse geestelijk letsel heeft veroorzaakt bij [eiseres]. Zij heeft dat gestelde geestelijk letsel echter op geen enkele wijze nader onderbouwd of met stukken gestaafd.
LJN BA5538