Rb R-dam 200406 (schending EVRM vanwege lange (28 maanden) duur procedure; € 1500,00 zie links
- Meer over dit onderwerp:
Rechtbank Rotterdam 20-04-06 (schending EVRM vanwege lange (28 maanden) duur procedure; € 1500,00, zie ook diverse links naar eerdere uitspraken)
De rechtbank is, onder verwijzing naar de standaard uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 8 december 2004, LJN AR7273, van oordeel dat daardoor de in artikel 6 van het EVRM bedoelde termijn is overschreden. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat noch in de zaak zelf, die niet als complex is aan te merken, noch in de opstelling van eiser een rechtvaardiging is aangetroffen voor de lange duur van de procedure.
De rechtbank acht aannemelijk dat eiser als gevolg van de lange duur van de procedure daadwerkelijk een bepaalde mate van spanning en frustratie heeft ondergaan. De rechtbank acht om die reden termen aanwezig om de gemeente Rotterdam te veroordelen tot vergoeding van de door eiser geleden immateriële schade.
In onder andere de uitspraak Apicella vs. Italië van 10 november 2004 (nr. 64890/01) heeft het EHRM uiteengezet aan de hand van welke criteria hij in geval van schending van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM tot een standaardbedrag voor immateriële schade komt en welke feiten en omstandigheden aanleiding kunnen zijn om dit bedrag in een individueel geval te verhogen dan wel te verlagen.
Volgens deze criteria moet worden gedacht aan een bedrag tussen de € 1000,- en € 1500,- per jaar dat de procedure heeft geduurd, waarbij de materiële uitkomst van de procedure er niet toe doet. Bij het daaruit voortvloeiende basisbedrag kan verder € 2000,- worden opgeteld wanneer het gaat om een zaak van aanzienlijk belang, zoals bijvoorbeeld aan de orde is in arbeidszaken, pensioenkwesties en zaken betreffende gezondheid of leven. Reductie van de basisvergoeding kan plaatsvinden wanneer bij de procedure veel rechterlijke instanties betrokken zijn. Andere redenen voor een dergelijke reductie kunnen zijn - onder andere - het gedrag van betrokkene, en “de belangen die in het geding zijn” bijvoorbeeld de financiële belangen van betrokkene, de levensstandaard in het betrokken land, hoe lang betrokkene zelf in de procedure betrokken is geweest, en of in een nationale procedure al een schending van artikel 6 EVRM is vastgesteld en daarvoor een schadevergoeding is toegekend.
Analyse van de jurisprudentie van de CRvB terzake (zie CRvB 8 december 2004, LJN: AR7273: € 2.000, voor een procedure van 7 jaar en 2 maanden, CRvB 22 april 2005, LJN: AT5003: € 1.500,- voor een procedure van 6 jaar en CRvB 28 maart 2006, LJN: AV7780: € 750,- voor een procedure van 4 jaar en 4 maanden) laat zien dat dit college (veel) minder hoge bedragen toekent.
Mede in aanmerking genomen de gevorderde leeftijd van eiser en het vangnetkarakter van de door hem verzochte bijstandsvoorzieningen, stelt de rechtbank de door de gemeente Rotterdam te betalen schadevergoeding vast op een bedrag van € 1.500,-. LJN AX5580