Overslaan en naar de inhoud gaan

Hof 's-Hertogenbosch 250214 hb na voeging; litteken in gezicht en psychische klachten na mishandeling met bierglas; smartengeld € 3.500,00 billijk

Hof 's-Hertogenbosch 250214 hb na voeging; litteken in gezicht en psychische klachten na mishandeling met bierglas; eisvermeerdering niet ism goede procesorde; 
- smartengeld € 3.500,00 billijk

4.16.
Ten aanzien van de hoogte van de schadevergoeding oordeelt het hof als volgt.
[geïntimeerde] verwijst weliswaar naar een categorielijst van het Schadefonds Geweldsmisdrijven, maar [appellant] heeft in het onderhavige geval meer omstandigheden aangevoerd, zoals een terugval in stotteren, toename in terugtrekgedrag, een posttraumatische stressstoornis en depressieve klachten, dan in voormelde categorielijst staat vermeld. Een vergelijking met de aldaar genoemde situatie gaat derhalve niet op.
Bij de betwisting van de hoogte van het bedrag stelt [geïntimeerde] dat hij niet verantwoordelijk is voor het pestverleden van [appellant]. Met dit betoog ziet [geïntimeerde] eraan voorbij dat bij een onrechtmatige daad die bestaat in het toebrengen van letsel de gevolgen van een door de persoonlijke predispositie van het slachtoffer bepaalde reactie op die daad in het algemeen als een gevolg van de onrechtmatige daad aan de dader moeten worden toegerekend, ook al zijn die gevolgen daardoor ernstiger en langer van duur dan in de normale lijn der verwachtingen ligt (vgl. HR 8 februari 1985, NJ 1986, 137, m.nt. CJHB.) De terugval en de daarbij behorende psychische klachten komen naar het oordeel van het hof dan ook voor rekening van [geïntimeerde]. Zoals hiervoor in 4.14 is overwogen, zijn dit voorts omstandigheden die bij de bepaling van de hoogte van de smartengeldvergoeding in aanmerking moeten worden genomen.Het hof acht het gevorderde smartengeld van € 4.705,-- niet volledig toewijsbaar, gelet op hetgeen door Nederlandse rechters in vergelijkbare zaken wordt toegewezen. [appellant] verwijst weliswaar naar een arrest van dit hof, maar het hof acht die situatie die in dat arrest aan de orde was niet vergelijkbaar met de onderhavige situatie. Zo is het hof niet gebleken dat [appellant] niet meer kan werken en hij lang in een isolement zit of heeft gezeten. Aansluiting zoekend bij vergelijkbare gevallen acht het hof, gezien de aard, duur en ernst van het letsel een bedrag van € 3.500,00 een billijke vergoeding.
Voor alle duidelijkheid voegt het hof hieraan toe dat op dit bedrag het door de strafkamer van de rechtbank bepaalde bedrag van € 2.000,00 , als dit bedrag reeds door [geïntimeerde] zou zijn voldaan, in mindering komt.
4.17.
[geïntimeerde] heeft een beroep gedaan op matiging van de schadevergoedingsverplichting op grond van artikel 6:109 BW. Het hof is van oordeel dat gelet op de aard van de aansprakelijkheid (opzettelijke mishandeling) en de aard van de schade (letselschade) [geïntimeerde] onvoldoende gronden heeft aangevoerd voor matiging van de schadevergoeding.

ECLI:NL:GHSHE:2014:537