Rb Assen 160311 mishandeling gezin, smartengeld vader; € 3000,00, moeder; € 5000,00,
- Meer over dit onderwerp:
Rb Assen 160311 mishandeling gezin, smartengeld vader; € 3000,00, moeder; € 5000,00,
4.17. Ter onderbouwing van dit deel van de gestelde schade heeft [eiser] een inventarisatie gemaakt van alle medische berichten die zij in kopie hebben ontvangen. Aan de hand daarvan is het letsel toegelicht. Uit deze verslagen blijkt naar de mening van
[eiser] van het volgende letsel.
Bij de heer [eiser] gaat het om het volgende letsel:
a. schouder blijvend pijnlijk,
b. kan blijvend de arm niet hoger optillen dan schouderhoogte,
c. kan blijvend geen racketsporten meer beoefenen,
d. concentratiestoornissen,
e. ernstige duizelingen bij evenwichtorgaan,
f. blijvende hoofdpijnen,
g. slapeloosheid in verband met pijn aan schouder en psychische klachten,
h. posttraumatische stressstoornis.
Met betrekking tot mevrouw [eiser] blijkt uit de medische verslagen het volgende letsel:
i. forse pijn in schouder,
j. kaak forse pijn,
k. blijvend geen gevoel en een groot gedeelte van de linker wang,
l. blijvend litteken dat trekt/zeer gevoelig is,
m. wond aan linker oogkas: gehecht,
n. blijvende angst en trauma.
Ook ten aanzien van de kinderen van [eiser] wordt gesteld dat sprake is van trauma in de zin van blijvende angsten.
4.18. Ter onderbouwing van de vaststelling van immateriële schadevergoeding voor de geleden pijn en pijn die zij nog steeds en blijvend lijden, heeft [eiser] aansluiting gezocht voor de verschillende soorten letsel als vermeld in de Smartengeldgids.
[eiser] stelt dat zij deze bedragen als veel te laag beleven, doch dat aansluiting dient te worden gezocht bij de geldende normen. Het voorgaande resulteert in een totaal bedrag ad € 45.639,00 voor de heer [eiser] en voor mevrouw [eiser] in een totaal bedrag van € 16.508,00, welk bedrag gelet op de onevenredige belasting van mevrouw [eiser] naar boven (€ 20.000,00) dient te worden afgerond.
Met betrekking tot de kinderen [eiser] is gesteld dat zij psychisch hard geraakt zijn door de mishandeling van hun ouders, hetgeen een enorme impact op hun leven heeft. Een bedrag ad € 15.000,00 per kind (aanvankelijk € 2.167,00 per kind) is naar de mening van [eiser] op zijn plaats.
In aanvulling hierop heeft [eiser] gesteld dat zij bereid te zijn mee te werken aan onderzoeken/second opinion, met dien verstande dat, indien uit deze onderzoeken blijkt dat de schade ernstiger is, zij zich het recht wensen voor te behouden hun eis met betrekking tot de immateriële schadevergoeding te verhogen.
4.19. [eiser] heeft op voet van het eerste lid, onderdeel b, van artikel 6:106 BW aanspraak op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding voor het niet in vermogensschade bestaande nadeel dat is geleden door een persoon die als gevolg van een gebeurtenis waarvoor een ander aansprakelijk is, lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Bij deze begroting dient de rechter rekening te houden met alle omstandigheden, in een geval als het onderhavige in het bijzonder de aard en ernst van het letsel en de gevolgen daarvan voor de betrokkene. De rechter dient bij zijn begroting tevens te letten op de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, daaronder begrepen de maximaal toegekende bedragen, een en ander met in aanmerkingneming van de sedert de betreffende uitspraken opgetreden geldontwaarding. (vgl. HR 17 november 2000, NJ 2001, 215). Daarin is echter géén lijn te vinden die zich hier nauwkeurig laat toepassen. De rechtbank acht iedere directe aanknoping bij een casus dan ook ondoelmatig.
De rechtbank moet dan vaststellen dat zowel [eiser] als [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] niet meer hebben gedaan dan zoeken in de Smartengeldgids naar gevallen die zij in hun voordeel denken te kunnen gebruiken.
[eiser] volgt daarbij de onjuiste methode om aan de hand van de rubricering in de Smartengeldgids casus te stapelen en [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] gaan niet in op de bijzonderheden van hun mishandelende daden en de gevolgen daarvan, als blijkend uit de medische rapportages.
[gedaagde sub 1] is er in het geheel niet op ingegaan (conclusie van antwoord onder 7 ‘er zijn te veel verschillen’, ‘het geweld zou hebben bestaan uit slaan’, onder 8 ‘dan in het geval van mevrouw [eiser]’, onder 9 ‘niet bewezen verklaard dat het geweld ten aanzien van [eiser] enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad’). [gedaagde sub 2] volgt dezelfde aanpak maar stelt bovendien ‘De hoofdpijnen, duizeligheid en concentratiestoornissen worden echter niet nader onderbouwd en blijkt voor het overige ook onvoldoende uit de overgelegde producties’, terwijl over de schouderklachten van de heer [eiser] wordt gesteld dat dit nog ‘geen medische eindtoestand is’ en dat dus niet mag worden teruggegrepen op Smartengeldgids 735.
4.20. Vast staat dat de heer [eiser] en mevrouw [eiser] door de mishandeling lichamelijk letsel hebben opgelopen en dat zij daaraan een tijd hebben geleden. Niet vast staat dat dit thans nog het geval is. De medische rapportages maken wel melding van persisterende klachten maar vermelden tevens dat daarvoor door de geraadpleegde artsen geen letsel is gevonden dat die klachten kan veroorzaken.
Voorstelbaar is dat de heer [eiser] en mevrouw [eiser] psychische klachten hebben ondervonden en dat enige tijd sprake is geweest van geestelijk letsel, dat kan worden aangemerkt als een aantasting van zijn persoon, die recht geeft op vergoeding van immateriële schade (vgl. HR 13 januari 1995, NJ 1997, 366). Er is, ook met toepassing van voorgaande regel ten aanzien van de stelplicht, geen voldoende onderbouwing gegeven die tot de conclusie leidt dat dit langer dan enige tijd het geval is geweest. Als inderdaad, zoals de vrijwilliger van Slachtofferhulp, stelt er sprake was van ‘ernstige psychische traumatisering’, dan kan de rechtbank, zonder toelichting, die ontbreekt, niet inzien waarom op dit vlak geen zorg is verleend. Dit geldt ook voor de kinderen van [eiser], voor wie, zonder nadere onderbouwing, het gevorderde bedrag bij repliek is verhoogd van € 2.167,00 per kind naar € 15.000,00 per kind.
Alles bijeengenomen acht de rechtbank een bedrag van € 3.000,00 voor de heer [eiser] de rechtbank billijk, en een bedrag van € 5.000,00 voor mevrouw [eiser], die beduidend ernstiger verwondingen heeft opgelopen.. LJN BQ4473