Hof Den Bosch 170511 seksueel misbruik vanaf zeer jonge leeftijd; smartengeld 17500.
- Meer over dit onderwerp:
Hof Den Bosch 170511 seksueel misbruik vanaf zeer jonge leeftijd;  smartengeld 17500. 
 4.7.11. Deze aanvullende bewijsmiddelen, in onderling verband en     samenhang beschouwd, zijn zodanig sterk en bevatten zodanig essentiële     punten dat zij de partijverklaring van [Y.] naar het oordeel van het   hof   voldoende geloofwaardig maken. 
 De omstandigheid dat [Y.] op  11-jarige leeftijd een herpes infectie    heeft gehad, hetgeen zeer  ongebruikelijk is voor een meisje van die    leeftijd, levert een zeer  sterke aanwijzing op dat haar verklaring    omtrent de oorzaak van die  infectie, te weten dat [X.] die toen een    koorstlip had haar vagina  had gekust, juist is. Temeer daar [X.] zelf op    2 juni 2004 tegenover  de politie heeft verklaard dat hij snel last    heeft van een koorstlip.  Ook het incident over de dichte deur toen de    moeder van [Y.] een  keer vroeger thuis kwam, waarover zowel [Y.] als    haar moeder  verklaren, en de verklaring van de moeder over hoe zij [X.]    van [Y.]  toen aantrof, maken de verklaring van [Y.] geloofwaardig.    Voorts is  [Y.] tegen over anderen consistent in haar openbaringen over    het  seksueel misbruik, terwijl ook de verklaring van [B.] (“[B.]”) over     het feit dat zij seksueel is misbruikt door [X.] bijdraagt aan de     geloofwaardigheid van de verklaring van [Y.]. Daarnaast verklaren zowel     [A.] als [I.] over de geloofwaardigheid van de verklaring van [Y.].     Anders dan [X.] is het hof van oordeel dat de verklaring van [I.]     bruikbaar is. [I.] verklaart immers niet “dat het misbruik heeft     plaatsgevonden”, maar zegt vanuit zijn deskundigheid alleen iets over de     geloofwaardigheid van de verklaringen van [Y.].  De omstandigheid  dat    er op het optreden van [A.] in een andere zaak kritiek is  geweest,  zoals   [X.] naar voren heeft gebracht, impliceert nog niet  dat [A.] in  dit   geval niet een juist oordeel over de verklaringen van  [Y.] heeft    gegeven. Het hof ziet geen aanleiding in dit geval aan de  juistheid van    diens oordeel te twijfelen. 
 Het hof acht voorts  de verklaring van [Y.] dat het misbruik is    gestopt in de tweede of  derde klas van de middelbare school toen zij een    boek had gelezen  over incest en dat ook aan haar vader had getoond,    alleszins  geloofwaardig. 
 Tegenover deze sterke bewijsmiddelen is de enkele  ontkenning van    [X.] van het seksueel misbruik onvoldoende om het  bijgebrachte bewijs te    ontzenuwen. Ook de door hem overgelegde, deels  anonieme,  schriftelijke   getuigenverklaringen zijn daarvoor volstrekt   onvoldoende. Deze getuigen   verklaren enkel over hoe [X.] bij hen als   persoon overkomt, maar dat   zegt niets over hoe [X.] zich thuis  buiten  de aanwezigheid van derden   tegenover [Y.] gedroeg. [X.] is  inderdaad  vrijgesproken door de   strafrechter, maar zoals in r.o.  4.6.1 is  overwogen, is de civiele   rechter aan dat oordeel niet  gebonden. Deze  is vrij in het waarderen van   de in de civiele  procedure overgelegde  bewijsmiddelen en kan, uiteraard   met  inachtneming van de regels van  het Wetboek van Burgerlijke    Rechtsvorming, op grond daarvan  concluderen dat het bewijs is geleverd.  
 Kortom: [Y.] is geslaagd in het bewijs van haar stelling dat zij     door [X.] seksueel is misbruikt. Dit betekent dat de grieven II tot en     met V falen. 
 4.7.12. Daarmee is ook in hoger beroep komen  vast te staan dat [X.],    door [Y.] gedurende een groot aantal jaren  seksueel te misbruiken,    onrechtmatig jegens [Y.] heeft gehandeld en  dus aansprakelijk is voor de    dientengevolge door [Y.] geleden  materiële en immateriële schade. 
 4.8. Grief VI is gericht  tegen de toewijzing van een het bedrag van €    17.500,= inzake  immateriële  schadevergoeding. Nu op grond van het    voorgaande  vaststaat dat [X.] [Y.] seksueel heeft misbruikt en daarmee    dus  ernstig inbreuk heeft gemaakt op haar persoonlijke integriteit,    heeft  [Y.] recht op vergoeding van de door haar geleden immateriële     schade. Anders dan [X.] is het hof van oordeel dat de hoogte van de     toegekende schadevergoeding gelet op de ernst en duur van het seksueel     misbruik, de relatie waarbinnen dit plaats vond, de jonge leeftijd van     [Y.] waarop dit is begonnen alsmede gelet op de omstandigheid dat  [Y.]    daardoor langdurig kampt met psychische problemen, zoals een     posttraumatische stressstoornis, in overeenstemming is met hetgeen in     dit soort zaken door de Nederlandse rechters wordt toegekend. 
 Derhalve faalt ook grief VI. LJN BQ4848
