Overslaan en naar de inhoud gaan

RBNNE 260618 studievertraging na zedendelict; smartengeld € 1250,00

RBNNE 260618 studievertraging na zedendelict; toegewezen conform richtlijn DLR € 2500,00, smartengeld € 1250,00 

De verdere beoordeling

2.1.
Bij tussenvonnis van 20 maart 2018 heeft de kantonrechter [eiser] bevolen om stukken over te leggen en, kort gezegd, nader toe te lichten uit welke passages het door hem gestelde seksueel misbruik blijkt. De kantonrechter blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in dat tussenvonnis.

2.2.
[eiser] heeft vervolgens - zonder enige nadere toelichting - negen producties overgelegd, waaronder een schriftelijke slachtofferverklaring, processen-verbaal van verhoren van onder andere [eiser] en het strafvonnis van 19 februari 2016. [gedaagde] heeft bij antwoordakte volhard in zijn betwisting.

2.3.
In het strafvonnis zijn de tenlastegelegde feiten die op [eiser] betrekking hebben gedeeltelijk bewezen verklaard, namelijk dat:

1. hij in de periode van 6 augustus 2009 tot en met 5 augustus 2013 te [woonplaats] , [eiser] , geboren op 6 augustus 1997, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, heeft verleid tot het plegen van ontuchtige handelingen buiten echt met een derde, immers heeft verdachte
- die [eiser] voorgesteld om seks te hebben met zijn, verdachtes, vrouw als zij dronken was en
- zijn, verdachtes, vrouw uitgekleed en haar vagina en borsten aan die [eiser] getoond en daarbij tegen die [eiser] gezegd: 'voel maar, voel maar' en
- aan die [eiser] uitgelegd hoe hij seks moest hebben met zijn, verdachtes, vrouw;

(…)

4.

hij in de periode vanaf 6 augustus 2009 tot en met 5 augustus 2013 te [woonplaats] , in de gemeente [woonplaats] -Sappemeer, films heeft vervaardigd, terwijl op die films seksuele gedragingen zichtbaar zijn, waarbij telkens een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken, immers heeft verdachte

[eiser] geboren op 6 augustus 1997 gefilmd terwijl deze zijn penis in de vagina deed bij zijn, verdachtes, vrouw en de borsten betastte van zijn, verdachtes, vrouw, terwijl deze [eiser] werd gepijpt en/of afgetrokken door zijn, verdachtes, vrouw (…)

In de op feit 1 betrekking hebbende bewijsoverweging heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, het volgende overwogen:

De rechtbank komt tot een vrijspraak van de laatste drie gedachtestreepjes van het onder 1. ten laste gelegde feit, te weten het toekijken, het filmen en tonen van die film, nu deze handelingen naar het oordeel van de rechtbank geen verleiding opleveren als bedoeld in artikel 247 van het Wetboek van strafrecht (Sr). Gelet op de wijze waarop de tenlastelegging is geredigeerd komt de rechtbank niet toe aan de vraag of verdachte zich (ook) schuldig heeft gemaakt aan het (mede)plegen van ontuchtige handelingen. Nu het dossier bovendien onvoldoende aanknopingspunten bevat voor de stelling dat verdachte [eiser] , iedere keer dat er sprake was van seks tussen [eiser] en [naam] , heeft verleid op de wijze zoals ten laste gelegd, zal de rechtbank verdachte tevens vrijspreken van het ten laste gelegde 'meermalen' verleiden.

2.4.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] het overige (stelselmatige) seksueel misbruik dat hij aan zijn vorderingen ten grondslag heeft gelegd, onvoldoende heeft onderbouwd. In het strafvonnis van 19 februari 2016 is [gedaagde] onder meer vrijgesproken van het ten laste gelegde "meermalen". Gelet hierop kon [eiser] in deze procedure niet volstaan met de enkele verwijzing naar bepaalde stukken uit het strafdossier. Dat strafdossier is bovendien slechts ten dele overgelegd, waardoor de kantonrechter alleen kennis heeft kunnen nemen van verklaringen die grotendeels van [eiser] zelf afkomstig zijn. De producties die in de vergelijkbare procedures tussen mevrouw [naam] respectievelijk de heer [naam] tegen [gedaagde] zijn overgelegd, kunnen niet tevens in deze zaak tot bewijs strekken. Het betreft drie los van elkaar staande zaken, die niet gevoegd zijn. Daar komt nog bij dat [eiser] geen gehoor heeft gegeven aan het bevel om ten aanzien van (i) de drie aangiftes en (ii) de schriftelijke verklaring van [gedaagde] d.d. 31 januari 2015 nader toe te lichten welke passages daaruit zouden kunnen dienen als bewijs voor het door hem gestelde seksueel misbruik (wat op hemzelf betrekking dient te hebben). Gelet hierop wordt aan bewijslevering niet toegekomen. De kantonrechter zal bij de verdere beoordeling dan ook enkel uitgaan van de bewezenverklaarde strafbare feiten, zoals hiervoor onder 2.3 is weergegeven.

2.5.
[gedaagde] is op grond van artikel 6:162 BW gehouden de schade, die [eiser] ten gevolge van deze (als onrechtmatig aan te merken) strafbare feiten lijdt of heeft geleden, aan hem te vergoeden.

2.6.
[eiser] vordert in de eerste plaats schadevergoeding wegens opgelopen studievertraging. Daartoe stelt hij dat hij in 2014 is blijven zitten, waarna hij is teruggestroomd naar Noorderpoort Entree Groningen. Door angststoornissen is hij in die tijd nauwelijks naar school geweest, wat ertoe heeft geleid dat hij pas in juni 2015 zijn diploma heeft behaald. Ter onderbouwing van zijn stellingen heeft [eiser] schriftelijke verklaringen overgelegd, onder meer van zijn school en een gezondheidszorgpsycholoog. Aansluiting zoekend bij de Letselschade Richtlijn Studievertraging vordert hij een vergoeding van € 2.500,00 als voorschot op het in de toekomst te lijden verlies van inkomen. Daarbij is rekening gehouden met het feit dat [eiser] niet een jaar heeft moeten overdoen, maar wel heeft moeten afstromen qua niveau.

2.7.
[gedaagde] stelt dat die studievertraging ook het gevolg kan zijn geweest van andere feiten en omstandigheden. Uit de verklaringen die [eiser] bij de politie heeft afgelegd blijkt namelijk dat hij problemen had met zijn geaardheid en dat zijn relatie met zijn moeder moeizaam was.

2.8.
De kantonrechter is van oordeel dat de door [eiser] overgelegde producties meer dan voldoende aanknopingspunten bevatten dat het handelen van [gedaagde] van invloed is geweest op de studieresultaten van [eiser] . In het bijzonder wijst de kantonrechter hiervoor naar de schriftelijke verklaring van mevrouw M. Romkes namens Noorderpoort Entree Groningen (productie 2): "Tot februari/maart 2015 was de schoolgang van [eiser] moeizaam. Dit had voornamelijk te maken met de angst om zijn buren op straat tegen te komen. Dit betekende in de praktijk dat [eiser] thuis bleef." en naar de schriftelijke verklaring van mevrouw [naam] , gezondheidszorgpsycholoog (productie 3): "In de periode voorafgaande aan de intake en daaropvolgend durfde [eiser] niet alleen naar buiten te gaan uit angst de vermeende daders van het seksueel misbruik tegen te komen. Dit maakte onder andere dat de schoolgang van [eiser] stagneerde." [gedaagde] heeft, ondanks daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, de inhoud van deze producties niet weersproken. Het verweer van [gedaagde] dat de studievertraging een gevolg is geweest van andere feiten en omstandigheden kan gelet hierop niet worden aanvaard.

2.9.
De kantonrechter acht het redelijk dat [eiser] voor de berekening van zijn schade aansluiting heeft gezocht bij het normbedrag per jaar studievertraging, zoals vastgesteld door de Letselschade Raad in haar Richtlijn Studievertraging. Nu de schadepost daarmee voldoende is onderbouwd en gelet op deze gemotiveerde onderbouwing onvoldoende gemotiveerd is betwist, is het gevorderde bedrag van € 2.500,00 naar het oordeel van de kantonrechter toewijsbaar. [eiser] heeft zijn stelling dat er in de toekomst nog sprake zal zijn van een door hem te lijden verlies van inkomen, evenwel niet nader onderbouwd. Daarom zal het bedrag niet bij wijze van voorschot worden toegewezen; het betreft dus een volledige vergoeding voor de materiële schade van [eiser] .

2.10.
[eiser] vordert tot slot vergoeding van immateriële schade ter hoogte van € 10.000,00 vanwege het psychisch leed dat hij heeft geleden en nog steeds lijdt. [gedaagde] heeft op zijn beurt alleen de omvang van de geleden schade betwist. De kantonrechter zal gelet hierop tot begroting overgaan. Daarbij houdt de kantonrechter rekening met alle omstandigheden, waaronder enerzijds de aard van de aansprakelijkheid en anderzijds de aard van het letsel, de duur en de intensiteit van het verdriet en de gederfde levensvreugde. Ook let de kantonrechter op de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, daaronder begrepen de maximaal toegekende bedragen, een en ander met in aanmerkingneming van de sedert de betreffende uitspraken opgetreden geldontwaarding.

2.11.
De kantonrechter acht in deze zaak met name relevant dat [eiser] ten tijde van het misbruik nog geen 16 jaar oud was en dat hij, mede gezien de op dat moment moeizame relatie met zijn ouders en problemen rondom zijn geaardheid, kwetsbaar was. [gedaagde] heeft hem, die kwetsbaarheid in aanmerking nemende, gemanipuleerd door hem te verleiden tot het verrichten van seksuele handelingen en dat vervolgens te filmen. Verder wordt in aanmerking genomen dat het door [eiser] gestelde stelselmatige grensoverschrijdende gedrag gedurende een langere periode in deze procedure niet is komen vast te staan. Dit alles leidt ertoe dat de kantonrechter een vergoeding van € 1.250,00 billijk acht voor de door [eiser] geleden immateriële schade.

2.12.
Het beroep op matiging in de zin van artikel 6:109 lid 1 BW wordt verworpen. Allereerst is bij de begroting van de schade al met alle belangen, waaronder die van [gedaagde] , rekening gehouden, zodat geen sprake is van een kennelijk onaanvaardbaar gevolg. Voorts mag van [gedaagde] enige inspanning worden verlangd om de bij [eiser] aangerichte schade te vergoeden. ECLI:NL:RBNNE:2018:2508