RBMNE 131124 jiujitsubond aansprakelijk voor letsel na niet gecommuniceerde deelname deelnemer uit zwaardere gewichtsklasse; tegenbewijs slaagt niet
- Meer over dit onderwerp:
RBMNE 131124 jiujitsubond aansprakelijk voor letsel na niet gecommuniceerde deelname deelnemer uit zwaardere gewichtsklasse; tegenbewijs slaagt niet
eerder al op het LSA Letselschade Magazine, nu ook op rechtspraak.nl: ECLI:NL:RBMNE:2024:6120
in vervolg op:
RBMNE 220524 jiu-jitsubond aansprakelijk voor letsel na niet gecommuniceerde deelname deelnemer uit zwaardere gewichtsklasse; tegenbewijs mogelijk
2. De kern van de zaak
2.1. [ M. ] heeft in 2017 meegedaan aan een jiujitsu-wedstrijd van JBN. Hij heeft toen knieletsel opgelopen. De rechtbank heeft op 22 mei 2024 al beslist dat JBN daarvoor in principe aansprakelijk is, behalve als hij bewijst dat hij [ M. ] van te voren heeft geïnformeerd over het samenvoegen van gewichtsklassen. De rechtbank komt nu tot de conclusie dat JBN dat niet is gelukt. JBN heeft nog gevraagd terug te komen op het oordeel over het causaal verband, maar dat doet de rechtbank niet. Tot slot wil JBN van [ M. ] een filmpje van de bewuste wedstrijd waarin het knieletsel is ontstaan hebben. Dat hoeft [ M. ] niet te geven.
3. De verdere beoordeling
inleiding
3.1. [ M. ] is een ervaren jiujitska en heeft de bruine band. Op 23 april 2017 heeft [ M. ] meegedaan aan de Open Noord-Hollandse Kampioenschappen, een jiujitsu-wedstrijd onder de vlag van JBN. Tijdens een gevecht tegen een tegenstander uit een zwaardere gewichtsklasse heeft [ M. ] knieletsel opgelopen. Hij vindt dat JBN daarvoor aansprakelijk is. Als [ M. ] geweten had dat hij tegen een deelnemer uit een zwaardere gewichtsklasse moest uitkomen dan had hij niet meegedaan. Om duidelijkheid te krijgen over de aansprakelijkheid van JBN is [ M. ] deze procedure begonnen.
de vordering van [ M. ]
3.2. [ M. ] vordert in de hoofdzaak dat de rechtbank bij vonnis:
a) voor recht verklaart dat JBN aansprakelijk is voor zijn materiële en immateriële schade veroorzaakt door de deelname aan de jiujitsu- wedstrijd op 23 april 2017;
b) JBN veroordeelt tot vergoeding van alle materiële en immateriële schade die bij hem is ontstaan en zal ontstaan als gevolg van het bij hem op 23 april 2017 ontstane letsel, inclusief de buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met wettelijke rente over de opeisbare schade, te berekenen vanaf 23 april 2017, althans van de datum van de dagvaarding, tot aan de dag van de algehele voldoening, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
c) JBN, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, veroordeelt tot betaling aan [ M. ] van de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de nakosten van € 173, binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis, alles te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van de algehele voldoening.
wat er al is beslist
3.3. Na de mondelinge behandeling heeft de rechtbank op 22 mei 2024 uitspraak gedaan. Daarin heeft de rechtbank overwogen dat JBN met deelnemers van een jiujitsu-wedstrijd een contractuele relatie aangaat die meebrengt dat JBN een (zorg)plicht heeft o m deelnemers er over te informeren als verschillende gewichtsklassen worden samengevoegd. In het vonnis van 22 mei 2024 is de rechtbank vooralsnog tot de conclusie gekomen dat JBN [ M. ] vóór de wedstrijd niet heeft verteld dat de gewichtsklassen -94 kg en +94 kg zouden worden gecombineerd. JBN heeft de gelegenheid gekregen tegen dit voorshands bewijsoordeel tegenbewijs te leveren.
Ondanks dat door het voorshandse oordeel nog niet definitief vaststaat dat JBN [ M. ] niet heeft geïnformeerd over het samenvoegen van gewichtsklassen heeft de rechtbank al wel beslist dat er causaal verband is tussen dat mogelijke nalaten van JBN en de schade van [ M. ]: als hij door JBN zou zijn geïnformeerd over het samenvoegen van verschillende gewichtsklassen zou [ M. ] zich hebben teruggetrokken en zou hij geen letsel hebben opgelopen. In het verlengde daarvan heeft de rechtbank voor de situatie dat JBN niet slaagt in het leveren van tegenbewijs daarom ook (al) beslist dat JBN in dat geval aansprakelijk is voor de schade die [ M. ] lijdt door zijn deelname aan de wedstrijd op 23 april 2017.
hoe het toen verder ging
3.4. JBN heeft voor het tegenbewijs schriftelijke stukken aangeleverd en twee getuigen aangedragen. Deze getuigen zijn op 8 juli 2024 door de rechter gehoord. Voor [ M. ] is daarna aan de rechtbank doorgegeven dat geen behoefte bestaat aan het houden van een contra-enquête. Daarop is JBN in de gelegenheid gesteld een conclusie na enquête te nemen. Dat is ook gebeurd. Daarbij heeft JBN niet alleen aangegeven dat hij vindt dat hij het tegenbewijs heeft geleverd, maar kaart hij ook aan dat de rechtbank moet teruggekomen op de beslissing over het causaal verband en vordert hij inzage in en afgifte van een filmpje van de wedstrijd tussen [ M. ] en [ B. ]. dat [ M. ] in zijn bezit heeft (incidentele vordering). [ M. ] heeft daar op gereageerd. Hij is van mening dat JBN het bewijsvermoeden niet heeft ontzenuwd. dat er voor de rechtbank geen reden is terug te komen op de beslissing over het causaal verband en dat ook de incidentele vordering over het filmpje moet worden afgewezen.
volgorde behandeling
3.5. De rechtbank gaat nu eerst het tegenbewijs, dat zijn de schriftelijke stukken en de verklaringen van de getuigen die zijn gehoord, waarderen. Vervolgens gaat de rechtbank in op het verzoek van JBN om terug te komen op de eindbeslissing in het vonnis van 22 mei 2024 over het causaal verband en tot slot beslist de rechtbank over het al dan niet afgeven van het filmpje.
tegenbewijs niet geleverd
3.6. De rechtbank komt tot de conclusie dat JBN er niet in is geslaagd te bewijzen dat hij [ M. ] voor de wedstrijd heeft geïnformeerd over het samenvoegen van gewichtsklassen. Preciezer: JBN is niet geslaagd in het ontzenuwen van het vermoeden dat [ M. ] niet geïnformeerd is daarover. Dat wordt nu verder toegelicht.
3.7. JBN heeft twee getuigen laten horen: [ M. ] en de heer [ S. ]. die ook in de gewichtsklasse -94 kg was ingedeeld. Beide verklaringen dragen niet bij aan het (tegen)bewijs dat JBN [ M. ] vóór het duel heeft geïnformeerd dat gewichtsklassen zouden worden gecombineerd. In de getuigenverklaring van [ M. ] staat gewoonweg niet(s) over dat hem voor de start van het gevecht zou zijn verteld dat zijn gewichtsklasse zou worden samen.gevoegd met de gewichtsklasse daar boven van +94 kg. Uit de verklaring van [ S. ] kan dit ook niet worden afgeleid. Daaruit volgt juist eerder het tegendeel: Van [ S. ] verklaart dat hij niet wist dat zijn gewichtsklasse was samengevoegd met een andere gewichtsklasse. Bovendien heeft [ S. ] tijdens het getuigenverhoor bevestigd dat hij nog- steeds achter zijn schriftelijke verklaring staat, en daar ook bij blijft. waar het er over gaat dat er vanuit JBN geen mededelingen zijn gedaan over het samenvoegen van gewichtsklassen.
4
3.8. Ook de schriftelijke stukken die JBN als bewijs heeft aangedragen maken niet duidelijk dat [ M. ] voorafgaand aan de wedstrijd te horen heeft gekregen dat gewichtsklassen zouden worden samengevoegd. In de flyer en de uitnodiging voor het evenement op 23 april 2017 (productie 7 van JBN) staat daar - uiteraard - niets over. Ook het draaiboek (productie 8 van JBN) vermeldt niets over een mededeling aan [ M. ] over het samenvoegen van gewichtsklassen. Datzelfde geldt voor het bewijs van inschrijving van een andere deelnemer, [ L. ] (productie 9 van JBN). Dat [ L. ] en zijn coach wel op de hoogte zouden zijn geweest van de samenvoeging (productie 10 en 12 van JBN) vormt geen bewijs voor het standpunt dat [ M. ] dit ook wist. Uit de definitieve poule-indeling die JBN als productie 11 heeft overgelegd kan weliswaar worden afgeleid dat [ M. ] met drie anderen, waaronder [ B. ], staat ingedeeld in de "GEWICHTSKLASSE: Fighting Men Senioren, - 94 kg, maar er valt niet uit af te leiden dat dit een gemengde categorie is geworden met de categorie +94 kg. Integendeel, door de tekst "totaal in deze gewichtsklasse 4" die onder de namen van de deelnemers staat, doet het eerder vermoeden dat die 4 deelnemers dus tot die " GEWICHTSKLASSE: Fighting Men Senioren, -94 kg" horen. Tot slot geven de filmpjes (productie 13 van JBN) van de wedstrijden op 23 april 2017 tussen [ L. ], [ S. ] en [ B. ], net als de screenshots daarvan (productie 15 van JBN), ook geen informatie over het mededelen aan [ M. ] dat gewichtsklassen zijn samengevoegd. Over het gespreksverslag van 18 april 2018 dat is opgesteld door een expert van Andriessen Expertise (productie 14 van JBN) merkt de rechtbank op dat er inderdaad in staat dat [ M. ] heeft gezien dat [ B. ] "fors en zwaar was maar dat er ook in staat dat hij niet over het samenvoegen van categorieën is geïnformeerd. Ook daar komt voor het tegenbewijs geen (doorslaggevende) betekenis aan toe.
toetsingskader bindende eindbeslissing
3.9. Voordat ingegaan wordt op het standpunt van JBN dat de rechtbank moet terug komen op de bindende eindbeslissing dat causaal verband bestaat tussen - kort gezegd - het niet informeren en de schade overweegt de rechtbank het volgende.
Het is vaste rechtspraak dat de rechter die in een tussenuitspraak één of meer geschilpunten uitdrukkelijk en zonder voorbehoud heeft beslist hieraan, in beginsel, in het verdere verloop van de procedure gebonden is. Dit vloeit voort uit de eisen van een goede procesorde. Diezelfde eisen brengen echter ook mee dat de rechter aan wie is gebleken dat een eerdere gegeven, maar niet in een einduitspraak vervatte eindbeslissing berust op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag, bevoegd is om - gemotiveerd - over te gaan tot heroverweging van die eindbeslissing om te voorkomen dat op een ondeugdelijke grondslag een einduitspraak zou worden gedaan.
geen andere beslissing over causaal verband
3.10. De rechtbank ziet geen reden om terug te komen van de in het tussenvonnis van 22 mei 2024 in punt 3.16 gegeven beslissing over het causaal verband tussen het niet informeren van [ M. ] door JBN over het samenvoegen van gewichtsklassen en de schade die daarvan het gevolg is voor [ M. ].
In de optiek van JBN heeft [ M. ] 1) het causaal verband tussen het nalaten van JBN en zijn schade niet bewezen en heat hij 2) niet aangetoond dat hij zonder de normschending zou hebben afgezien van het spelen van de bewuste wedstrijd. Deze twee argumenten van JBN (uitgewerkt in de punten 4 en 5 in de conclusie na enquête) komen er in de kern op neer dat hij het niet eens is met het oordeel van de rechtbank over het causaal.verband. Dat is iets anders dan dat er feiten of omstandigheden zijn (aangedragen) waaruit kan blijken dat die beslissing(en) berust(en) op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag. Anders gezegd. er is niet gebleken van nieuwe feiten of omstandigheden op grond waarvan de rechtbank terug zou moeten komen van de bij tussenvonnis van 22 mei 2024 gegeven beslissing over het causaal verband. zodat zij gebonden is aan die beslissingen.
incidentele vordering van JBN
3.11. Daarmee komt de rechtbank toe aan de incidentele vordering van JBN. Hij vordert. bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad. in het incident dat de rechtbank [ M. ] veroordeelt om uiterlijk binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis aan JBN inzage en afschrift te verschaffen van het filmpje van de wedstrijd tussen [ M. ] en [ B. ] op 23 april 2017, op straffe van een dwangsom van E 250,00 per dag dat [ M. ] niet aan deze veroordeling voldoet, met veroordeling van [ M. ] in de kosten van het incident.
beoordelingskader 843a Rv
3.12. Voordat de rechtbank de incidentele vordering van JBN gaat beoordelen wordt eerst het volgende vooropgesteld. Artikel 843a Rv regelt dat degene die daarbij een rechtmatig belang heeft inzage afschrift of uittreksel van bepaalde bescheiden kan vorderen: de "exhibitieplicht'. Dit kan niet onbeperkt. Men moet een `rechtmatig belang' hebben, er moet sprake zijn van 'een rechtsbetrekking waarin hij partij is en het moet gaan om *bepaalde bescheiden- waarover de wederpartij beschikt. Dit laatste is opgenomen orn zogenaamde 'fishing expeditions" te voorkomen. Als sprake is van gewichtige redenen" of "indien redelijkerwijs aangenomen kan worden dat een behoorlijke rechtspleging ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd hoeft geen inzage te worden gegeven (lid 4 van artikel 843a Rv).
geen inzage
3.13. Nog los van de vraag of in dit stadium van de procedure nog zo'n vordering kan worden ingesteld. gaat de rechtbank die afwijzen. Het enige wat JBN. naast het opsommen van de formele vereisten voor een 843a-vordering. eigenlijk zegt is dat het filmpje volgens hem juist licht werpt op de feiten in deze zaak en het noodzakelijk is voor een beslissing in deze procedure. Behalve dat ook dit nog weinig concreet is. is de rechtbank het er niet mee eens. De rechtbank vermoedt dat de achterliggende gedachte/het onderliggende idee van JBN is dat hij net als met de andere filmpjes die hij heeft overgelegd, duidelijk wil maken dat met het blote oog vrij nauwkeurig valt in te schatten, zeker voor een ervaren jiujitska als [ M. ] is hoe zwaar een tegenstander is. Dat is echter niet waar het in deze procedure om gaat. De rechtbank heeft hier ook in het vonnis van 22 mei 2024 aandacht aan besteed (zie punt 3.17). Waar het wel om gaat is dat door mee te doen aan een wedstrijd. tussen JBN en een jiujitska een contractuele relatie ontstaat, die voor JBN een (zorg)plicht met zich mee brengt deelnemers te informeren als hij gewichtscategorieën gaat combineren. Dat het filmpje dat [ M. ] van zijn duel met [ B. ] heeft ook maar iets gaat bijdragen aan de vraag die hier nog openstond of JBN [ M. ] heeft geïnformeerd over de gecombineerde gewichtsklassen. heeft JBN niet alleen niet gesteld, maar ligt ook niet voor de hand.
toewijzing vordering [ M. ]
3.14. In het vonnis van 22 mei 2024 heeft de rechtbank voor de situatie dat JBN niet zou slagen in het leveren van tegenbewijs overwogen dat JBN in dat geval aansprakelijk is voor de schade die [ M. ] lijdt door zijn deelname aan de wedstrijd op 23 april 2017. In dit vonnis heeft de rechtbank beslist dat JBN het tegenbewijs niet heeft geleverd. Dit betekent dat de vordering van [ M. ] in principe kan worden toegewezen. Dat geldt in ieder geval voor de verklaring voor recht dat JBN aansprakelijk is voor de materiële en immateriële schade van [ M. ] veroorzaakt door de deelname aan de jiujitsu-wedstrijd op 23 april 2017. Die vordering zal de rechtbank toewijzen. Hett geldt in principe ook voor de veroordeling van JBN tot het betalen van - kort gezegd - schadevergoeding nader op te maken bij staat. Om te kunnen verwijzen naar de schadestaatprocedure is volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad voldoende dat eiser de mogelijkheid dat schade is geleden aannemelijk heeft gemaakt. Dat heeft [ M. ] gedaan. Over (de ingangsdatum van) de wettelijke rente over de materiële en immateriële schade, inclusief buitengerechtelijke kosten, neemt de rechtbank nu geen beslissing. Uitgangspunt is dat de wettelijke rente verschuldigd is vanaf de datum van het ongeval. Voor welke schadeposten dat wel en voor welke dat niet geldt, omdat die pas later zijn ontstaan, is op dit moment Met duidelijk. Daarom wordt over dit deel van de vordering geen beslissing genomen. Dat komt in de schadestaatprocedure aan bod. Op dit punt wordt de vordering van [ M. ] afgewezen.
de kosten van procedure
3.15. JBN is zowel in de hoofdzaak als in het incident in het ongelijk gesteld. JBN zal daarom worden veroordeeld in de proceskosten van de hoofdzaak en ook van het incident. Dat wordt hierna voor de hoofdzaak nog begroot. De kosten voor het incident staan (alleen) vermeld in de beslissing.
eerder al op het LSA Letselschade Magazine, nu ook op rechtspraak.nl: ECLI:NL:RBMNE:2024:6120
Met dank aan dhr. mr. Marco Zwagerman, Victim First Advocaten voor het inzenden van deze uitspraak.
Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2024/RBMNE-131124-2