Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Oost-Brabant 110614 mishandeling 17-jarige; onzekerheid oorzaken studievertraging; 1 jaar toegerekend aan depressie agv mishandeling; toewijzing conform Richtlijn Letselschaderaad

Rb Oost-Brabant 110614 mishandeling 17-jarige; psychisch letsel in overwegende mate gevolg mishandeling; causaal verband aangenomen;
- onzekerheid oorzaken studievertraging; 1 jaar toegerekend aan depressie agv mishandeling; toewijzing conform Richtlijn Letselschaderaad;
- opgebouwde studieschuld gedurende vertragingsjaar vastgesteld op de helft van twee jaar zonder studiefinanciering; € 4.400,-;
- vordering tzv mantelzorg afgewezen; niet aannemelijk dat inschakeling professionele krachten normaal en gebruikelijk zou zijn;
- geen blijvende fysieke of psychische beperkingen; vordering economische kwetsbaarheid afgewezen; 
- gekeken moet worden naar het geheel van feiten en omstandigheden toekenning EUR 4.000,-
-
 onvoldoende onderbouwd dat kosten betrekking hebben op andere werkzaamheden dan instructie zaak of voorbereiding procedure

Studievertraging

4.20.
[eiser] stelt dat hij door de lichamelijke en met name ook de psychische gevolgen van de mishandeling een flinke studievertraging heeft opgelopen. Hij is in 2004 begonnen met de vierjarige opleiding Sport en bewegen en heeft pas eind 2012 zijn diploma behaald. Hierdoor is hij ruim drie jaar later dan gepland aan het arbeidsproces gaan deelnemen. Op basis van de Richtlijn Studievertraging van de Letselschade Raad gaat [eiser] uit van een schade wegens studievertraging van € 15.224,- per jaar, en derhalve van een totale schade over drie jaren van € 45.672,-.

4.21.
[gedaagden] voeren verweer. Zij voeren onder meer aan dat studievertraging bij veel leerlingen voorkomt - ook bij de broer en zus van [eiser] - en diverse oorzaken kan hebben, en dat [eiser] niet voldoende heeft onderbouwd dat de studievertraging in zijn geval aan de mishandeling te wijten is.

De rechtbank overweegt als volgt.

4.22.
[eiser] is in september 2004 begonnen met zijn opleiding. Hij heeft in het eerste jaar niet alle vakken gehaald en is daarom in september 2005 opnieuw met het eerste leerjaar begonnen, met een vrijstelling voor de vakken die hij inmiddels had gehaald. Op 29 oktober 2005 vond vervolgens de mishandeling plaats. Ondanks de lichamelijke en psychische klachten die [eiser] in de maanden na de mishandeling heeft ondervonden, heeft hij aan het eind van het schooljaar 2005/2006 zijn eerste leerjaar kunnen afronden. Dat het aanvankelijk zijn bedoeling was om in het schooljaar 2005/2006 ook al vakken van het tweede leerjaar te doen en dat dit door de gevolgen van de mishandeling niet is gelukt, is door [eiser] niet gesteld. Van een studievertraging als gevolg van de mishandeling was tot op dat moment dus geen sprake.

4.23.
In het schooljaar 2006/2007 heeft [eiser] het tweede leerjaar doorlopen, maar zonder resultaat. Het jaar daarna heeft [eiser] het tweede leerjaar volledig opnieuw moeten doen, ditmaal met succes. De rechtbank overweegt dat door [eiser] niet concreet is aangegeven waarom het schooljaar 2006/2007 niet succesvol was. [eiser] heeft geen (medische) informatie is overgelegd waaruit kan blijken dat er in dat schooljaar sprake was van psychische of andere aan de mishandeling te relateren klachten of problemen die er de oorzaak van waren dat [eiser] in dat schooljaar geen resultaat wist te behalen. De rechtbank ziet dan ook geen grond om te oordelen dat de in dat schooljaar opgelopen vertraging verband houdt met de mishandeling. In het schooljaar 2007/2008 heeft [eiser] geen verdere studievertraging opgelopen, ondanks de terugkeer van psychische klachten omstreeks februari/maart 2008.

4.24.
Met ingang van het schooljaar 2008/2009 is [eiser] in Sittard begonnen met het derde leerjaar. Naar eigen zeggen begon hij het schooljaar redelijk goed, maar kreeg hij gaandeweg weer psychische klachten en werd het hem uiteindelijk allemaal te veel. Op 2 juni 2009 heeft een gesprek plaatsgevonden op school met [eiser] en zijn vader, waarin onder meer is afgesproken dat [eiser] op medisch sociale indicatie zou stoppen met zijn opleiding, dat hij hulp zou zoeken en aan zichzelf zou gaan werken, en dat hij zich met ingang van het schooljaar 2010/2011 weer zou mogen aanmelden voor het derde leerjaar (prod.21). [eiser] heeft vervolgens naar eigen zeggen veel gepraat over de mishandeling, wat bijbaantjes gehad en vrijwilligerswerk gedaan als voetbaltrainer. Hij zou ook regelmatig zijn huisarts hebben bezocht om over zijn psychische klachten te praten. Met ingang van het schooljaar 2010/2011 heeft [eiser] zijn opleiding weer opgepakt en in december 2012 zijn diploma behaald.

4.25.
De rechtbank overweegt over de schooljaren 2008/2009 en 2009/2010 het volgende. In deze jaren heeft [eiser] geen studieresultaten behaald. Vaststaat dat [eiser] in juni 2009 depressief was. De rechtbank acht aannemelijk dat deze depressie een negatieve invloed heeft gehad op het functioneren van [eiser] en heeft bijgedragen aan het besluit van 2 juni 2009 om tijdelijk te stoppen met studeren. Dit vindt ook steun in de door [eiser] overgelegde brief van zijn opleidingsmanager van 28 januari 2010 (prod.5) waarin deze de psychische toestand van [eiser] gedurende het schooljaar daarvoor als volgt beschrijft:

“Tijdens het hele studiejaar waren er voortdurend momenten van ontevredenheid, irritaties door absentie en afspraken niet nakomen. In gesprekken met jou bleek dat er in het verleden voorvallen waren geweest die oorzaak waren van deze handelwijze. Je was er niet vaak bij, voortdurend moesten docenten je erop wijzen dat je meer met de studie moest bezig zijn, echter de concentratie hiervoor kon je niet opbrengen. Er speelde voortdurend iets mee waardoor je niet het vermogen had om ervoor te gaan. Wel willen, maar niet kunnen noemden docenten dit.
In gesprekken met jou heeft de heer [naam] ook aangegeven dat je hulp moest zoeken om voor jezelf een weg te vinden die je kon inslaan. Uiteindelijk ben je van school gestuurd met de opdracht om eerst voor jezelf de zaakjes op orde te brengen en daarna eventueel de studie weer op te pakken. Hierdoor heb je natuurlijk een volledig studiejaar gemist en dus studievertraging opgelopen.”
De rechtbank neemt dan ook als vaststaand aan dat de depressieve klachten van [eiser] ertoe hebben bijgedragen dat [eiser] twee jaar studievertraging heeft opgelopen bij het behalen van zijn derde leerjaar. De rechtbank heeft evenwel te weinig concrete aanknopingspunten om te kunnen concluderen dat de vertraging van twee jaar volledig is veroorzaakt door de depressie van [eiser] en dat die totale vertraging daarom, gelet op het eerder vastgestelde causaal verband tussen de mishandeling en het ontstaan van de depressie, is te beschouwen als een (verlaat) gevolg van de mishandeling. De rechtbank acht hierbij het volgende van belang.

4.26.
[eiser] heeft geen (medische) informatie naar voren gebracht over de ernst en het verloop van zijn depressieve klachten en de eventuele behandeling daarvan. In maart 2008 heeft de huisarts [eiser] doorverwezen naar een psycholoog voor EMDR-therapie maar niet bekend is of [eiser] aan die doorverwijzing gehoor heeft gegeven en zo ja, wat dit heeft opgeleverd. Niet bekend is ook wat er na 2 juli 2009 is gebeurd. Ter zitting heeft [eiser] aangegeven niet te weten of hij in het schooljaar 2009/2010 onder behandeling is geweest van een psycholoog. Zijn stelling, dat hij in dat schooljaar wel regelmatig met zijn huisarts zou hebben gesproken over zijn psychische klachten, vindt geen steun in het overgelegde journaal. De uitdraai van het huisartsjournaal dateert van 20 januari 2010 en daaruit blijkt dat [eiser], ondanks telefonische en schriftelijke oproepen van de huisarts, tot op dat moment niet bij de huisarts is terug geweest voor diagnostisering of behandeling van zijn depressieve klachten.

4.27.
[eiser] heeft ook niet duidelijk gemaakt wat de oorzaak is geweest van de opgelopen vertraging in de eerste jaren van zijn studie. Niet valt daarom uit te sluiten dat er andere - niet aan de mishandeling te relateren - belemmerende factoren zijn aan te wijzen die [eiser] niet alleen in die eerste jaren parten hebben gespeeld maar die ook hebben bijgedragen aan de studieproblemen in de jaren 2008 tot 2010. In het huisartsjournaal dat [eiser] heeft overgelegd, heeft hij een aantal passages onleesbaar gemaakt, waaronder de notities die zijn huisarts heeft gemaakt in de periode tussen 7 april 2008 en 2 juni 2009 en in de periode tussen 4 juni 2009 en 2 juli 2009. Een toelichting hiervoor heeft [eiser] niet gegeven en niet valt uit te sluiten dat [eiser] in die periodes kampte met een ander - niet aan de mishandeling te relateren - medisch probleem dat het studeren voor [eiser] moeilijk maakte. De hierboven onder 4.25 geciteerde omschrijving van de op school geconstateerde problemen met [eiser] is te weinig specifiek om op basis daarvan aan te nemen dat alle problemen uitsluitend werden veroorzaakt door de depressie van [eiser].

4.28.
De conclusie van de rechtbank luidt daarom dat weliswaar vast staat dat de studievertraging van twee jaar mede is veroorzaakt door de depressieve klachten van [eiser] - die op hun beurt (mede) zijn veroorzaakt door de mishandeling - maar dat niet zeker is in hoeverre die vertraging daardoor is veroorzaakt. Daarvoor is te weinig bekend over de ernst en het verloop van de depressie en over mogelijke andere belemmerende factoren. De rechtbank is van oordeel dat de onzekerheid over het aandeel van de depressie in de studievertraging tot op zekere hoogte voor risico van [gedaagden] dient te komen, en zal één jaar studievertraging toerekenen aan de depressieve klachten van [eiser]. De schade die [eiser] kan vorderen is derhalve de schade die hij heeft geleden doordat hij een jaar later zijn studie heeft afgerond dan zonder de mishandeling het geval zou zijn geweest.

4.29.
[eiser] vordert een bedrag van € 15.224,00 per jaar vertraging op basis van de Letselschade Richtlijn Studievertraging (het normbedrag 2010 voor studenten met havo, mbo of vwo). [gedaagden] voeren hiertegen verweer, onder meer door zich er op te beroepen dat [eiser] in het jaar waarin hij tijdelijk stopte met zijn studie heeft gewerkt en inkomsten heeft gehad, en dat niet vast staat dat [eiser] na eerdere afronding van zijn opleiding werk op zijn opleidingsniveau had kunnen vinden.

4.30.
De rechtbank overweegt als volgt. Aannemelijk is dat [eiser] schade heeft geleden doordat hij als gevolg van de mishandeling een jaar langer over zijn studie heeft gedaan en daarom een jaar later kon beginnen met werken op zijn opleidingsniveau. Hieraan doet niet af dat [eiser] tijdens het jaar studieonderbreking bijbaantjes heeft gehad. Uit hetgeen [eiser] ter zitting heeft verklaard volgt dat [eiser] na het behalen van zijn diploma direct aan het werk kon als sporttrainer en dat hij - na een kleine onderbreking medio 2013 - ook thans werkzaam is als sporttrainer. Zijn aanstelling is naar [eiser] stelt gegroeid van aanvankelijk 16 uur per week, via 20 uur per week naar inmiddels 30 uur per week met uitzicht op een fulltime dienstverband. Aannemelijk is dat [eiser] zonder het jaar studievertraging eenzelfde carrièreverloop had gehad en derhalve eerder (meer) inkomsten had kunnen verwerven. In dit geval acht de rechtbank het redelijk dat [eiser] voor de berekening van zijn schade aansluiting zoekt bij het normbedrag per jaar studievertraging voor een MBO-er vanaf 2010 zoals vastgesteld door de Letselschade Raad in haar Richtlijn Studievertraging. Een bedrag van € 15.224,- is daarom toewijsbaar.

ECLI:NL:RBOBR:2014:3180