Overslaan en naar de inhoud gaan

RBGEL 180919 whiplash; stelling dat de studievertraging pas kan worden gerekend vanaf moment dat studie zou zijn afgerond gaat niet op

RBGEL 180919 whiplash, plausibiliteitstoets; Juridisch causaal verband; voorschot wegens studievertraging.
- rol regelend 1e verzekeraar en 2e verzekeraar bij twee opeenvolgende ongevallen
- tegenverzoek tzv neuropsycholgisch onderzoek tijdig nu het 7 dagen voor de zitting door de rechtbank is ontvangen
- stelling dat de studievertraging pas kan worden gerekend vanaf moment dat studie zou zijn afgerond gaat niet op
- BGK gevorderd € 23.389,13, waarvan € 13.214,40 betaald, aanvullend voorschot van € 7.000,00 toegewezen
- 15 uur voor verzoekschrift bovenmatig, 10 uur redelijk; correspondentie en overleg 1 uur; overige 8 uren redelijk, totaal 19 x € 210,00 x 121% = € 4827,90

Betaling voorschot

4.12.
Bij de beoordeling van de vraag of in een deelgeschilprocedure een voorschot op de schadevergoeding moet worden toegekend, zal de rechter onder meer dienen te onderzoeken of voldoende aannemelijk is dat de aansprakelijke persoon voor het bedrag van het verzochte voorschot aansprakelijk is. In dit geval is de aansprakelijkheid voor de (gevolgen van de) ongelukken erkend en is vastgesteld dat de klachten van [verzoekster] in causaal verband staan met die ongelukken. Beoordeeld moet worden of aannemelijk is dat de kosten waarvoor een voorschot wordt gevraagd in causaal verband staan met die klachten.

4.13.
Uit de bij emailbericht van 11 mei 2019 overgelegde schadestaat van 17 juli 2018 en de stellingen uit het verzoekschrift volgt dat het verzoek tot betaling van het voorschot van € 50.000,00 vooral ziet op kosten wegens studievertraging en bijkomende kosten lening DUO, voor welke posten, zoals door ASR c.s. niet is betwist, nog niet eerder is bevoorschot. ASR c.s. betwist dat de opgelopen studievertraging van twee jaar geheel het gevolg is van de [verzoekster] overkomen ongevallen. De rechtbank acht, gelet op de aard van de gezondheidsklachten die in causaal verband staan tot de ongevallen, aannemelijk dat de studievertraging in ieder geval mede is te wijten aan deze klachten, te meer nu de ongevallen kort na elkaar hebben plaatsgevonden en de studievertraging vanaf die ongevallen is opgetreden. Dat thans, onder meer vanwege het ontbreken van vastgestelde beperkingen, waarvoor nog nader onderzoek nodig is, de volledige omvang van de schade niet met zekerheid kan worden vastgesteld, brengt niet mee dat voor het toekennen van een voorschot vanwege schade bestaande uit/als gevolg van studievertraging geen plaats is. De rechtbank acht, mede nu niet betwist is dat volgens de richtlijn studievertraging van de Letselschade Raad het norm bedrag voor één jaar studievertraging voor een HBO-opleiding € 20.450,00 bedraagt, voldoende aannemelijk dat een veroordeling tot betaling van een aanvullend voorschot van € 20.000,00 redelijk is. De stelling dat de studievertraging pas kan worden gerekend vanaf het moment dat [verzoekster] in de situatie zonder ongeval haar studie zou hebben afgerond, zoals door ASR is betoogd, gaat niet op, nog daargelaten dat niet weersproken is dat de studie indien iedere vertraging was uitgebleven in juli 2018 zou zijn voltooid. De studievertraging is immers al opgelopen vanaf het moment en dat [verzoekster] haar studie niet heeft kunnen vervolgen. ECLI:NL:RBGEL:2019:6090